Hartelijk welkom op mijn blog! Alle artikelen op deze blog zijn door mij geschreven. Het doel van mijn blog is u in kennis te stellen van (mijn visie op) thema's die mij persoonlijk raken.
zaterdag 22 oktober 2022
Het zevende gebod: "U mag niet echtbreken"
maandag 8 augustus 2022
Het duizendjarig vrederijk
In het slot van Romeinen 8 lezen we dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus, Gods eniggeboren Zoon. In Christus zijn wij meer dan overwinnaars. Omdat Christus, de Gezalfde met een hoofdletter, alles heeft volbracht wat nodig is voor onze eeuwige zaligheid. Ik moet ook denken aan wat we lezen in het slot van 1 Korinthiërs 15: God geeft ons de overwinning door onze Heere Jezus Christus. Als opvolger van Mozes zal Jozua de diepere bedoeling van het ingaan in het Beloofde Land Kanaän hebben begrepen. Dat ingaan staat symbool voor het ingaan in de hemelse heerlijkheid. Het hemelse Kanaän is nog veel rijker dan het aardse Kanaän. Door het geloof in Jezus komen wij in het hemelse Kanaän. De namen Jozua en Jezus betekenen hetzelfde. Jozua is Hebreeuws en deze naam betekent: “God redt”. De Griekse vorm van de naam Jozua is Jezus: “Jahweh is Redder”.
Jezus zal eenmaal terugkomen op de wolken van de hemel. In Mattheüs 24 lezen we hierover. Jezus kondigt het precieze moment van Zijn wederkomst dus niet aan. Na een grote verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen uit de hemel vallen, en de krachten van de hemel zullen bewogen worden. Alle mensen op aarde zullen er emotioneel op reageren. Iedereen ziet dan de Mensenzoon, Jezus, op de wolken van de hemel komen. Hij komt met grote kracht en heerlijkheid. De Mensenzoon zal de engelen over de gehele aarde sturen. De engelen blazen op hun trompetten en ze verzamelen alle mensen die geloven dat Jezus de Redder is.
Een bepaalde stroming in het christendom is het chiliasme. Heeft deze stroming gelijk? Ergens ben ik wel benieuwd hoe u/jij hiertegen aankijkt. Het hangt ervan hoe je Openbaring 20:1-6 interpreteert. Daarin staat de profetie over de wederkomst van Jezus beschreven. De wederkomst zal plaatsvinden na een tijd van geloofsvervolging. De satan is Gods grote tegenstander. Een engel uit de hemel bindt de satan voor 1000 jaar lang vast en werpt hem in de afgrond, zodat de satan de volken niet kan misleiden. Na 1000 jaar zal de satan nog heel even worden losgelaten om vervolgens in de poel van vuur en zwavel geworpen te worden. Daarna zal er het laatste oordeel zijn.
Prechiliasten oftewel premillennialisten geloven dat Christus eerst terugkomt en dat daarna het 1000-jarig vrederijk aanbreekt. Zij geloven dat het een letterlijke periode van 1000 jaar is waarin Christus op aarde zal regeren als een lichamelijk aanwezige Koning. De opgestane gelovigen zullen dan samen met Christus regeren. De opgestane gelovigen, daarmee bedoel ik de gelovigen die al lichamelijk gestorven waren en dus uit die dood zijn opgewekt. De postchiliasten oftewel de postmillennialisten geloven dat Christus zal terugkeren na de periode van 1000 jaar. In die periode van 1000 jaar is Christus volgens de postchiliasten dus niet lichamelijk op aarde. Beide groepen gaan ervan uit dat in het 1000-jarig vrederijk in 1000 jaar tijd het evangelie zo krachtig verspreid wordt dat vrede en gerechtigheid op aarde zullen heersen. Ook al is de zonde niet geheel weg op aarde, die zal wel heel minimaal zijn. Amillennialisten geloven dat de 1000 jaar niet letterlijk opgevat moet worden, maar dat Jezus al bij Zijn eerste komst als Mens op aarde de satan gebonden heeft. Ze geloven dat de 1000 jaar verwijst naar de verspreiding van het evangelie van Christus in deze tegenwoordige tijd, totdat Christus terugkomt. De Bijbel geeft niet direct antwoord op de vraag welke van de drie visies de ware is. Persoonlijk ga ik ervanuit dat het amillennialisme het meest voor de hand ligt. Het getal “duizend” heeft in de Bijbel namelijk vaker een symbolische betekenis. Bijvoorbeeld in Psalm 105 lezen we dat God tot in duizend generaties aan Zijn beloften gedenkt. Hier gaat het niet om letterlijk duizend generaties, maar om een zeer groot getal. Besef dat u, jij en ik altijd klaar moeten staan voor de komst van de Mensenzoon.
