Vorige week heb ik mij in het bijzonder beziggehouden met het Bijbelboek Hebreeën. Zie voor mijn bevindingen hierover de onderstaande tekst.
Wie heeft het Bijbelboek Hebreeën geschreven, wanneer is het geschreven, en aan wie is het gericht? De naam Hebreeën is een aanduiding voor een groep Israëlieten. Later werd die aanduiding ook wel voor het hele volk Israël gebruikt. Denk ter vergelijking aan de taal van Israël: het Hebreeuws. Ook in het Israël van vandaag is Hebreeuws nog steeds een taal die door velen gesproken wordt. We noemen het Bijbelboek Hebreeën vaak een brief, maar eigenlijk heeft het meer het karakter van een preek. Het is een lange preek met als hoofdthema dat de eredienst ten tijde van het Oude Testament een voorafschaduwing is van het werk van de Heere Jezus Christus. Het Bijbelboek Hebreeën is waarschijnlijk geschreven tussen het jaar 90 en het jaar 100 na Christus. Door wie het geschreven is, is niet bekend. In de kerkgeschiedenis werd regelmatig gedacht aan Paulus, dat Paulus de auteur van Hebreeën zou zijn. Dat is mogelijk, maar veel theologen in latere tijd denken dat dit niet het geval is en ik denk inderdaad ook dat niet Paulus de auteur van Hebreeën is. We vinden er in Hebreeën ook geen directe aanwijzing voor dat Paulus de auteur ervan is. We lezen in Hebreeën bijvoorbeeld geen uiteenzetting over de rechtvaardigmaking. Die komen we wel veelvuldig tegen in de brieven van Paulus. Aan wie de preek in Hebreeën geschreven is, is ook niet helemaal duidelijk.
De traditionele opvatting is dat Hebreeën is geschreven aan een gemeenschap in Rome en wel een gemeenschap van christenen die voorheen tot het jodendom behoorde. Vanwege vervolging dreigde die gemeenschap het christelijk geloof vaarwel te zeggen. Ze dreigden terug te gaan naar het jodendom. We lezen in het Bijbelboek Hebreeën echter geen discussie tussen joden en christenen. In Hebreeën wordt Christus superieur gemaakt aan het Oude Testament, dus niet aan het jodendom. Daarnaast lezen we in Hebreeën de waarschuwing tegen het “afvallig worden aan de levende God”. Dat wijst op de mogelijkheid dat Hebreeën is gericht aan christenen die oorspronkelijk niet afkomstig zijn uit Israël en daarmee dus geen joodse afkomst hebben. Wat we in ieder geval wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat Hebreeën geschreven is aan een groep christenen die geconfronteerd werd met vervolging. Deze groep christenen dreigt afvallig te worden. Ze staan bijna op het punt om niet meer te geloven dat Jezus van Nazareth de Christus, de Gezalfde, de Messias, is. Dat is een ernstige zaak. De schrijver van Hebreeën schrijft dat het een zeer ernstige zonde is om het bloed van Christus onrein te achten.
De schrijver van Hebreeën maakt duidelijk dat Christus de oude openbaring overtreft, dat Christus de engelen overtreft, dat Christus Mozes en Jozua overtreft, dat Christus het oudtestamentische priesterschap overtreft. Als de auteur van Hebreeën schrijft aan christenen die niet uit het jodendom afkomstig zijn, dan moeten het proselieten zijn geweest die heel goed bekend waren met het Oude Testament. Proselieten zijn degenen die heidenen waren en zich hebben bekeerd tot de joodse godsdienst en daarmee lid zijn geworden van het volk Israël.
De schrijver van Hebreeën schrijft dat Christus iedereen die beproefd wordt, kan helpen, omdat Christus Zelf beproevingen heeft doorstaan. Christus heeft medelijden met onze zwakheden. Hij is op dezelfde manier als wij beproefd geweest, maar Hij heeft geen zonde gedaan. Jezus maakt degenen die door Hem tot God gaan, helemaal zalig, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. De schrijver van Hebreeën heeft al eerder dan in hoofdstuk 9 verwezen naar het offer van Christus. Elke hogepriester is aangesteld om gaven en offers vanwege de zonden te brengen, schrijft de Hebreeënschrijver in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 7 vergelijkt de schrijver van Hebreeën de vele offers van de levitische hogepriesters met het definitieve offer van Christus. Christus “offerde Zichzelf” vanwege de zonden van Zijn volk. In hoofdstuk 8 wordt de conclusie getrokken dat het noodzakelijk was dat ook de hemelse Hogepriester “iets te offeren” had. In Hebreeën 9:11-28 vestigt de schrijver de aandacht op Christus, Die “Zichzelf aan God heeft geofferd”. De grondslag van het blijvende Hogepriesterschap van Christus wordt gevormd door het offer dat Hij gebracht heeft. Christus heeft Zijn eigen bloed geofferd aan God. Het gaat dan niet om “materieel” karakter van bloed, maar om bloed als een symbolisch machtsmiddel.
