woensdag 4 oktober 2023

Inleiding over Genesis 15

Geschreven door Machiel Lock. Voor mannenvereniging, dinsdagavond 3 oktober 2023.


Broeders,

In vers 18 van Genesis 15 hebben we gelezen dat de HEERE een verbond sloot met Abram. De HEERE zei tegen hem: “Uw zaad [zaad: nageslacht] heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier Frath [Frath: Eufraat],” [en vervolgens worden er 10 volken genoemd]. Waar denken we aan bij het woord “verbond”? De dikke Van Dale geeft twee betekenissen van het woord “verbond”: 1) plechtige overeenkomst, vooral tussen twee of meer landen; 2) groep mensen die samen voor een doel werken = bond.

In Genesis 15 heeft verbond met name de betekenis van nr. 1. Het is een plechtige overeenkomst. In dit geval gaat het initiatief van de HEERE uit. Hij sluit een verbond met Abram. Een verbond heeft iets vriendschappelijks in zich. Wat is het tegenovergestelde van een verbond? Ik weet niet of daar een woord voor bestaat, maar het woord “conflict” komt er wel bij in de buurt.

We zien diverse conflicten in de wereld om ons heen. De kranten staan nog elke dag vol met nieuws over oorlogen. Misschien zitten we zelf ook wel in conflict met een ander. Hoe komen we uit een conflict? Hoe kunnen we sowieso bijdragen aan een waardige samenleving? Ik denk in de eerste plaats door de weg van de zelfverloochening te gaan. Dat is de weg achter de Heiland, Christus, aan. Dat betekent luisteren naar de stem van Jezus Christus. Maar ook in het Oude Testament staan leerzame lessen voor ons.

We hebben in Genesis 15 twee visioenen van de HEERE gelezen. De beide visioenen zijn gericht aan Abram. In de beide visioenen wordt Abram door de HEERE bemoedigd. De HEERE zegt tegen Abram: “Ik ben u een Schild”. God belooft aan Abram dat die een groot nageslacht zal krijgen. En de HEERE zegt ook tegen Abram: “Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeeën.” Het eerste visioen richt zich met name op de toekomst, dus op wat de HEERE van plan is met Abram te gaan doen. In het tweede visioen stelt de HEERE met name centraal wat Hij in het verleden met Abram heeft gedaan. Later zal God de Tien Geboden aan Zijn volk Israël geven. Als aanhef op deze geboden stelt God Zich aan Israël voor met de woorden: “Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis [het diensthuis: de slavernij], uitgeleid heb.” Israël werd door God bevrijd. De Israëlieten werden onderdrukt door de Egyptenaren. Maar over Abram lezen we niet expliciet dat hij in Ur gevaar liep. Toch heeft de HEERE Abram vanuit Ur gebracht naar een land dat straks in Abrams bezit zal zijn. Abram vraagt aan de HEERE: “Waarbij zal ik weten dat ik het [het: het land] erfelijk bezitten zal?” Abram vraagt God om een teken dat God werkelijk Abrams Schild is. God laat zien dat Hij Abrams Schild is als Abram de volgende opdracht uitvoert.

Abram krijgt van de HEERE de opdracht om drie dieren te brengen: een driejarige koe, een driejarige geit en een driejarige ram. Ook krijgt Abram de opdracht van de HEERE om twee vogels te brengen. De twee vogels zijn een tortelduif en een jonge duif. Abram snijdt de koe, de geit en de ram in tweeën. Daarna plaatst hij de delen in rijen tegenover elkaar. Maar dat doet Abram niet met de twee vogels. Abram slacht de twee vogels wel voor de HEERE, maar hij deelt de vogels niet in tweeën. Vurige symbolen banen zich een weg tussen de dierenhelften, en op die dag sluit de HEERE een verbond met Abram. De HEERE geeft met dat verbond aan dat Zijn belofte zal uitkomen. Want Abrams nakomelingen zullen het land Kanaän in bezit krijgen.

De HEERE geeft dus de opdracht aan Abram om een aantal dieren voor Hem te halen en te slachten. Dit ritueel eindigt met de interessante opmerking. Er strijken roofvogels neer op de karkassen, dus op de gedode dieren. Roofvogels vliegen alleen overdag. Abram jaagt de roofvogels weg. Daardoor slaan die roofvogels op de vlucht.

Abram laat met het doden van de dieren zien dat hij zijn nakomelingen beschermt tegen de aanvallen van de vijanden. Abram vocht al eerder tegen zijn vijanden. En met zegen. Hij redde Lot. Lot is een zoon van Abrams broer. Abram is een beschermer in meerdere situaties. We lezen in vers 12 van Genesis 15 dat de zon naar beneden gaat. Dus het is dan ’s avonds. Dat lijkt problematisch, want in vers 5 van Genesis 15 lezen we al over de sterren die schijnen. Dus het moest in vers 5 al nacht zijn. Maar dit probleem lost zich op als we ons realiseren dat we in vers 11 over roofvogels lezen. Roofvogels jagen altijd alleen overdag op hun slachtoffers. Vanaf vers 7 lezen we dus over de tweede dag in Genesis 15. Er valt een diepe slaap op Abram.

Abram wordt door angst voor God overspoeld zodra hij zich in een bewusteloze toestand bevindt. Een diepe slaap heeft Abram overvallen. Het directe handelen van God veroorzaakt bij Abram grote angst. Plotseling maakt de HEERE Zijn belofte aan Abram duidelijk. De HEERE heeft het land Kanaän al aan Abram beloofd. Maar nu wordt het Abram duidelijk dat alleen zijn nakomelingen het land Kanaän zullen bezitten. Abrams nakomelingen zullen Kanaän bezitten na een onderbreking van vierhonderd jaar. Want eerst zullen ze vier eeuwen lang in extreme mate worden onderdrukt door de Egyptenaren.

De HEERE onthult aan Abram niet precies welk erbarmelijke lot Abrams nakomelingen zal overkomen. Wel dat de nakomelingen van Abram onderdrukt zullen worden en als slaaf zullen gaan werken in een land dat niet van hen is. Maar ook Egypte zal door de HEERE ter verantwoording worden geroepen. Dan zullen de Israëlieten uit dat land wegtrekken en van daaruit veel bezit meenemen. Misschien deed die belofte Abram wel denken aan de dag waarop hij zelf ook een vreemd land verliet en van daaruit veel verworven bezit meenam. Hoewel Abram dat bezit tegen hoge kosten had verworven. Abram zal nu een turbulente toekomst bespaard blijven. Abram zal vreedzaam naar zijn graf gaan. Hij zal in vrede met zijn voorouders worden verenigd en in gezegende ouderdom begraven worden.

Er bestaat geen twijfel over de uiteindelijke bestemming van Abrams nakomelingen. Vier generaties van slavernij in Egypte zullen tot een einde komen. Abrams nakomelingen zullen komen naar het land waarin Abram nu is. De ongerechtigheid van de Amorieten zal haar volle omvang bereiken. Dan zullen de Israëlieten het land Kanaän binnengaan om het land Kanaän te bezitten. De opvolger van Mozes is Jozua. Onder leiding van Jozua zou Israël uiteindelijk het beloofde land Kanaän intrekken. Het binnengaan van Israël in het land Kanaän is een daad van rechtvaardigheid, en niet van agressie. Je ziet in dit gebeuren als het ware een symbolische betekenis voor elk kind van God. Als gelovige ben je nog in een land dat niet je definitieve thuis is. Je definitieve thuis komt dan na je sterven. Als kinderen van God zijn we pelgrims op weg naar het hemelse Kanaän.

Vuur is in de Bijbel vaak een symbool van Gods aanwezigheid. De HEERE gaat door middel van vurige symbolen tussen het dierlijk vlees door. Dat is een bevestiging van de HEERE dat Abrams nakomelingen daadwerkelijk het land Kanaän zullen gaan bezitten.

De dieren worden doorgesneden en er wordt een verbond opengesneden. God verplicht Zichzelf om aan Abrams nakomelingen om het land te geven waarin dan nog tien naties wonen. Die tien naties bewonen allemaal het eigenlijke land Kanaän. De HEERE geeft de grenzen van het land aan dat Hij aan Abrams nakomelingen belooft. De geografische uitersten van de belofte van de HEERE reiken verder dan alleen het land Kanaän. Dat blijkt vooral uit het feit dat de grote rivier genoemd, de rivier de Eufraat. In feite werd de belofte van landverovering pas helemaal vervuld toen David koning over Israël was. Dat was vele honderden jaren later.