Wat een rijkdom is er in Christus te vinden, broeders en zusters. Omhels Hem door het geloof. Dan erken je dat Christus Zijn leven heeft gegeven voor jou, om voor je zonden te betalen. Dan bent u, dan ben jij werkelijk gelukkig.
Machiel Lock
augustus 2022
dinsdag 19 juli 2022
Vakantiemeditatie over Mattheüs 17:5
Voor u/jou hierbij mijn vakantiemeditatie in 2022 over Mattheüs 17:5.
zaterdag 25 juni 2022
Hebreeën
Vorige week heb ik mij in het bijzonder beziggehouden met het Bijbelboek Hebreeën. Zie voor mijn bevindingen hierover de onderstaande tekst.
maandag 14 maart 2022
Esther
De hoofdpersoon van het Bijbelboek Esther is: Esther. Esther is een joods meisje en is wees: ze heeft geen vader en moeder meer. Ze wordt opgevoed door haar neef Mordechai. Mordechai is een achterkleinzoon van Kis en komt uit de stam Benjamin. Zijn vader heet Jaïr, zijn opa Simeï en zijn overgrootvader Kis. De vader van koning Saul van Israël heette ook Kis (zie 1 Samuël 9:1-2). De overgrootvader van Mordechai werd uit Jeruzalem met koning Jechonia (ook wel Jojachin genoemd), de op één na laatste koning van Juda, en een aantal andere ballingen weggevoerd naar Babel (zie ook 2 Koningen 24:10-17). Dat gebeurde in het jaar 597 v. Chr..
In het jaar 538 v. Chr. wordt Babylon door Perzië veroverd. De koning van Perzië, Kores (ook wel Cyrus genoemd), geeft de Joden toestemming om terug te keren naar hun eigen land, dat een provincie van het Perzische Rijk geworden is. Ook laat koning Kores de voorwerpen van de tempel van de HEERE, die de Babylonische koning Nebukadnezer uit Jeruzalem had gehaald en in het huis van zijn eigen goden had geplaatst, halen (zie Ezra 1:7). Een groot deel van Israël en Juda blijft wonen in het gebied waarheen ze in ballingschap was gevoerd. Mordechai is één van hen. Het is goed mogelijk dat hij een goede positie heeft aan het hof van de toenmalige Perzische koning, Ahasveros (zijn Griekse naam is “Xerxes I”). Ahasveros zit op zijn koninklijke troon in de burcht Susan. Zijn rijk bestaat uit 127 provincies. In Esther 2:5 lezen we dat Mordechai in de burcht Susan is. De naam “Mordechai” is waarschijnlijk afgeleid van de Babylonische god Mardoek. Zijn joodse naam is niet bekend. De joodse naam van Esther (ster) is “Hadassah” (mirte). Esther is haar Perzische naam. Esther heeft haar afkomst niet aan Ahasveros bekendgemaakt, overeenkomstig Mordechai haar geboden heeft (zie Esther 2:10).
