maandag 18 oktober 2021

De brief van Jakobus

De brief van Jakobus is een brief in het Nieuwe Testament van de Bijbel en bestaat uit 5 hoofdstukken. Welke Jakobus heeft deze brief geschreven? In de Bijbel worden vijf personen genoemd met de naam Jakobus:

·       Jakobus, zoon van Zebedeüs. Deze Jakobus is één van de twaalf apostelen van Jezus (zie Markus 1:19; Handelingen 12:2).

·       Jakobus, zoon van Alfeüs. Deze Jakobus is één van de twaalf apostelen van Jezus (zie Mattheüs 10:3).

·       Jakobus de kleine, zoon van Maria en broer van Joses (zie Markus 15:40). De genoemde Maria is getuige van het sterven van Jezus.

·       Jakobus, de vader (of de broer) van Judas (zie Lukas 6:16). Judas is één van de twaalf apostelen van Jezus en wordt in Mattheüs 10:3 “Lebbeüs” en “Thaddeüs” en in Markus 3:18 “Thaddeüs” genoemd.

·       Jakobus, de broer van Jezus, Joses, Judas en Simon (zie Markus 6:3).

 

Waarschijnlijk is de laatste Jakobus de schrijver van de brief. Jakobus geloofde aanvankelijk niet in zijn Broer (zie Johannes 7:5). Hij geloofde niet dat zijn Broer Jezus de Messias is. In 1 Korinthe 15:7 lezen we dat Christus is verschenen aan Jakobus. Deze verschijning vindt plaats nadat Jezus Christus overeenkomstig de Schriften gestorven is voor onze zonden, begraven is, en opgewekt is op de derde dag. Jakobus omschrijft zichzelf als een dienstknecht van God en van de Heere Jezus Christus, en hij schrijft aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn (zie Jakobus 1:1). Jakobus schrijft dus aan christenen met Joodse wortels, die niet (meer) in Israël wonen.

 

Een belangrijk thema van Jakobus is zijn oproep om daders van het Woord te zijn en niet alleen hoorders daarvan. Met name in de hoofdstukken 1 en 2 schrijft hij hierover. Verwijzend naar de werken van Abraham en Rachab schrijft Jakobus dat de mens uit werken (ἔργον) gerechtvaardigd (δικαιόω) wordt, en niet alleen uit geloof (πίστις) (zie Jakobus 2:24). Paulus schrijft in Galaten 2:16 dat een mens niet gerechtvaardigd (δικαιόω) wordt uit werken (ἔργον) van de wet (νόμος), maar door geloof (πίστις) in Jezus Christus. Ook in Romeinen 3:28 schrijft Paulus dat de mens door geloof (πίστις) gerechtvaardigd (δικαιόω) wordt zonder werken (ἔργον) van de wet (νόμος). Zowel Jakobus en Paulus verwijzen naar Abraham. Paulus schrijft dat Abraham niet uit werken gerechtvaardigd wordt, maar dat zijn geloof hem tot gerechtigheid is gerekend (zie Romeinen 4:2-3). Jakobus schrijft dat Abraham uit de werken is gerechtvaardigd en dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken (zie Jakobus 2:21-24). Spreken Jakobus en Paulus elkaar tegen? Het lijkt er misschien op het eerste gezicht wel op, maar toch schrijft Paulus in dit kader over “werken van de wet”, en Jakobus alleen over “werken”.

 

Dr. L. Floor, hoogleraar Nieuwe Testament, heeft een aantal punten genoemd waarin duidelijk blijkt dat Jakobus en Paulus elkaar niet tegenspreken (zie: “Commentaar op het Nieuwe Testament (derde serie). Jakobus. Brief van een broeder”, 4e druk (2011, 1e druk (1992)). Interessant is het om de genoemde Bijbelteksten te lezen.

·       De “Sitz im Leben” in Romeinen en in Galaten verschilt sterk van die in Jakobus. De tegenstanders tot wie Paulus zich richt, zijn de Joden die meenden dat de gerechtigheid door een strenge wetsonderhouding te verwerven is. Bij Paulus is het geloof in het geding, bij Jakobus zijn het de werken die dreigen gedevalueerd te worden.

·       Paulus maakt in zijn schrijven over de werken duidelijk onderscheid tussen de verschillende soorten werken: goede werken (zie Efeze 2:10; Kolossenzen 1:10; 2 Thessalonicenzen 2:17), werken van de duisternis (zie Romeinen 13:12), werken van het vlees (zie Galaten 5:17) en werken van de wet (zie Romeinen 3:28; Galaten 2:16). Paulus schrijft dat we niet gerechtvaardigd worden uit de werken der wet. Jakobus schrijft over een andere categorie van werken als het gaat om werken waardoor we worden gerechtvaardigd: werken van liefde voor armen en behoeftigen, werken die voortvloeien uit het geloof, werken die uit een innerlijke geloofsovertuiging gedaan worden. Werken die volgens Paulus onlosmakelijk aan het geloof verbonden zijn en uit het geloof voortvloeien, zijn: de vrucht van de Geest (zie Galaten 5:22), geloof dat door de liefde werkt (zie Galaten 5:6) en het werk van uw geloof (zie 1 Thessalonicenzen 1:3).