De gedode dieren staan symbool voor de nakomelingen van Abram. Deze offerdieren worden beschermd tegen aanvallen van roofvogels. De roofvogels staan symbool voor de vijanden. De rokende oven en een brandende fakkel gaan tussen de dierhelften door. Na de dood van Abram zal de HEERE onder Abrams nakomelingen wandelen. Abrams nakomelingen zullen 400 jaar lang verdrukt worden in Egypte. Hun uittocht zal plaatsvinden in de vierde generatie. Ze zullen dan Kanaän ingaan. Abrams nakomelingen verdrijven de tien naties die dan nog in Kanaän wonen.

Abram wordt in Genesis 15 niet alleen geschilderd als een vrome man die de HEERE dient. Abram wordt in dit hoofdstuk ook geschilderd als een overwinnende koning, en wel door Gods kracht. De HEERE belooft aan Abram de overwinning op Abrams vijanden. De HEERE belooft Abram ook een groot gebied. Dat grote gebied is voor Abrams nakomelingen.

In Genesis 17 lezen we opnieuw dat God Zijn verbond opricht met Abram. Abram gaat dan voortaan Abraham heten, omdat God hem tot een vader van een menigte van volken maakt. God belooft opnieuw aan Abraham dat Hij heel het land Kanaän zal schenken aan Abrahams nakomelingen. God stelt als verbondsteken de besnijdenis in. Elk mannelijk kind van acht dagen oud moet voortaan worden besneden. Het woord “verbond” valt voor het eerst in de Bijbel bij de geschiedenis van Noach. God richt Zijn verbond met Noach op, zie Genesis 6:18. Noach en zijn familie zullen in de ark in leven blijven tijdens de zondvloed. Na de zondvloed offert Noach aan God. God belooft dat het water niet meer tot een vloed zal worden om alle levende wezens te doden. Als teken van dit verbond geeft God de regenboog, zie Genesis 9:8-17. Het gaat hier niet om het genadeverbond in bredere zin. Dat betekent niet dat Noach het enkel moest doen met een verbond dat alleen betrekking had op dit leven hier op aarde. Ook Noach mocht delen in de moederbelofte. De moederbelofte lezen we in Genesis 3:15. De HEERE God zei tegen de slang dat het nageslacht van Eva de kop van de slang zal vermorzelen. Jezus Christus heeft inderdaad de satan overwonnen.

Na Noach lezen we in Genesis over het verbond van God met Abraham. De HEERE roept Abraham. Met deze roeping werkt de HEERE de moederbelofte uit. God geeft aan Abrahams nageslacht het land Kanaän tot eeuwig bezit. De HEERE riep Abram uit het Ur van de Chaldeeën. De HEERE zei al tegen Abram dat in Abram al de geslachten van de aarde gezegend zullen worden. Deze belofte aan Abram is ten diepste vervuld door de komst van Jezus Christus als Mens op aarde. Door het geloof in Jezus worden Joden en heidenen zalig. Het genadeverbond is het verbond van God waarin God de mensheid de weg tot het eeuwige behoud aanwijst.

Als gelovigen zijn we kinderen van God. Jezus Christus is de Zaligmaker. Wij vertrouwen erop dat Christus onze Zaligmaker is. Als christenen geven we ons elke dag over aan Christus en wij wijden ons leven aan Hem. Daarom delen wij in Gods nieuwe verbond. Jezus stelde het Avondmaal in als gedachtenismaaltijd aan Zijn lijden en sterven. Op het moment dat Jezus de drinkbeker aan Zijn discipelen uitreikte, zei Hij (zie Mattheüs 26:28): “Dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments [ook wel: Verbonds], hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden.”

In het Oude Testament bevestigde God Zijn verbond met Israël. Vervolgens sprenkelde Mozes het bloed van het verbond uit op het volk Israël. Mozes zei: “Met dit bloed wordt het verbond bekrachtigd dat de HEERE met u heeft gesloten door u al deze geboden te geven.” De Tien Geboden gaf de HEERE als richtsnoer voor het leven van Zijn volk. Het is veelzeggend dat Jezus niets van deze Tien Geboden afdoet. Dan mogen we wel met recht zeggen dat de Tien Geboden ook voor ons geldend zijn. Als we ernaar streven ons naar die gebeden te leven, dan dragen we bij aan het creëren van een vreedzame samenleving. Als we ernaar streven naar de Tien Geboden te leven, dan zullen we eenmaal uit alle ellende bevrijd worden. God zegt: vereer naast Mij geen andere goden. De drie-enige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, is God. Maak voor u zelf geen beeld en buig daar niet voor neer. Misbruik de Naam van de HEERE niet. Houd de sabbatdag in ere en heilig die. Eer uw vader en uw moeder. Pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg over een ander geen vals getuigenis af, en begeer niets wat van uw naaste is.

Wij bevinden ons in het tijdperk van Gods nieuwe verbond. Over ons hoeft geen bloed meer gesprenkeld te worden. Jezus Christus heeft de profetie over de lijdende Knecht vervuld. Jezus is namelijk deze lijdende Knecht bij uitstek. Jesaja schreef over deze lijdende Knecht: “Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad [zaad: nageslacht] zien, Hij zal de dagen verlengen, en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk [gelukkiglijk: voorspoedig] voortgaan. Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en zal Hij verzadigd worden. Door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.” Het bleef voor de lijdende Knecht gelukkig niet alleen bij het lijden. Want na het lijden ziet Hij zaad, dat is nageslacht. De dood heeft niet het laatste woord. Gelukkig. Jezus is de opgestane Levensvorst. En daarom is er ook voor ons leven na de dood. 

God heeft aan Zijn volk Israël een land van rust beloofd. Gods belofte over het land van rust geldt nog steeds. De echte rust zal namelijk nog komen voor Gods volk. Broeders, blijf dus staande op de weg van geloof, hoop en liefde. Als we deze weg volgen, dan vertrouwen we op het reddende offer dat Jezus voor ons heeft gebracht. En we hebben hoop op een beter leven na dit leven en we houden het oog op God gericht. En we bevorderen zoveel mogelijk het welzijn van onze medemens.

Er staat in de Bijbel nog een mooie profetie over Israël. Het gelovige nageslacht van Abraham vormt het werkelijke Israël. Dat nageslacht heeft het eeuwige leven. En niet alleen zij. Want wij allen zijn door het geloof kinderen van de hemelse Vader. Daarom is onze dood straks een doorgang naar het eeuwige leven. Wij gaan dan de hemelse heerlijkheid in, het hemelse Kanaän. Maar van het hemelse Kanaän is al iets te proeven in wat we om ons heen uitstralen. Straks na de pauze hopen we hierover door te spreken.


Vragen bij inleiding op mannenvereniging, avond dinsdag 3 oktober 2023

 

1.       Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen Gods verbond met Abraham en Gods nieuwe verbond in Christus?

2.       Wat houdt het genadeverbond in en wat houdt de verkiezing in? Vallen deze samen of juist niet?

3.       Waarom is het binnengaan van het volk Israël in het land Kanaän een daad van rechtvaardigheid en niet van agressie?

4.       Op welke manieren straalt een gelovige iets uit van het hemelse Kanaän in de wereld om hem/haar heen?

maandag 2 oktober 2023

Israëlzondag

Het was gisteren de eerste zondag van de maand oktober. Deze zondag heeft in de kerkelijke traditie een naam gekregen: Israëlzondag. En ik vind het terecht dat de kerk een specifieke zondag reserveert om daarmee extra haar verbondenheid met het volk Israël te onderstrepen. Het volk Israël bestaat uit Jakob en de nakomelingen van Jakob. Jakob kreeg van God een nieuwe naam: Israël, zie Genesis 32:27. Israël is de stamvader van het joodse volk. Jakob was een zoon van Izak en een kleinzoon van Abraham. Abraham heette eerst Abram. Uit het geslacht van Abraham, Izak en Jakob is de Messias geboren. De Messias is Jezus Christus.

Gisteren was het dus Israëlzondag. In het jaar 1949 stelde de synode van de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk het houden van de Israëlzondag in. Dat was dus net na de Tweede Wereldoorlog en ook net na de vestiging van de staat Israël. In 1950 besloot de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk om een vaste zondag in het jaar uit te roepen als de Israëlzondag. Dat werd de eerste zondag van oktober. 