Het Bijbelboek Esther is het enige Bijbelboek waarin de Naam van God niet genoemd wordt. Toch is Gods werking wel degelijk merkbaar in het boek. Gods zorg voor Zijn volk is duidelijk merkbaar. We zien bijvoorbeeld Zijn werking in Esther, waardoor het joodse volk gered wordt van de volledige ondergang en daarmee ook van de verhindering van de geboorte van Jezus Christus. De Zaligmaker, Jezus Christus, zal uiteindelijk als Mens uit het volk van Esther geboren worden. Als het volk uitgeroeid zou zijn, zouden wij nooit een Borg en Heiland voor onze schuld gehad hebben. De gebeurtenissen rond Esther zijn dus van heilshistorisch belang.
In hoofdstuk 1 van het Bijbelboek Esther lezen we dat koning Ahasveros een feestmaaltijd houdt voor heel het volk dat zich in de burcht Susan bevindt. Koningin Vasthi, de belangrijkste vrouw van koning Ahasveros, richt ook een maaltijd aan, voor de vrouwen in het koninklijk huis dat van koning Ahasveros is. Koning Ahasverhos heeft zeven hovelingen die in zijn tegenwoordigheid dienen: Mehuman, Biztha, Charbona, Bighta en Abagtha, Zethar en Charchas. Zij krijgen van koning Ahasveros de opdracht om koningin Vasthi bij hem te brengen. Vasthi, die er knap uitziet, weigert zich echter te laten zien aan de gasten van Ahasveros. Koning Ahasveros vraagt aan zijn zeven wijzen Carsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena en Memuchan wat er met koningin Vasthi moet gebeuren. Memuchan stelt voor dat vastgelegd moet worden in de wetten van Perzië en Medië dat Vasthi niet meer bij koning Ahasveros mag komen. Dit voorstel is goed in de ogen van koning Ahasveros.
In hoofdstuk 2 lezen we dat Ahasveros op zoek gaat naar een nieuwe koningin. De hovelingen van de koning stellen voor om voor de koning meisjes te zoeken die maagd zijn en er knap uitzien. Aldus geschiedt. De meisjes worden verzameld in de burcht Susan, in het eerste vrouwenverblijf, onder de hoede van Hegai, de hoveling van de koning, de bewaarder van de vrouwen. Als de koning een tweede ontmoeting met een vrouw wil, wordt die vrouw opnieuw bij de koning gebracht. Saäsgaz is verantwoordelijk voor het tweede vrouwenverblijf. Ahasveros kiest Esther als nieuwe koningin. Mordechai verijdelt een moordaanslag die twee hovelingen van de koning, Bigthan en Teres, op de koning willen plegen. Bigthan en Teres worden aan de galg gehangen.
In hoofdstuk 3 lezen we dat alle dienaren van de koning die in de poort van de koning zijn, zich voor Haman knielen en buigen. Mordechai doet dat echter niet, omdat hij een Jood is. Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, wordt hierdoor boos. Hij zoekt een manier om alle Joden, het volk van Mordechai, weg te vagen. Haman krijgt van koning Ahasveros toestemming om op één dag alle Joden te vermoorden. Haman laat het lot (“pur”) werpen om deze dag te bepalen. Het lot wordt geworpen in de maand nisan in het 12e regeringsjaar van koning Ahasveros. Het geeft aan dat op de 13e dag van de maand adar de Joden gedood zouden moeten worden.
In hoofdstuk 4 lezen we dat Mordechai naar aanleiding van het besluit van Haman zijn kleren verscheurt en zich in zak en as hult. Er is grote rouw onder de Joden. Mordechai informeert Hatach hierover, en Hatach informeert koningin Esther. Mordechai spoort Esther aan om koning Ahasveros op andere gedachten te brengen. Esther is bereid haar leven te wagen als alle Joden die zich in Susan bevinden, drie dagen voor haar vasten en bidden. Iedereen die zomaar naar de koning gaat, sterft, tenzij de koning die persoon de gouden scepter toereikt. Esther is al 30 dagen niet meer bij de koning geweest.