Met de uitstorting van de Heilige Geest op de pinksterdag bijna 2000 jaar geleden, is de nieuwe bedeling aangebroken. Omdat Christus Zijn leven heeft gegeven, kon de Heilige Geest over de apostelen worden uitgestort. Christus is meer dan de priesters van de oude bedeling en Hij is ook meer dan hogepriesters van de oude bedeling. De schrijver van het Bijbelboek Hebreeën noemt Jezus meerdere keren de Hogepriester. Christus heeft als Hogepriester de zonden, de fouten, van Zijn volk verzoend. Jezus moest in alles aan de mensen gelijk worden. Want alleen zo kon Hij Hogepriester worden bij God. Hij is barmhartig en trouw. Hij heeft verzoening gebracht voor Zijn volk. De schrijver van Hebreeën roept zijn lezers op om te letten op de Apostel en de Hogepriester van onze geloofsbelijdenis: Christus Jezus. Jezus is als de Voorloper voor ons binnengaan in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Jezus is naar de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden tot in eeuwigheid. Het priesterschap naar de orde van Melchizedek is gebaseerd op onvergankelijk leven. Dat in tegenstelling tot het priesterschap volgens de levitische orde. In de levitische orde volgden de priesters elkaar op. Maar Jezus heeft een offer gebracht dat voor eens en voor altijd is gebracht. Daar hoeft niets meer bij en daar mag ook niets meer bij. Daarom hoeven wij nu niet meer een dier te offeren om verzoening tussen God en ons te bewerkstelligen. De schrijver van Hebreeën voelt zich gefascineerd door Psalm 110. Melchizedek besefte dat enkel rechtvaardig regeren niet genoeg is, maar dat zijn onderdanen ook onderwijs moeten ontvangen over God. Melchizedek was dus koning en tegelijkertijd priester. Jezus als de Zoon van God is de Koning aan Gods rechterhand en tegelijkertijd Priester. Een Priester Die met Zijn offer de vrede bewerkt en met Zijn voorbede Zijn kinderen bewaakt. Wij hebben een Hogepriester nodig Die heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en verhoogd boven de hemelen is. Deze Hogepriester is Jezus.
In de tabernakel ten tijde van het Oude Testament was er het voorste tentdeel en het achterste tentdeel. In het achterste tentdeel bevond zich het allerheiligste. In het voorste tentdeel stond de kandelaar en de tafel met de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd. Daarin gingen de priesters steeds naar binnen om hun taken uit te voeren. Maar achter het voorhangsel was het heilige der heiligen. Met daarin het gouden wierookvat en de ark van het verbond. Deze ark was met goud overtrokken. In de ark lagen de gouden kruik met het manna en de staf van Aäron, die gebloeid had, en in de ark lagen ook de twee stenen tafelen van het verbond. En boven op de ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid. Die cherubs overschaduwden het verzoendeksel. In het heilige der heiligen ging de hogepriester één keer per jaar naar binnen met bloed. Dat bloed offerde hij vanwege de zonden van hemzelf en vanwege de zonden van het gehele volk Israël. De verzoening die dat teweegbracht tussen God en mens, was tijdelijk. Daarom moest het ieder jaar herhaald worden.
Christus ging ook het heilige der heiligen binnen. Maar dan wel het heilige der heiligen in de hemel. Zo maakt Hebreeën 9 ons duidelijk. Christus is via de meerdere en meer volmaakte tabernakel met Zijn eigen bloed het heiligdom binnengegaan. Net als ten tijde van de oude bedeling de hogepriester in de tabernakel via het heilige naar het heilige der heiligen ging. Goede Vrijdag is de Grote Verzoendag voor de christenen. Gemakkelijk te onthouden, beide GV: Goede Vrijdag en Grote Verzoendag. De Goede Vrijdag is de Grote Verzoendag voor Gods Kerk. Jezus heeft op Goede Vrijdag Zijn eigen uitgestort. Hij gebruikte dus geen bloed van een dier om verzoening tussen God en de mens te bewerkstellingen. Christus ging geen aards heiligdom binnen, maar Hij is het hemelse heiligdom binnengegaan. De levitische hogepriester moest elk jaar opnieuw het allerheiligste van de tabernakel binnengaan, maar de ingang van Christus in het hemelse allerheiligste is “voor eens en altijd”.