Er zijn meerdere motieven voor het houden van een specifieke Israëlzondag. Bijvoorbeeld om gestalte te geven aan onze liefde voor het volk Israël. We houden ook Israëlzondag om ons te bezinnen op de relatie tussen de kerk en het volk Israël, en om in het bijzonder voor het volk Israël te bidden. In 1984 stelde de synode van de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland officieel het houden van de Israëlzondag in. En in 1988 deed de toenmalige Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden hetzelfde. Tegenwoordig wordt er in een aantal kerken nog steeds op de eerste zondag van oktober de Israëlzondag gehouden.

En als we spreken over de Israëlzondag, wat wordt er dan bedoeld met Israël? Als de naam Israël valt, dan denken veel mensen niet aan het volk Israël. Veel mensen denken bij Israël aan de staat Israël. Er is nog steeds een conflict gaande tussen de staat Israël en de staat Palestina. 

Dit conflict heeft een ingewikkelde oorsprong. De Joden in Europa hadden het erg moeilijk. Zij werden steeds achtergesteld. Een Joods-Oostenrijkse activist zag een eigen joodse staat als de oplossing om de Europese Joden uit hun moeilijke positie te halen. Die activist vond dat de joodse staat moest komen in Palestina. De Joden waren het daarmee eens. Na de Eerste Wereldoorlog kregen de Britten het gezag over Palestina. Dankzij de Britten konden steeds meer Joden zich in Palestina vestigen. Dat leidde tot een opstand van de Palestijnen tegen Israël. Die opstand werd nog eens versterkt toen Israël zichzelf in 1948 uitriep tot een onafhankelijke staat. Vrede tussen Israël en Palestina zou mogelijk kunnen zijn als het gehele gebied één staat is voor de Joden én ook voor de Palestijnen. Daarin zouden de Joden en de Palestijnen gelijke rechten moeten hebben. Maar dat leidt sowieso tot het einde van het joodse karakter van de staat Israël. Dat zullen veel Joden niet accepteren.

Conflicten zullen er altijd blijven, zolang deze wereld bestaat. We zien diverse conflicten in de wereld om ons heen. Misschien zitten we zelf ook wel in conflict met een ander. Hoe komen we uit een conflict? Hoe kunnen we sowieso bijdragen aan een waardige samenleving? Ik denk in de eerste plaats door de weg van de zelfverloochening te gaan. Dat is de weg achter de Heiland, Christus, aan. Dat betekent luisteren naar de stem van Jezus Christus. 

God had aan Zijn volk Israël een land van rust beloofd. Gods belofte over het land van rust geldt nog steeds. De echte rust zal namelijk nog komen voor Gods volk. Ga en blijf op de weg van geloof, hoop en liefde. Als we deze weg volgen, dan vertrouwen we op het reddende offer dat Gods Zoon, Jezus, voor ons heeft gebracht. En hebben we hoop op een beter leven en we houden het oog op God gericht. En we bevorderen zoveel mogelijk het welzijn van onze medemens.

Er staat in de Bijbel nog een mooie profetie over Israël. Het gelovige nageslacht van Abraham vormt het werkelijke Israël. Dat nageslacht heeft een glansrijke toekomst, zie Romeinen 11:26. En niet alleen zij. Door het geloof zijn wij allen kinderen van de hemelse Vader. Daarom zijn we op weg naar de hemelse heerlijkheid: het hemelse Kanaän, waar geen ellende meer is.

Machiel Lock, maandag 2 oktober 2023

maandag 28 augustus 2023

God en het lijden

Een lastig thema is: "God en het lijden". Ik voel me geroepen om iets over dit thema te schrijven. Want er zijn helaas al heel wat mensen van het geloof in Jezus afgevallen, omdat ze het niet kunnen plaatsen dat God niets aan ellende in de wereld zou doen. In het Oude Testament, om precies te zijn in Deuteronomium 7, staat dat God aan Zijn uitverkoren volk Israël de opdracht geeft om zeven volken te doden, zodat Israël zelf in de gebieden van die volken kan wonen. Ik kan me voorstellen dat deze opdracht van God vragen oproept. God is toch Liefde? Jazeker, dat is Hij. We lezen dat in 1 Johannes 4:8. Toch lezen we in de Bijbel meer over God. Bijvoorbeeld in Hebreeën 12:29, waar staat dat God een verterend vuur is. God bestraft kwade daden van de mens. Dat is Zijn goed recht. Vanuit het Oude Testament blijkt dat God specifieke zonden bestraft. In 2 Samuël 12 bijvoorbeeld, waar we onder andere lezen dat als straf op Davids overspel het eerste kindje van David en Batseba binnen een week stierf.

We horen nog weleens de uitspraak dat de God van het Nieuwe Testament vredelievender is dan de God van het Oude Testament. Toch geloof ik dat dat verschil er niet is. Ik denk dan aan de geschiedenis over Ananias en Saffira, waarover we lezen in het Nieuwe Testament, in Handelingen 5:1-11. Ananias en Saffira hadden een stuk van hun grond verkocht. Ze hielden een deel van de opbrengst daarvan voor zichzelf. Een ander gedeelte van de opbrengst brachten zij naar de apostelen van Jezus. Maar Ananias en Saffira zeiden niet dat ze een gedeelte van de opbrengst voor zichzelf hadden achtergehouden. Ze vertelden dus niet de waarheid. Ze vertelden dat ze de gehele opbrengst aan de apostelen gegeven hadden. Dit nam God zo ernstig dat Ananias en Saffira beiden direct de geest gaven. Ook in het Nieuwe Testament blijkt dus duidelijk dat God geen gemeenschap met de zonden kan hebben.
We horen nogal eens: als God liefde is, dan zou er toch nooit meer ellende in de wereld zijn. En ik begrijp die redenatie ergens wel. Een vader die liefdevol is, die heeft toch het beste met zijn kinderen voor? Die laat zijn kinderen toch geen pijn doen? Ja, dat is waar. Maar er is meer te zeggen. Het is toch gerechtvaardigd dat een vader dan toch ook liefde van zijn kinderen verwacht? God vroeg van de mens het antwoord van liefde tot Hem. God gaf de mens de opdracht om naar Hem te luisteren. Maar de mens gehoorzaamde God niet. Paulus schrijft in Romeinen 5:12: “Door één mens is de zonde in de wereld gekomen, en door de zonde is de dood gekomen, en zo is de dood over alle mensen gekomen.” In Adam, de eerste mens, heeft ieder mens gezondigd. Wanneer je je zonden, dus je fouten, beseft, dan ben je niet anders dan verwonderd dat God niet meteen met je heeft afgerekend en dat Hij jou de weg tot de redding aanwijst.
God kan ons op aarde straffen vanwege een zonde die je hebt begaan, zoals met Ananias en Saffira gebeurd is. Maar dat doet God niet zonder reden. God roept je daarmee op om je te bekeren – dat is: te wenden – tot Hem. Om de verkeerde weg dus achter je te laten. Er is ook lijden dat iets anders is dan een straf op een concrete zonde. Het lijden kan door God gebruikt worden om Zijn gelovigen te vormen. Het lijden heeft dan iets van beproeving in zich. Denk bijvoorbeeld aan Job. Het zware leed dat hem overkwam, was geen straf op een concrete zonde. Wie Bijbelvast is, weet welke uitwerking het zware lijden van Job op Job had. Het bracht hem uiteindelijk dichter bij God. Job kreeg niet op al zijn lijden een verklaring van God. Maar hij kreeg wel een antwoord waaraan hij genoeg had. Want als je door het geloof een kind van God bent, dan leef je uit Zijn hand. Dan weet je: God doet het nooit verkeerd.
God schenkt ons Zijn genade in Zijn Zoon, Jezus. Jezus is de weg gegaan van kribbe naar kruis. Hij is gestorven aan het kruis op Golgotha vanwege onze zonden. Maar Hij is ook opgestaan. Het leven heerst over de dood. Jezus is sterker dan de dood. Hij heeft de dood overwonnen en de strijd tegen de kwade machten overwonnen. Zodat er voldaan is aan het recht van God om de zonden te straffen, en we na dit leven naar Gods heerlijkheid mogen. Is dat ook het grootste wonder geworden in uw/jouw leven? Dat hoop ik van harte.