In hoofdstuk 5 lezen we dat Esther naar de koning gaat. Ze heeft een koninklijk gewaad aan en de koning reikt haar de gouden scepter toe. Esther nodigt de koning twee keer uit voor een maaltijd met Haman erbij. De koning belooft het verzoek van Esther in te willigen, zelfs al is het de helft van het koninkrijk. Haman ziet Mordechai niet voor hem knielen bij de poort van de koning. Hamans vrouw Zeres en een aantal vrienden van Haman raden Haman aan om tegen de koning te zeggen dat men Mordechai moet laten hangen aan een galg van 50 el hoog. Haman stemt hiermee in.
In hoofdstuk 6 lezen we dat koning Ahasveros hoort dat Mordechai zijn leven heeft gered. Koning Ahasveros wil Mordechai hiervoor alsnog belonen. Hij vraagt aan Haman wat hij moet doen met iemand de hij wil eren. Haman denkt dat Ahasveros het over hemzelf (Haman) heeft. Haman heeft het voorstel om diegene te bekleden met de koninklijke mantel, de koninklijke kroon op zijn hoofd te zetten en te laten rijden op het koninklijke paard en dat over hem moet worden uitgeroepen dat de koning hem eert. De koning zegt tegen Haman dat hij dit moet doen met Mordechai. Aldus geschiedt.
In hoofdstuk 7 vraagt koningin Esther aan koning Ahasveros of zij en haar volk in leven mogen blijven. Esther zegt tegen Ahasveros dat zij en haar volk verkocht zijn om te worden gedood. Ahasveros vraagt Esther wie daar achter steekt. Esther zegt dat dat Haman is. Charbona, één van de hovelingen van de koning, wijst de koning op de galg die Haman voor Mordechai heeft gemaakt. De koning beveelt om Haman daaraan te hangen. Aldus geschiedt.
In hoofdstuk 8 lezen we dat alle eigendommen van Haman aan Esther worden gegeven. Esther stelt Mordechai aan over het huis van Haman. De koning geeft aan dat de wet die Haman heeft opgesteld, niet herroepen kan worden. Hij geeft wel aan dat Esther en Mordechai maatregelen mogen treffen om de moordaanslag op de Joden te verijdelen. In opdracht van Mordechai stellen de schrijvers van de koning een brief op die verzonden wordt naar alle provincies van het rijk van de koning. Dat gebeurt op de 23e dag van de maand sivan. In de brief staat dat de Joden op de dag waarop bevolen is dat ze uitgeroeid worden, zichzelf mogen verdedigen en hun aanvallers mogen doden. Bij de Joden is er blijdschap en zelfs velen uit de volken van het land worden Jood, omdat angst voor de Joden op hen is gevallen.
In hoofdstuk 9 lezen we dat de Joden hun vijanden doden, waaronder in de burcht Susan vijfhonderd man en de tien zonen van Haman, dat zijn Parsandatha, Dalfon, Asfata, Poratha, Adalia, Aridatha, Parmastha, Arisai, Aridai en Vaizatha. Op de 14e dag van de maand adar doden de Joden in Susan driehonderd man. Ze steken de hand echter niet uit naar de buit. Onder de rest van de jodenhaters worden 75.000 man gedood. Mordechai roept de Joden op om jaarlijks op de 14e en de 15e dag van de maand adar feest te vieren met maaltijden. Dit feest krijgt de naam “purimfeest”. Geheel tegen de bedoeling van Haman in is immers door de Joden de overwinning behaald. Esther en Mordechai benadrukken in hun brief dat de Joden het purimfeest niet mogen overslaan.
In hoofdstuk 10 lezen we dat koning
Ahasveros iedereen in zijn hele koninkrijk belasting laat betalen. Alles over
hem is opgeschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Medië en
Perzië. De Jood Mordechai is na de koning de belangrijkste man in het rijk van
de koning en doet er alles aan om zijn volk gelukkig te maken. Hij staat in hoog
aanzien bij de Joden.