·       Hoewel het geloofsbegrip van Paulus in wezen niet verschilt van de visie van Jakobus op geloof, leggen Paulus en Jakobus wel verschillende accenten als het gaat om het geloof. Bij Paulus is geloof in de eerste plaats geloof in het heil dat God in Christus Jezus geopenbaard heeft (zie Romeinen 10:9). Ook het kennis-element neemt bij hem een belangrijke plaats in (zie Filippenzen 3:8), evenals het vertrouwens-element en het toevertrouwen aan Gods genade in Christus Jezus (zie Efeze 3:12). Voor Paulus is geloof in Christus een persoonlijke relatie tot Christus zoals Christus in het evangelie tot ons komt en gekend wordt (zie Galaten 2:20). Ook bij Jakobus zien we dat hij geloof sterk omschrijft als zijnde de relatie met Christus (zie Jakobus 2:1), maar het is tegelijkertijd ook een geborgen-zijn in Hem, een vertrouwen op de macht van de horende en helpende God (zie Jakobus 1:6-8). Ook is volgens Jakobus geloof een aan goede werken gerelateerd geloof (zie Jakobus 2:21-23). Paulus schrijft dat wij in Christus Jezus geschapen zijn om goede werken te doen (zie Efeze 2:10): de uitdrukking “in Christus” impliceert verbondenheid aan Christus door het geloof in Hem. Dat betekent dat in de geschriften van Paulus de goede werken besloten liggen in het geloof: de goede werken zijn geloofswerken. Jakobus schrijft expliciet over de werken: hij noemt de werken die onlosmakelijk met het geloof verbonden zijn afzonderlijk.

·       Paulus laat vooral de nadruk vallen op het geloofsmoment bij Abraham zoals dit in Genesis 15:6 beschreven wordt, terwijl Jakobus Abrahams leven in zijn totaliteit beziet en daarom betrekt Jakobus ook Genesis 22:6-9 erbij. De unieke bijdrage van Jakobus m.b.t. het Nieuwe Testament bestaat hierin dat hij naast de sola-fide van Paulus de volle nadruk legt op geloof dat zijn echtheid moet bewijzen in de praktijk van het dagelijks leven.


In hoofdstuk 3 wijst Jakobus op de zonden van de tong. Maar de wijsheid die van boven is, is rein, vredelievend, welwillend, volgzaam, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd.

In hoofdstuk 4 waarschuwt Jakobus tegen wereldgelijkvormigheid.

In Jakobus 5 lezen we achtereenvolgens het wee over de rijken die niet barmhartig zijn (zie de verzen 1 t/m 6), een oproep om geduldig te zijn (zie de verzen 7 t/m 12) en over een krachtig gebed (zie de verzen 13 t/m 16). Volgens de meeste uitleggers gaat het in vers 7 over de wederkomst van Christus. De oproep van Jakobus om geduldig te zijn tot de komst van de Heere (de wederkomst van Christus) vergelijkt hij met het beeld van de landbouwer, die de kostbare vrucht van het land verwacht en daarom geduld heeft totdat het land de vroege en late regen zal hebben ontvangen. Jakobus noemt in de verzen 10 en 11 twee Oudtestamentische voorbeelden van personen die geduldig waren. De profeten van het Oude Testament hebben in de Naam van de Heere gesproken en moesten hierdoor lijden ondervinden. De profeten zijn gelukkig, omdat zij hebben volhard in de opdracht die ze ontvingen. Ook de volharding van Job is het volgen waard. God heeft Jobs geloof beproefd. Deze beproeving moest volharding voortbrengen en dat bracht het ook bij Job. De Heere liet daarom Zijn uitkomst aan Job zien: dat Hij (de Heere) vol ontferming is en barmhartig is. In vers 17, als Jakobus over de kracht van het gebed schrijft, noemt hij nog een persoon uit het Oude Testament: Elia. Jakobus noemt een specifiek gebed van Elia: Elia’s gebed om droogte en om regen. De 3½ jaar durende droogte was ten tijde van koning Achab in Israël, als straf voor de door Israël bedreven afgoderij (zie 1 Koningen 17 en 18).

 

Tot slot citeer ik graag nogmaals dr. Floor over dat het slot van de brief van Jakobus duidelijke overeenkomsten vertoont met andere brieven in het Nieuwe Testament – ook weer interessant om de genoemde Bijbelteksten te lezen:

·       Het wijzen op de wederkomst van Christus vinden we ook aan het einde van enkele brieven van Paulus (zie 1 Korinthe 16:22; 1 Thessalonicenzen 5:23), in de beide brieven van Petrus (zie 1 Petrus 5:1; 2 Petrus 3:12-14), bij Johannes (zie 1 Johannes 5:17 [persoonlijke noot ML: deze tekst is een indirecte verwijzing naar de wederkomst]) en in de brief van Judas (zie Judas:18,21).

·       Het gebed komt ook in het slotdeel van andere brieven in het Nieuwe Testamant aan de orde (zie 2 Korinthe 13:7; Efeze 6:18-19; Filippenzen 4:6; Kolossenzen 4:21 [persoonlijke noot ML: dit moet 4:2-3 zijn]; 1 Thessalonicenzen 5:17; Filemon:22; Hebreeën 13:18; 1 Johannes 5:14-17; Judas:20).

 

Machiel Lock

oktober 2021

Geen opmerkingen:

Een reactie posten