Machiel Lock, augustus 2023

zaterdag 22 juli 2023

Meditatie over Psalm 91:1

Vandaag, 22 juli 2023, is het precies 10 jaar geleden dat één van mijn beide opa's overleed. Boven de rouwkaart stond de tekst uit Psalm 91:1. Ook tijdens de rouwdienst stond deze tekst centraal. Ik heb ook eens over deze tekst gemediteerd en gepreekt. Gisteren noemde ik via andere social media de slotverzen van Mattheüs 11. Die verzen stonden centraal in de rouwdienst van mijn andere opa. Hij overleed ruim 9 jaar geleden.

Het eerste vers van Psalm 91 verwoordt iets intiems. Schuilen bij de Allerhoogste. Zitten in de schuilplaats van een persoon, dan moet je wel heel close met die persoon zijn. En dat is de psalmist met de Koning van alle koningen. De dichter van Psalm 91 wil niets liever dan zitten in de schuilplaats van de Allerhoogste. Dan alleen zal hij overnachten in de schaduw van de Almachtige.
In Psalm 91:1 lezen we twee andere namen van God: de Allerhoogste en de Almachtige. Respectievelijk “Elyon” en “Sjaddai” in het Hebreeuws. Psalm 91:1 verwoordt als het ware het onderwerp van de gehele Psalm. De inhoud van dit vers is diep geworteld in het geloof dat de HEERE de macht en de bereidheid heeft om Zijn kinderen te beschermen. De HEERE alleen is bij machte om ware bescherming aan de mens te bieden.
Als er in het oude Israël invallen van plunderende nomaden waren, dan trokken de boeren zich met hun goederen terug in de holen van de bergen. En zo vindt de mens bij de Heere een soortgelijke “schuilplaats”. Denk ook eens aan een reiziger die zich begeeft onder de verzengende hitte van de zonnestralen. Hij ziet met smachtend verlangen uit naar een boom met veel bladeren, om daaronder af te koelen en weer nieuwe krachten voor de reis te verzamelen. Zo vindt de gelovige bij de Heere zo’n schaduw. In die schaduw kan de hitte van de vervolging de gelovige niet bereiken en in die schaduw zal de gelovige vernieuwing van levenskracht en levensblijdschap vinden.
Degenen die in de schuilplaats van God wonen, ervaren hoe rijk de bescherming van die schuilplaats is. In Psalm 91 wordt ons geleerd dat de enige werkelijk veilige en onneembare vesting de bescherming van God is. De psalmist zet de veiligheid van degenen die op God vertrouwen af tegen de leegte die de andere mensen zoeken bij alle andere schuilplaatsen. Natuurlijk kunnen mensen ook wat voor elkaar betekenen, gelukkig is dat zo. Maar er is er slechts Eén Die de uiteindelijke ware rust kan geven: dat is God. Alleen bij de Heere is werkelijk vrede voor je onsterfelijke ziel te vinden.
God zal u beschermen met zijn vleugels, schrijft de psalmist. Het beeld dat de psalmist gebruikt, drukt heel mooi de bijzonder tedere zorg uit waarmee God over onze veiligheid waakt. Vogels spreiden hun vleugels uit over hun jongen om hen te koesteren en te beschermen. Dat heb je misschien wel eens gezien in de natuur. Op een soortgelijke manier beschermt God Zijn kinderen, maar dan helemaal volmaakt. Om tegemoet te komen aan onze zwakheid, aarzelt God niet om als het ware af te dalen vanuit de hemelse heerlijkheid naar ons toe. Dan is er zéker niets dat ons ervan mag weerhouden om met de grootste vrijheid naar God toe te gaan. De psalmist vergelijkt God met een schild. Daarmee geeft de psalmist aan dat God tussen ons en al onze vijanden zal komen. Dat om ons te behoeden voor de aanvallen van de vijanden. Wie zich in het geloof aan God vastklemt, wordt niet geveld: de gelovige blijft staan, alleen, als het ware op een slagveld dat met doden is bezaaid.
De engelen van de HEERE krijgen de opdracht om de gelovigen te beschermen op al de “wegen” van de gelovigen. “Wegen” wil hier zeggen: “levenswegen”. Je moet hierbij denken aan de wegen die de Heere ons door Zijn Geest en Woord aanreikt. Denk bijvoorbeeld aan Psalm 1. De HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan. De rechtvaardigen worden beschermd door Gods engelen. Misschien vraagt u zich af: maar wanneer ben ik rechtvaardig?
Wij worden door het geloof gerechtvaardigd, staat er in de Bijbel. Let dan vooral op het woordje “door”. Dat wil zeggen: “door middel van”. Als het geloof zelf ons toch zou rechtvaardigen, dan zou een mens toch nog iets kunnen bijdragen aan zijn of haar zaligheid en dan zou Christus geen gehele Zaligmaker zijn. Maar Christus openbaart Zich in werkelijkheid als de volkomen Zaligmaker. Als we ons afvragen hoe we deelkrijgen aan de goederen van Christus, is het niet goed om bij onszelf te beginnen. Het geloof is juist afzien van onszelf en opzien naar Christus. Het geloof houdt in dat je de Bijbel, het Woord van God, beschouwt als de absolute waarheid. En het houdt in dat je erop vertrouwt dat je zonden je zijn vergeven, omdat Christus Zijn leven heeft gegeven voor jou. Geloof kan niet zonder bekering. Als we ons bekeren tot God, dan betekent het dat we berouw hebben over onze zonden, omdat we de Heere met onze zonden hebben vertoornd. Bekering betekent ook dat je het goede najaagt, en dat je je verheugt in Christus, je Zaligmaker, je Redder.
Psalm 91 waarschuwt ons om God niet op de proef te stellen. De psalmist spoort ons aan ons binnen de grenzen van Gods Woord te houden. Als je je roekeloos gedraagt, je tegen Gods wil ingaat, dan mag je niet verwachten dat de engelen van de Heere je zullen helpen.
De psalmist schrijft dat Gods engelen u op de handen zullen dragen, zodat u uw voet aan geen steen stoot. Dat is Gods speciale zorg voor Zijn kinderen. Net zoals ouders die hun kind behoeden voor pijnlijke en gevaarlijke vallen en blauwe plekken. In Psalm 91 gaat het over engelen die de gelovigen bewaken. Het gaan dan over onzichtbare engelen.
Vanaf vers 14 van Psalm 91 komt de HEERE Zelf aan het woord in de Psalm. In de voorafgaande verzen heeft de psalmist duidelijk gemaakt dat de onzichtbare hand van God de gelovigen beschermt en beschut. Vanaf 14 spreekt de HEERE Zelf om alle angst uit de ziel van de gelovige te bannen. God belooft heel persoonlijk aan Zijn kinderen (Zijn gelovigen) wat zij van Hem vragen, namelijk bescherming en uitredding, verhoring van het gebed en bijstand in de nood, eer en aanzien onder de mensen, een lang leven, en het aanschouwen van Gods heil. Dat alles schenkt de Heere aan degene die op Hem bouwt, omdat de gelovige mens Hem “aanhangt”. God schenkt dat alles, omdat Zijn kind Zich in liefde aan Hem heeft overgegeven. Gods kind ervaart Gods tedere liefde. Hij of zij weet: als ik Gods Naam aanroep in blijde verwachting en zekerheid, dan biedt God mij redding en verlossing.
Misschien denk(t) u/jij wel: "Er treft mij nog zoveel onheil. Ik heb met ziekte te maken, of ik word uitgelachen door collega’s of klasgenoten. Maar ik bid wel elke dag tot God en ik lees elke dag in de Bijbel. Klopt het wel wat de dichter van Psalm 91 zegt, dat degene die in de schuilplaats van de Allerhoogste zit, geen onheil zal overkomen?" Nou, wat doet een gelovige? Degene die op God vertrouwt, in God gelooft, die roept Gods Naam aan. Ja, de gelovige roept Gods Naam ook aan tijdens beproevingen en moeilijke wegen. En de gelovige blijft ook in moeilijke wegen, zoals tijdens een ziekte, op God vertrouwen. Want een kind van God weet: God heeft altijd het beste met mij voor. Dat maakt de dichter van Psalm 91 duidelijk. Ook een kind van God zal niet vrij zijn van problemen, zolang hij zich hier op aarde bevindt. God belooft de gelovigen geen leven van gemak en luxe. Maar Hij belooft de gelovige wel verlossing van alle beproevingen, leed, pijn en zorgen. God zal de gelovigen verheerlijken en hen verlossen. En deze verheerlijking en verlossing is niet slechts tijdelijk van aard, maar deze zal resulteren in het bereiken van het volmaakte geluk. Het heil van God strekt zich uit tot ver buiten de grens van dit aardse bestaan. God heeft het hele leven van Zijn kinderen bekroond met Zijn vaderlijke goedheid, en God geeft Zijn kinderen de eeuwige redding, de eeuwige gelukzaligheid. Wat is God groot! Prijs, dien, loof Hem iedere dag. Daar zul je nooit spijt van krijgen.
Voor ons geestelijk leven betekent Psalm 91 heel veel. Het gaat hierin om het grootste goed. Wie geborgen is in de schuilplaats van de Allerhoogste, hoeft niet meer bang te zijn voor de dood. De dood is dan slechts een doorgang naar het eeuwige leven. De drie-enige God: de Vader, de Zoon (Jezus) en de Heilige Geest, is de enige God. Alleen wie in Gods schuilplaats zit, zal overnachten in Gods schaduw.
Misschien vind je het in je straat, of op je werk, of op school, of op de universiteit, of waar dan ook, best lastig om uit te komen voor de enige Allerhoogste en Almachtige. We hebben allen de opdracht om, waar en wanneer dat mogelijk is, te getuigen over God. Dat kan niet zonder de kracht van de Heilige Geest in je leven. Bid elke dag om de kracht van de Heilige Geest in je leven. Vraag Hem of Hij je wil helpen om God te dienen. Bid om Gods hulp bij het getuigen over God aan anderen. Weet dat God aan je zijde staat als je aan anderen belijdt dat Gods Zoon, Jezus, de Zaligmaker is. Als de Heere dient, is Hij je nabij, zelfs als je het benauwd hebt. Hij zal je dan uit die benauwdheid halen. Hij zet je in een veilige vesting. Hij verzadigt je met lengte van dagen. Of je nu hier op deze aardbodem 70 of 80 jaar, of ouder of jonger wordt, Hij verzadigt je hoe dan ook met een gelukkig leven. En aan dat gelukkige leven komt nooit een einde. Wat is er dan beter dan om te zitten in de schuilplaats van de Allerhoogste?