Machiel Lock
maandag 14 februari 2022
Inleiding over Openbaring 2:8-11
Gemaakt door: Machiel Lock
Datum: maandag
14 februari 2022
Voor de
mannenvereniging
Lezen:
Openbaring 2:8-11
Zingen: Psalm
46:1,3,4
Het thema van deze inleiding is: “De gemeente van Christus in Smyrna: geestelijk rijk”.
Zojuist hebben we enkele verzen van Psalm 46 gezongen. De dichter van Psalm 46 belijdt dat God ons een Toevlucht en vesting is. Hij wil duidelijk maken dat Gods volk veilig is, zelfs in tijden van benauwdheden. Dat is nu zo, maar er zit ook nog een diepere laag in: God zal zorgen voor de uiteindelijke overwinning: het volk van God zal nooit meer getroffen worden door chaos en ze zal deel uitmaken van een rijk waarin er altijd vrede zal zijn. Deze notie komt ook naar voren in de brief van Christus die vanavond centraal staat, de brief aan de gemeente van Christus in Smyrna.
Een brief. Als de postbode bij u een brief heeft bezorgd, en u heeft de brief van de deurmat gepakt of uit de brievenbus gehaald, wat is dan het eerste wat u doet? Nou, ik denk dat u als eerste kijkt van wie die brief is. Misschien is de brief van een familielid of van een kennis. Of van uw werkgever, of van een instantie. Als de brief van een organisatie of van een bedrijf is, staat de naam van die organisatie of van dat bedrijf meestal al voorop op de envelop. Vanavond hebben we ook een brief gelezen. Deze brief is van Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, de Verlosser, de Zaligmaker, de Heiland. Daarom verdient de brief die we hebben gelezen onze hoogste aandacht.
Christus geeft aan Johannes de opdracht om een brief te schrijven aan de engel, dat is de voorganger, van de gemeente van Christus in Smyrna. Christus dicteert de brief aan Johannes. En dat is niet de enige brief die hij dicteert aan Johannes. Er zijn nog 6 andere brieven die Christus aan hem dicteert, naar 6 andere gemeenten van Christus in Klein-Azië. Voor de volledigheid wil ik graag wat achtergrondinformatie geven over deze 7 brieven. Deze brieven zijn geschreven in of rond de jaren 95 en 96 na Christus. Maar als die brieven toen geschreven werden aan de toenmalige 7 gemeenten, hebben ze dan wel waarde voor ons? Jazeker, dat hebben ze. Jezus spreekt door middel van deze 7 brieven aan de gemeenten in Klein-Azië tegelijkertijd alle andere christelijke gemeenten aan. Ook al zijn de werken per gemeente verschillend, we kunnen lering trekken uit de brieven. Want wie oren heeft, laat die horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt, moet Johannes schrijven aan de gemeente in Efeze. Let wel: het is meervoud: “gemeenten”. Laat iedereen die het horen kan, het opmerken. Degenen die overwinnen, die zullen van Christus te eten krijgen van de Boom van het leven, die midden in het paradijs van God staat. In de brief aan de gemeente in Thyatira zegt Gods Zoon dat alle gemeenten zullen weten dat Hij (Gods Zoon) het is Die nieren en harten doorzoekt, en Hij (Gods Zoon) een ieder mens naar zijn of haar werken zal vergelden.
Tegen alle 7 gemeenten in Klein-Azië zegt Jezus: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Efeze: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Smyrna: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Pergamus: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Thyatira: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Sardis: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Filadelfia: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Laodicea: “Ik weet uw werken.” En vanavond zegt Christus ook tegen ons: “Ik weet uw werken.” Voor mensen kunnen we nog weleens iets verborgen houden, maar voor God kan dat niet. God is immers alwetend. Slaan we daar acht op, broeders?