In Leviticus 16 kun je lezen over de Grote Verzoendag. Tijdens Grote Verzoendag werd een bok geofferd voor het volk en een jonge stier werd geofferd voor de hogepriester en zijn familie. Deze offers konden geen allesbeslissende reiniging brengen. Grote Verzoendag was een voorafschaduwing van Goede Vrijdag. Dieren worden onvrijwillig geslacht en zijn er passief onder, maar Christus offerde Zichzelf geheel vrijwillig. Christus is de Hogepriester, Die het offer brengt en tegelijkertijd Zelf het offer is. Christus heeft Zichzelf geheel vrijwillig aangeboden. Christus heeft Gods toorn gestild door Zichzelf als een volmaakt offer te offeren.
In de oude bedeling werden de verontreinigden gereinigd door het bloed van bokken en stieren en de as van de jonge koe. “Het bloed van bokken en stieren” waarover we lezen in Hebreeën 9:13, verwijst naar de offers op de Grote Verzoendag. Toch kun je het bloed van bokken en stieren ook breder trekken dan alleen de Grote Verzoendag. In meerdere bepalingen in het Oude Testament worden bokken en stieren voorgeschreven als noodzakelijk in het brengen van een offer, bijvoorbeeld bij het brandoffer. Waarschijnlijk bedoelt de schrijver van Hebreeën als hij schrijft over “het bloed van bokken en stieren” ook het sprenkelen van dat bloed erbij. Er werd ten tijde van de oude bedeling namelijk bij veel gelegenheden bloed gesprenkeld: op de Grote Verzoendag, bij het reinigingsoffer, bij de wijding van Aäron en zijn zoons tot hogepriester, bij het reinigen van de melaatsen.
Over iemand die een dode had aangeraakt, moest ten tijde van de oude bedeling het as van een jonge koe gestrooid worden. Je kunt hierover lezen in Numeri 19. Zo’n verontreinigde werd een week lang geïsoleerd. Diegene moest zich afscheiden van het land van de levenden. Maar toch, reiniging was mogelijk. Op de derde dag kreeg de verontreinigde het reinigingswater. Dat is water waaraan de dood kleeft, want er zit as in van een verbrande koe. Dat water moest door een rein persoon gedoopt worden in een bosje hysopplant. Vervolgens moest deze reine persoon dat water uitgieten over de onreine persoon. Op de zevende dag werd de ceremonie herhaald. Deze reiniging heiligde de verontreinigden. Het maakt deelname aan de eredienst weer mogelijk. Maar deze heiliging beperkt zich tot de buitenkant, dus tot alleen het lichaam. Maar het bloed van Christus reinigt ons geweten.
Als met het bloed van bokken en stieren en het strooien van as van een jonge koe de onreinen weer een rein lichaam kregen, hoeveel te meer zal het bloed van Christus ons geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen! Met het offer van Christus is ook het offeren op de Grote Verzoendag niet meer van kracht. En ook al die andere offers waarin bokken en stieren werden geslacht. Daarom noemt de schrijver van Hebreeën hier ook die offers. Die offers moeten niet meer gebracht worden om in de juiste verhouding met God te komen staan. Christus heeft Zichzelf door de eeuwige Geest als een vlekkeloos offer aan God opgedragen. Het woord “vlekkeloos” doet denken aan de wet in het Oude Testament dat een offerdier zonder gebrek moet zijn. Het offer van Christus is ook volmaakt. Hij is de Hogepriester zonder zonden en daarom is Hij ook een vlekkeloos slachtoffer.
De Hebreeënschrijver geeft ons de nieuwe levensrichting: de levende God dienen in onze dagelijkse levenspraktijk. Opnieuw blijkt de pastorale houding van de auteur van Hebreeën. Door te schrijven over “ons geweten” betrekt hij zijn lezers heel sterk bij zijn betoog. In het laatste deel van het Bijbelboek Hebreeën wordt dit verder uitgewerkt: het leven vanuit het offer van Christus. De schrijver van Hebreeën maakt duidelijk: “Laten wij door het bloed van Jezus tot God naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof. Laten wij de belijdenis van de hoop vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw. Laten wij op elkaar letten door elkaar aan te sporen tot liefde en tot goede werken. Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de dag (de dag van de wederkomst van Christus, ML) ziet naderen.” De christenen ontlenen hun vrijmoedigheid aan de definitieve ingang van Jezus in het hemelse heiligdom. Door het geloof zijn ze met het bloed van Jezus Christus besprenkeld en geheiligd. Wie de toevlucht neemt tot de drie-enige God, vindt niet meer een voorhangsel met daarop een bordje met de tekst “verboden toegang”. Degene die de toevlucht neemt tot de drie-enige God, vindt een open weg, omdat Jezus de Middelaar van het nieuwe verbond is. De Hogepriester met een hoofdletter, Jezus Christus, overtreft de hogepriesters van het Oude Testament. Alleen door het bloed van deze Hogepriester is eeuwige verlossing te verkrijgen. Het Lam, Christus, Dat geslacht is, is het waard om te ontvangen de kracht, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. Lof zij de drie-enige God: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Machiel Lock
juni 2022
Geen opmerkingen:
Een reactie posten