Machiel Lock

zondag 28 mei 2023

Pinksteren 2023

Broeders en zusters, vandaag en morgen is het Pinksteren 2023. Bij dezen wil ik u en jou graag iets schrijven over Pinksteren. God bestaat uit drie Personen: de Vader, de Zoon (Jezus) en de Heilige Geest. Pinksteren is bij uitstek het feest van de Heilige Geest. Maar wat moet je je daar nou bij voorstellen? En is er überhaupt wel reden om te feesten? Ja, dat is er zeker. Want de Geest van God is uitgestort over de twaalf apostelen cq. discipelen van Jezus Christus. Dat gebeurde bijna 2000 jaar geleden. De Heilige Geest is dus uitgestort over de medegrondleggers van de christelijke kerk. En hiermee is de christelijke kerk ontstaan. En daarom mogen ook wij horen over het evangelie van Jezus Christus. Maar wat hebben wij verder aan de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag? Is die uitstorting wel krachtig genoeg gebleken? Want er zijn nog steeds oorlogen in de wereld. Dat is aangrijpend. Maar degenen die de Naam van de Heere aanroepen, die zijn sowieso vredestichters. De liefde is de vervulling van de wet. Degenen die de Naam van de Heere aanroepen, dat zijn degenen die ernaar streven om te leven in liefde tot God en tot de medemens. Degene die de Naam van de Heere aanroept, die heeft liefde tot God en tot de medemens. Dat kan niet anders. Hoewel het hier op aarde nooit volmaakt zal zijn. Maar de Heilige Geest wil ons wel helpen om God en onze medemensen te beminnen. Bid daar elke dag om, broeders en zusters. Bid elke dag om de hulp van de Heilige Geest in uw/jouw leven om God lief te hebben boven alles en om uw/jouw naaste lief te hebben als uzelf/jouzelf. Dan komt de Heilige Geest u/jou zeker te hulp.