Johannes is verbannen naar het eiland Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus. Daar krijgt hij van Christus de opdracht om datgene wat hij te zien krijgt, op te schrijven op een boekrol en dat naar de zeven gemeenten in Klein-Azië te sturen. Te midden van de zeven gouden kandelaren ziet Johannes Iemand Die op de Mensenzoon lijkt. Het is Christus. Hij heeft toezicht op het leven van Zijn kerk hier op aarde. Hij heeft zeven sterren in Zijn rechterhand en uit Zijn mond komt een tweesnijdend scherp zwaard, en Zijn gezicht is zoals de zon schijnt in haar kracht. De zeven sterren die Johannes in de rechterhand van Christus ziet, die verwijzen naar de engelen – de voorgangers – van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren verwijzen naar de zeven gemeenten.
Johannes heeft dus het laatste Bijbelboek, Openbaring, geschreven. Maar om welke Johannes gaat het? Johannes noemt zichzelf in het Bijbelboek Openbaring geen “discipel”, maar “profeet”. Toch gaan oude kerkvaders ervanuit dat de schrijver van Openbaring de Johannes is die tot de twaalf apostelen van Christus behoort. Johannes wiens vader de naam Zebedeüs draagt. Het is de Johannes die het vierde evangelie heeft geschreven en ook de 3 Johannesbrieven in het Nieuwe Testament. Voor het uitgangspunt van de oude kerkvaders zijn ook best argumenten. In het evangelie naar Johannes wordt Jezus het Lam van God en het Woord van God genoemd. Dat is ook zo in het Bijbelboek Openbaring. De broer van Johannes, Jakobus, behoorde ook tot de apostelkring. Maar omdat de taalstijl van Openbaring wat anders is dan die in het evangelie naar Johannes, denken sommige geleerden aan een andere Johannes, namelijk aan een oudste, die dan naast Openbaring ook de drie Nieuwtestamentische Johannesbrieven heeft geschreven. Hoe het ook zij, de Johannes die Openbaring geschreven heeft, is een dienstknecht van Jezus Christus.
Smyrna. Waar lag de stad Smyrna eigenlijk precies in Klein-Azië? Klein-Azië komt overeen met het tegenwoordige westen van Turkije. Het was toen een onderdeel van het Romeinse Rijk. Smyrna ligt pal aan de zee, de Egeïsche Zee. Smyrna is één van oudste steden van Klein-Azië. De stad is rond het jaar 1200 v. Chr. gesticht als een kolonie. In ongeveer het jaar 600 v. Chr. is Smyrna door de Lydiërs verwoest. In ca. het jaar 290 v. Chr. is de stad herbouwd. Dat zou gebeurd kunnen zijn door Alexander de Grote. Sommige bronnen noemen andere namen. Smyrna was de op één na belangrijkste havenstad van Klein-Azië. De grote bloei van Smyrna kwam in de Romeinse tijd. Want toen kreeg de stad meer dan 100.000 inwoners. Smyrna was een bondgenoot van Rome. Smyrna is meerdere keren door een aardbeving getroffen, maar dankzij de bloeiende handel kon de stad zich herstellen. Smyrna bezat een staatsbibliotheek en één van de grootste theaters van Azië. Er was een gymnasium en een stadion. De stad was beroemd om haar atletiekwedstrijden en circusspelen. In het jaar 193 v. Chr. werd een tempel gewijd aan de godin Roma. In het jaar 26 n. Chr. kreeg Smyrna het recht om een tempel op te richten ter ere van de Romeinse keizer Tiberius, en de keizersvrouw Livia en de senaat. De senaat bestond uit senatoren die de keizer assisteerden. Er was ook een tempel voor bijvoorbeeld de Griekse oppergod Zeus. Vooral na de val van Jeruzalem in 70 n. Chr. was Smyrna een geliefde vestigingsplaats voor de Joden. Uit inscripties valt op te maken dat er inderdaad een synagoge – een joods gebedshuis – in Smyrna stond. De meeste joodse kringen in Smyrna stonden open voor Grieks-Romeinse invloeden.