Jezus is de Verlosser. Jezus is de Zoon van God. Hij had Zijn discipelen beloofd dat zij in Jeruzalem gedoopt zullen worden met de Heilige Geest. En tijdens het Pinksterfeest komt deze “heilige bezieling” daadwerkelijk over de twaalf discipelen van Jezus. De Heilige Geest maakt deze discipelen tot getuigen van Christus. Deze discipelen beginnen in Jeruzalem te getuigen over Christus. De twaalf discipelen van Jezus richten als eerste hun getuigenis tot de Joden die in Jeruzalem wonen.
Het woord “Pinksteren” is afgeleid van het Griekse woord “Pentecoste”. “Pentecoste” betekent “de vijftigste”. Pinksteren was al een feest in het tijdperk van het Oude Testament. In Handelingen 2:1 lezen we over de 50e dag. Met de 50e dag wordt de 50e dag na Pascha bedoeld. Pascha was het feest waarop Israël herdacht dat ze bevrijd werd uit de slavernij in Egypte. Pinksteren is het feest waarop de eerstelingen van de oogst aan God werden geofferd. Pinksteren werd toen ook wel het Wekenfeest genoemd. De Bijbelschrijver Paulus noemt de Heilige Geest de eerstelingsgave van God. Je zou daarnaast ook kunnen zeggen dat de Heilige Geest de Uitdeler van de eerstelingsgaven is. Misschien moeten we in Handelingen 2 hetzelfde verband zien: op de dag van de eerstelingen deelt de Heilige Geest Zijn eerste gaven uit. De Heilige Geest deelt Zijn eerste gaven uit aan de apostelen van Jezus. Als de 50 dagen na Pasen – de opstanding van Jezus uit de dood – vervuld zijn, dan is geestelijk gezien het graan rijp voor de oogst. De wind van de Geest “vervult” daarom de twaalf discipelen van Jezus en alle anderen die met hen in het huis aanwezig zijn. De discipelen van Jezus kunnen nu oogsten van datgene wat de Geest uitdeelt.
Toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind in het huis bijeen. Wie zijn deze “allen”? “Allen”, dat zijn de 120 personen die eerder in het Bijbelboek Handelingen genoemd worden, in 1:15. Deze 120 personen vertegenwoordigen de 12 geslachten van het volk Israël. Op deze 120 personen daalt de Heilige Geest neer. In de 120 personen zijn sowieso de 12 apostelen van Jezus inbegrepen.
In Handelingen 2 gaat de komst van de Heilige Geest gepaard met verschijnselen die met het menselijke blote oog te zien zijn. Zodra de Heilige Geest in Jeruzalem op en bij de apostelen verschijnt, dan horen de mensen in Jeruzalem iets en ze zien ook iets. Gods Geest vervult het gehele huis met Zijn geluid. En dat Gods Geest dat doet, is ook te zien op de lichamen van de 120 personen.
Toch zegt Lukas niet dat de Heilige Geest Zelf wind en vlammen is. Maar de Heilige Geest laat Zich tijdens het Pinksterfeest wel zichtbaar zien. De Heilige Geest is God. Het geluid dat bij de 120 personen in huis gehoord wordt, is “uit de hemel”. Dat wil zeggen: dit geluid komt bij God vandaan. Er wordt bij de 120 personen een geluid “als” van een hevige wind gehoord. Je moet dus niet denken dat het ineens ging waaien. Je kunt dit geluid alleen maar vergelijken met de wind. Toch vervult dat geluid het gehele huis waarin de 12 discipelen van Jezus en de andere mensen aanwezig zijn.
En verder: het is geen echt vuur dat zich laat zien op de 120 mensen die in het huis bijeen zijn, maar tongen “als” van vuur. Er verspreiden zich soort van vuurvlammen over de 120 mensen in het huis. Het woord “tongen” verwijst naar het talenwonder dat straks zal plaatsvinden. Er worden aan de 120 personen in het huis tongen als van vuur gezien. Het gaat dus om iets wat lijkt op een vuur. Dat soort van vuur verdeelt zich over alle mensen die in het huis aanwezig zijn.
De 120 aanwezigen in het huis in Jeruzalem worden allen vervuld met de Heilige Geest. En ze beginnen te spreken in andere talen. Die talen geeft de Heilige Geest hen in om te spreken. Het gaat hierbij om verstaanbare talen. In Jeruzalem wonen Joden. Zij verbazen zich over het feit dat zij Gods lof in hun eigen taal horen uitspreken. Dit terwijl de sprekenden alleen Galileeërs zijn. De sprekenden zijn dus afkomstig uit het noordelijke gedeelte van Israël.
De discipelen van Jezus getuigen over Jezus en ze doen dat aan de Joden die in Jeruzalem wonen. Dus niet aan de pelgrims die enkel voor het oogstfeest in Jeruzalem verblijven. Dat blijkt uit het vervolg. Straks zal Petrus de inwoners van Jeruzalem aanspreken op hun daad dat zij Jezus hebben laten kruisigen.
Het geluid bij de 120 mensen in huis trekt de aandacht van de Joden die in Jeruzalem wonen. Er stroomt daarop een menigte van Joden samen bij het huis waarin de 120 mensen zijn. En deze toehoorders, Joden in Jeruzalem, zij horen duidelijk hun eigen moedertaal. Er gebeurt iets bovennatuurlijks. Dat verwart het denken van deze toehoorders. Ze raken zelfs even de greep op henzelf kwijt. Ze begrijpen niet wat er nu gebeurt. De 12 apostelen van Jezus zijn toch echt Galileeërs. De apostelen zijn dus afkomstig uit het noordelijke gedeelte van Israël. Maar nu spreken de apostelen opeens alle talen van de wereld. Het bestaat simpelweg niet dat ze die talen op de gewone manier hebben aangeleerd.
De Joden in Jeruzalem noemen verschillende volken van waaruit een groot deel van hen afkomstig is. Het gaat dan om de Joden die later buiten Israël gingen wonen en zich daarna opnieuw in Israël met de hoofdstad Jeruzalem hebben gevestigd. En het gaat ook om de Joden die in een later stadium de joodse godsdienst hebben aangenomen, de zogenoemde "proselieten". Naast hen zijn er natuurlijk nog de Joden die al hun gehele leven in Israël wonen, maar die zullen waarschijnlijk nooit een andere taal dan Grieks en Latijn hebben gesproken.
In het Romeinse Rijk, waar Israël onder viel, werd toentertijd als hoofdtalen Grieks en Latijn gesproken. Maar de Joden die (eerst) buiten Israël hebben gewoond, bleven daarnaast hun eigen moedertalen spreken. De discipelen van Jezus spreken in al die talen over de grote daden van God. Het is het zogenoemde “talenwonder”. Het gaat om tientallen, misschien wel honderden talen, waarin de apostelen gaan spreken. Bij de grote daden van God moeten we denken aan wat God heeft gedaan in Zijn Zoon Jezus Christus. Helaas sluit een deel van de Joden in Jeruzalem zich af voor het talenwonder. Zij gaan voorbij aan het feit dat de 120 personen herkenbare talen spreken. Zij doen dit hele gebeuren af als dronkenmansgelal.
Petrus, één van de 12 apostelen van Christus, wijst de beschuldiging dat de 120 mensen dronken zouden zijn, af. Het argument van Petrus is heel simpel: het is nu nog maar 9.00 uur in de ochtend. Dan kun je nog niet zoveel gedronken hebben dat je dan al lallend over straat gaat. Petrus geeft aan dat in de gebeurtenissen van deze dag een profetenwoord wordt vervuld. Wat nu gebeurt, is door middel van de profeet Joël aangekondigd.
Petrus spreekt over het einde van de tijden. Maar hierbij denkt hij niet alleen aan de toekomst. Petrus geeft aan dat de nog openstaande belofte uit de profeet Joël (grotendeels) nu vervuld wordt in deze tijd. Wat in Joël 3 staat, dat gaat dus nu tijdens Pinksteren in vervulling. Aan het einde van de tijden zal God Zijn Geest over Zijn dienaren en dienaressen uitgieten. Je mag bij dit uitgieten denken aan de preek waarmee Petrus op dit moment zelf bezig is.
“Wonderen”, dat zijn gebeurtenissen die de “gewone” gang van de dingen doorbreken. Er zullen aan het einde van de tijden wonderen plaatsvinden. Welke wonderen Petrus bedoelt, dat zijn tekenen op aarde als aardbevingen, hongersnoden, epidemieën, conflicten en vervolgingen. Deze tekenen zullen tijdens de gehele periode van het einde van de tijden plaatsvinden. Dus vanaf de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren tot aan de terugkomst van Jezus op de wolken van de hemel. Er zullen ook grote tekenen aan de hemel plaatsvinden. Immers, eens zal Jezus als de Mensenzoon terugkomen op de wolken van de hemel. Deze terugkeer zal voorafgegaan worden door tekenen in zon en maan. De zon verandert in duisternis en de maan in bloed. Waarschijnlijk neemt de evangelist Lukas aan dat deze wonderen in de hemel tijdens de gehele periode van de laatste dagen zullen plaatsvinden. En dat vlak voordat de Mensenzoon op de wolken van de hemel terugkomt, deze tekenen nog heviger zullen zijn. De “grote stalende dag van de Heere” uit het profetenboek Joël wordt door Petrus gelijkgesteld met dag waarop Jezus in heerlijkheid terugkomt.
Dat Petrus een gedeelte uit het profetenboek Joël aanhaalt, dat heeft meer dan één doel. Dat de 120 personen in verschillende talen spreken, daarmee is een oudtestamentische belofte in vervulling gegaan. Petrus voegt de woorden “in de laatste dagen” toe aan de profetie uit Joël. Met de uitstorting van de Heilige Geest wordt de laatste fase van de heilsgeschiedenis ingeluid. Vanaf nu is wat de heilsgeschiedenis betreft alles gericht op de terugkomst van Jezus op de wolken van de hemel. Die terugkomst moet nog plaatsvinden. En dit gegeven luidt ook meteen de oproep van Petrus in. Petrus zegt: “Allen die de Naam van de Heere aanroepen, zullen worden gered.” Dus Petrus zegt in feite: “Roep de Naam van de Heere aan, dan ben je gered.” In het Bijbelboek Joël wordt met de “HEERE” de God van Israël bedoeld. Petrus kent de titel “Heere” toe aan Jezus. Jezus is immers Gods eniggeboren Zoon.
De zinsnede “gered worden” moet tegen de achtergrond van het voorafgaande worden gezien. “Gered worden”, dat betekent dus ontkomen aan de rampen die God bij monde van de profeet Joël heeft laten aankondigen. Het Griekse werkwoord betekent letterlijk “in het leven behouden”. Degenen die de Naam van de Heere aanroepen, die hebben het eeuwige leven. Zij worden dus uiteindelijk verlost van elke ramp en pijn. Allen die de Naam van Jezus aanroepen, die zijn voor altijd gered. Allen die aanvaarden dat Jezus hun Verlosser is, zullen eeuwig leven. Dat geldt niet alleen de Joden, maar dat geldt voor elk mens.
De bewijzen van de goddelijke zending van Jezus liggen er. Petrus zegt rechtstreeks tegen de Joden in Jeruzalem dat zij Jezus om het leven hebben gebracht. De Romeinse bijdrage aan deze gebeurtenis wordt nu even door Petrus geparkeerd. Maar tegelijkertijd heeft God Zijn eigen doel met de kruisiging van Jezus.
God heeft met de opstanding van Jezus laten zien dat Hij anders oordeelt dan degenen die Hem hebben laten kruisigen. God heeft Jezus uit de dood opgewekt en daarmee laat God zien dat het recht aan de kant van Jezus is. Jezus was totaal onschuldig aan de kruisdood. Maar Hij heeft met de kruisdood wel verzoening tussen God en mens bewerkstelligd.
Jezus is door Gods rechterhand verhoogd. God is de handelende persoon in de opstanding en de verhoging van Jezus. Dat zijn grote daden van God. Over deze daden spreken de 12 apostelen op het Pinksterfeest in Jeruzalem. En laten ook wij daarover spreken. Wij hebben een God, Die leeft. Ja, God leeft zelfs eeuwig. God heeft Zijn werk in Jezus bevestigd. Daar is de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren een duidelijk bewijs van. Het evangelie van Jezus Christus moet namelijk wereldwijd worden verkondigd. Jezus is als Mens naar de hemel gegaan. Jezus is namelijk Heere en Christus. Hij deelt in de goddelijke aanwezigheid. Omdat wij ons overgeven aan God, daarom bidt en pleit Jezus voor ons. Jezus laat ons niet los. Laat dat voor u, jou, mij een troost en bemoediging zijn. Ga met God en Hij zal met je zijn.

Machiel Lock, 28 mei 2023

woensdag 26 april 2023

De verschijning van Jezus aan het Meer van Tiberias

Afgelopen zondag was het de tweede zondag na Pasen 2023. Pasen is het feest van de opstanding van Jezus Christus uit de dood.

Het laatste hoofdstuk van het evangelie naar Johannes vindt plaats op en bij het Meer van Tiberias. Dat meer ligt in de landstreek Galilea, het zuidelijk deel van Israël. Het Meer van Tiberias wordt ook wel het Meer van Galilea genoemd. Johannes 21 speelt zich af tussen de opstanding van Jezus en de hemelvaart van Jezus. Jezus doet dan als de verrezen Heere een messiaanse zelfopenbaring.

Veel uitleggers zien in Johannes 21:1-14 een herinnering aan een eerdere gebeurtenis. Namelijk aan een eerdere wonderlijke visvangst. En in die wonderlijke visvangst hadden Petrus en zijn metgezellen geleerd dat zij mensen moeten vangen in de dienst van Jezus Christus. We lezen daarover in Lukas 5:1-11. In Johannes 21:1-14 lezen we ook over gevangen vissen. Die vissen zijn bestemd voor een maaltijd.

In Johannes 21:1-14 lezen we over zeven – van de in totaal elf – discipelen van Jezus: Simon Petrus, Thomas, Nathanaël, de zoons van Zebedeüs – dat Jakobus en Johannes –, en twee anderen. Simon Petrus neemt het initiatief om te gaan vissen. Zijn vissershart gaat spreken. Dat hij gaat vissen, betekent niet dat hij zijn apostelambt neerlegt. Simon Petrus wil even op adem komen. Maar hij stopt gelukkig echt niet met de missie om mensen in te winnen voor Christus. De andere zes discipelen gaan met Petrus mee vissen.

De nacht is de beste tijd om te gaan vissen, omdat dan een veel grotere vangst te verwachten valt. De zeven discipelen werken ook deze nacht heel hard, maar toch vangen ze deze keer de gehele nacht niets. En ’s ochtends, na de nacht, zien ze in de verte Iemand aan de oever van het Meer van Tiberias staan. Maar ze herkennen Hem niet. Het is Jezus. Jezus is opgestaan uit de dood. Jezus vraagt aan de zeven mannen of ze wat broodbeleg hebben. Jezus geeft hierin een voorbeeld voor ons. Is het niet van belang om waar mogelijk arme mensen te voeden?

Jezus informeert Zijn discipelen naar de vangst van de afgelopen nacht. Maar de discipelen hebben niets gevangen. Ervaren vissersmannen lijken nu dus droog brood te moeten eten, zonder broodbeleg. De vissers op het Meer van Tiberias worden geconfronteerd met hun eigen onmacht.

Maar de Heiland geeft de discipelen instructie. Jezus zegt namelijk tegen hen: “Werp het net aan de rechterkant van de boot uit, dan zul je vinden.” Het vissersnet uitwerpen aan de rechterkant is niet de logische kant. Als ervaren vissersmannen weten ze dat als je het visnet links uitwerpt, dat de kans dan veel groter is dat je vis vangt. Maar Christus laat opnieuw Zijn bovennatuurlijke en goddelijke kracht zien. Hij zorgt ervoor dat de discipelen enorm veel vissen vangen aan de rechterkant van de boot.

Door de enorme hoeveelheid vissen kunnen de discipelen het net niet ophalen om het in de boot te legen. Johannes herkent nu dat het de opgestane Heere is Die hen toespreekt. Johannes zegt dat tegen Simon Petrus. Simon Petrus springt vervolgens het water in om naar de oever te zwemmen. De zes andere discipelen komen naar Jezus toe varen. Ze slepen het net vol vissen achter zich, totdat ze aan land zijn. Er blijken maar liefst 153 grote vissen in het net te zitten.

Jezus heeft de gevangen vissen van de discipelen voor Zichzelf niet nodig. Op het houtskoolvuur aan de oever lag immers al gebakken vis en geroosterd brood. Jezus vraagt Zijn discipelen wat van de vissen te brengen die ze zojuist hebben gevangen. Petrus voert de opdracht van Jezus uit om wat van de gevangen vissen te brengen. Zoals altijd in dit gezelschap als Jezus erbij is, is Jezus de Gastheer. Jezus gaat het voedsel verdelen. Eerder op de dag realiseerden de discipelen zich niet dat Jezus vanaf de oever tot hen sprak. Maar nu begrijpen ze dat het de Heere is Die maaltijd met hen houdt.

Er staat in Johannes 21 dat Jezus Zich voor de derde keer na de opstanding aan Zijn discipelen openbaart. Zo krijgen de discipelen opnieuw een bevestiging van het feit dat Jezus is opgestaan uit de dood. De nadruk in Johannes 21:1-14 valt op de 153 vissen die de discipelen hebben gevangen. Ze zullen namelijk zodra ze gaan evangeliseren, de kracht van Christus ervaren. Hun preken over de opgestane Christus zal vrucht dragen.

Dat het vissersnet van de zeven discipelen niet breekt, kan een diepere betekenis hebben. Namelijk dat alle ware gelovigen in Christus één lichaam vormen. Daar is een opdracht aan gekoppeld voor ons: zie alle ware gelovigen als leden van het ene lichaam Jezus Christus. En dat het vissersnet overvol is, ook daar zit naar mijn overtuiging ook een opdracht in voor ons: bereik zoveel mensen met het evangelie van Christus. Kijk daarbij niet naar iemands huidskleur, ras, geaardheid of wat dan ook. Want elk mens is een schepsel van God.

Maak zoveel mogelijk mensen bekend met de blijde boodschap van Christus. Hoe? Door ze te vertellen dat God een overvloed van genade schenkt in Zijn Zoon, Jezus Christus. Een overvloed die we hier op aarde niet geheel kunnen bevatten. Net zoals de discipelen het net met die 153 vissen niet aan boord van de boot konden krijgen. Zo kunnen wij het op aarde niet helemaal bevatten hoe gelukkig je bent als je door het geloof op de verhoogde Christus ziet.

Machiel Lock, woensdag 26 april 2023.

maandag 3 april 2023

Palmpasen

De laatste zondag voor Pasen wordt ook wel Palmzondag oftewel Palmpasen genoemd. Gisteren was het dus Palmpasen 2023. We zijn deze week de Stille Week ingegaan richting Pasen. Volgende week zondag en maandag is het Pasen 2023. Pasen is het feest van de opstanding van Jezus uit de dood. Palmpasen is het feest van de intocht van Jezus in Jeruzalem. We lezen over deze gebeurtenis in de Bijbel, zie: Mattheüs 21:1-11, Markus 11:1-11, Lukas 19:28-38 en Johannes 12:12-19.

Er is een grote menigte pelgrims naar Jeruzalem gekomen vanwege het Paschafeest. Tijdens het jaarlijkse Pascha werd de uittocht van het volk Israël uit Egypte herdacht. Daarmee kwam destijds de bevrijding uit de slavernij.
Jezus brengt de nacht van zaterdag op zondag door in Bethanië. Op zondag gaat Jezus naar Jeruzalem, een reis van ongeveer 3 km. Jezus gaat uit eigen beweging naar Jeruzalem met als doel om daar uiteindelijk vrijwillig te sterven. De gerechtigheid van God vraagt namelijk om een offer van gehoorzaamheid. Maar voordat Jezus naar het kruis wordt gesleept, wil Hij eerst plechtig door het volk worden erkend als hun Koning.
Bij de pelgrims die bijeengekomen zijn in Jeruzalem om Pascha te vieren, zien we een grote vurigheid om Jezus feestelijk te onthalen. Zij zijn door de kracht van de Heilige Geest overtuigd geraakt dat Jezus de Gezalfde met een hoofdletter is. Ze geloven dus dat Jezus de Messias is. Deze mensen halen Jezus vorstelijk binnen in Jeruzalem. Velen van deze mensen spreiden hun kleren op de weg waarover Jezus gaat lopen. Ook spreiden mensen takken van de bomen op de weg waarover Jezus gaat lopen.
De palm was het symbool van overwinning. Maar in het oude Israël was het ook gewoon om takken van palmbomen te gebruiken om daarmee aan iemand koninklijke macht toe te schrijven. De mensen roepen naar Jezus: “Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, Hij is immers de Koning van Israël!” Deze uitroep van lof komt uit Psalm 118. De mensen laten blijken dat ze Jezus zien als de door God beloofde Koning van Israël. De uitroep “Hosanna” betekent: “Red alstublieft!" Maar de uitroep “Hosanna” is ook een begroeting geworden en zelfs een uiting van lof.
Jezus damt alle overspannen verwachtingen van het volk in door verder te rijden op een jonge ezelsveulen. Dat dier komt overeen met het ezelsveulen uit de profetie van Zacharia 9. In Zacharia 9 klinkt de boodschap van een heraut die zich richt tot de inwoners van de hoofdstad van Israël, Jeruzalem. Deze heraut wekt de bewoners van Jeruzalem op om de komende koning feestelijk te onthalen. Gods eniggeboren Zoon, Jezus, is niet primair naar de aarde gekomen om Israël te bevrijden van het juk van de Romeinen. Hij is primair gekomen voor iets ontelbaar belangrijkers: om vrede tussen God en de mens te bewerkstelligen.
Een ezel is geen oorlogspaard. Een ezel is een koninklijk rijdier in vredestijd. Jezus ontkent niet de beloofde Koning van Israël te zijn. Alleen benadrukt Jezus wel dat Israëls Koning een Vredevorst is. Oorlog maakt veel kapot. Streef daarom steeds naar vrede tussen u en uw medemens. Jezus komt niet met angstaanjagend wapengekletter Jeruzalem binnen. Jezus Christus komt als een hooggeplaatste die tegelijkertijd uitblinkt in nederigheid.
De route van de overwinningsmars van Jezus liep niet via het slagveld. Die overwinningsmars verliep via het kruis. Jezus reed op Zijn ezel namelijk Zijn dood tegemoet. Toch zou Hij met Pasen de grote Overwinnaar worden.
Bij de intocht van Jezus in Jeruzalem zijn er twee groepen mensen: één groep mensen die vanuit Jeruzalem Jezus tegemoet kwam en één groep mensen die vanuit Bethanië Jezus achternaliep. De menigte vanuit Bethanië kon uit eigen ervaring getuigen hoe Lazarus door Jezus uit het graf was geroepen tot het leven. De menigte vanuit Jeruzalem heeft Jezus vorstelijk ingehaald. Die menigte had namelijk in Jeruzalem gehoord dat Jezus Lazarus uit de dood heeft opgewekt. Van alle kanten klinkt bij de intocht van Jezus in Jeruzalem grote bewondering voor Jezus.
Jezus is het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als je van dit brood eet, zul je leven in eeuwigheid. Het brood dat Jezus geeft, is Zijn lichaam. Jezus heeft Zijn lichaam aan het kruis gegeven voor het leven van de wereld. Vertrouw daarop. Dan gaat u als een gezegend mens door het leven. Ik wens u een gezegende Stille Week toe.

Machiel Lock, 3 april 2023.

zaterdag 28 januari 2023

Het leven van Job

In het kader van het houden van een overdenking heb ik me vorige week in het bijzonder beziggehouden met het Oudtestamentische Bijbelboek Job.

In het land Uz woont een man die Job heet. Hij is rechtschapen en onberispelijk. Hij heeft ontzag voor God en hij mijdt het kwaad. Job heeft zeven zoons en drie dochters. Hij bezit 7000 schapen en geiten, 3000 kamelen, 500 span runderen, 500 ezelinnen, en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij is de aanzienlijkste man van het oosten.
De satan is de tegenstander van God. Op een gegeven moment beweert de satan richting God dat Job vroom is, alleen omdat het Job voor de wind gaat. God ontkent dat. Job is weliswaar een voorbeeldige man, omdat hij trouw de HEERE God dient. Maar Jobs voorspoed is daar niet de reden van. God staat de satan toe om Job op de proef te stellen. De satan begint Job met de ene na de andere tegenslag te treffen. Job verliest daardoor zijn hele veestapel, al zijn bezittingen en zijn kinderen. Toch maakt Job geen enkel verwijt richting God.
De satan lijkt de strijd verloren te hebben. Toch geeft God aan de satan ook nog toestemming om het lichaam van Job te treffen. Het gehele lichaam van Job wordt overdekt met etterende zweren. De vrouw van Job begrijpt niet waarom haar man nog steeds vertrouwen heeft in God. Echter, Job antwoordt zijn vrouw: “Je woorden zijn als die van een dwaas. Het goede aanvaarden we van God. Zouden we het kwade dan (ineens) niet aanvaarden?”
Vervolgens vervloekt Job de dag van zijn geboorte. Daarna komen drie vrienden van Job hun medeleven aan Job betuigen. Deze drie vrienden heten Elifaz, Bildad en Sofar. Zeven dagen en zeven nachten blijven ze bij Job op de mesthoop zitten, zonder ook maar één woord te zeggen. Ze zien hoe Job vreselijk lijdt. Daarna raken de drie vrienden met elkaar in gesprek. De vrienden menen dat het lijden van Job een straf is vanwege de zonden van Job. Maar Job ontkent dit. Job maakt duidelijk dat oprechtheid geen garantie geeft voor voorspoed in dit leven, net zoals boosheid niet altijd bestraft wordt met tegenslag in dit leven.
Uiteindelijk probeert Job zijn onschuld aan te tonen voor God. Vervolgens neemt een vierde man het woord. Hij heet Elihu. Hij zegt dat alle lijden bedoeld is om de mens te zuiveren. Als de mens zich laat terechtwijzen door God, dan redt God die mens. Dat maakt Elihu duidelijk. Elihu roept Job op om het ongeluk te verdragen. Elihu roept Job op om het werk van God te prijzen! Elihu zegt dat God niet omziet naar degenen die zichzelf voor wijs houden. Daarna antwoordt God vanuit een storm aan Job. God maakt Job duidelijk dat de mens Gods besluiten niet kan doorgronden. Daarop erkent Job dit nederig aan God.
Job bidt voor zijn drie vrienden. Daarna zorgt God ervoor dat Job zijn vroegere welstand terugkrijgt. De HEERE zegent Job op aarde nu nog meer dan eerder het geval was. Job krijgt 14.000 schapen en geiten, 6000 kamelen, 1000 span runderen en 1000 ezelinnen. Dat is dus precies twee keer zoveel als wat hij eerst had. Ook krijgt Job opnieuw zeven zoons en drie dochters. Hierna leeft Job nog 140 jaar en hij ziet zijn kinderen en kleinkinderen opgroeien. In het Nieuwe Testament wordt Job genoemd in de brief van Jakobus. Jakobus schrijft dat zijn lezers hebben gehoord over de standvastigheid van Job. De lezers van Jakobus weten welke uitkomst de Heere toen aan Job heeft gegeven, de Heere is immers liefdevol en barmhartig.
In Job 19:25 zegt Job: "Mijn Verlosser leeft." De overtuiging van Job is dat hij God zal zien als de Verdediger in zijn rechtszaak. Job maakt duidelijk dat hij vanuit zijn zwakke, uitgemergelde lichaam Gods verschijning zal zien. God zal Job dan rechtvaardigen in het bijzijn van Jobs volksgenoten.
God Zelf identificeerde Zich met het lijden van Job. God heeft dat tot uiting laten komen in het lijden van Zijn Zoon, Jezus Christus. Jezus heeft tot aan Zijn dood toe geleden. Dat terwijl Jezus onschuldig was. Jezus overwon Zijn smadelijke dood door op te staan uit het graf. Jezus is de bloedverwant-verlosser van de mensheid. Jezus verzekert in Zijn overwinning de verlossing voor allen die in Hem geloven. De volgelingen van Jezus kunnen in dit leven lijden ervaren. Ook onschuldig lijden, als je bijvoorbeeld vanwege je geloof een bepaalde baan niet mag uitoefenen en je dus gediscrimineerd wordt. Of als je vanwege je geloof uitgelachen wordt door andere mensen. Dan lijdt je net als Job onschuldig.
Toch mag een kind van God weten: “Jezus is mijn Verlosser. Jezus is de Pleitbezorger bij God de Vader.” Wij als gelovigen weten dat er Iemand is door Wie we verlossing van al het lijden ontvangen: Jezus. Ook al zie je die verlossing in dit leven misschien nog niet zo duidelijk, maar in het hiernamaals zal er geen enkele pijn meer zijn. En nog belangrijker is: Jezus verlost ons van onze schuld. Broeders en zusters, geloof dus dat Jezus uw Verlosser is, en houd daaraan vast!

Machiel Lock
januari 2023