Er is dus ook een christelijke gemeente ontstaan in Smyrna. Waarschijnlijk is die ontstaan kort na het jaar 50 n. Chr.. Tijdens de derde zendingsreis die Paulus maakt, komt hij aan in Efeze. Daar in een school van een zekere Tyrannus spreekt Paulus dagelijks over het Woord van de Heere Jezus. En allen die in Azië wonen, horen over dit Woord, zowel Joden als Grieken, zo lezen we. Als we spreken over de combinatie Joden en Grieken, dan worden met Grieken degenen bedoeld die niet uit Israël komen. Dus ook de inwoners van Smyrna horen het Woord van God. Smyrna heeft geografisch een goede verbinding met Efeze. Beide plaatsen liggen aan de zee. Het zou ook zo kunnen zijn dat de christelijke gemeente in Smyrna al eerder is ontstaan. Mogelijk vanuit enkele bekeerlingen die op de pinksterdag naar de toespraak van Petrus hadden geluisterd. Zo even een vraag tussendoor. Zijn er onder ons die wel eens in Turkije zijn geweest? Tegenwoordig bestaat Smyrna nog steeds, maar dan onder een andere naam: Izmir. De Turkse overheid heeft de naam van de stad namelijk veranderd. Door de overname van de stad door de Turkse regering zijn er een aantal kerken in Smyrna vernietigd. Toch zijn er nog steeds kerken in Izmir te vinden.
Johannes moet aan de gemeente van Christus in Smyrna schrijven: “Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood is geweest en levend is geworden.” Christus maakt hiermee duidelijk dat Hij gelijkstaat aan God. Christus waakt als Gods Zoon altijd over Zijn gemeenten. Hij heeft door Zijn sterven verlossing voor Zijn volk gebracht. Door Zijn dood aan het kruis heeft Hij voor ons de gerechtigheid verworven. Hij heeft onze schuld op Zich genomen. Daarom hebben we door in Hem te geloven het eeuwige leven. God wekt ons in het geloof door Zijn kracht op tot een nieuw leven. Ons leven wordt gestempeld door het leven met Hem, waardoor de macht van de zonde geen absolute macht over ons heeft. Gods Zoon, Christus, heeft ons met Zijn bloed vrijgekocht. Zoals God Zijn Zoon Christus uit de dood heeft laten opgestaan, zo zal Hij ook aan ons het eeuwige leven geven.
Christus bemoedigt Zijn gemeente in Smyrna. Hij weet ervan af dat de gemeenteleden verdrukt worden en in armoede leven. Toch zijn ze rijk, zegt Christus er direct achteraan. Waarom zegt Hij dat? En hoe komt het dat de christelijke gemeenteleden van Smyrna in armoede leven? Het zou zo kunnen zijn dat ze de minst betaalde banen hebben. Het zou ook zo kunnen zijn dat veel van hun bezit ingenomen is door de heidenen in hun omgeving. De christenen vormen immers een minderheid in de stad. Het zou ook kunnen zijn dat ze door hun vrijgevigheid arm geworden zijn. Al deze factoren zouden kunnen meespelen in het feit dat Smyrna arm is. Maar ik vermoed dat de grootste oorzaak van de armoede ligt in het feit dat de christenen het moeilijk vonden om in een niet-christelijke omgeving hun kost te verdienen. Je kunt het je zomaar indenken dat je in je werk verplicht wordt om dingen te doen die tegen je geweten ingaan. Stel je voor dat je bijvoorbeeld vakkenvuller in een supermarkt bent en je wordt op een gegeven moment door je baas gevraagd om ook op zondag te werken. Het zal misschien niet zo snel gebeuren, maar stel je voor dat dat verplicht wordt gesteld, want anders moet je weg, wat dan? Dan wordt het al een stuk lastiger. De zondag is voor de christenen de rustdag. Gelukkig zijn er hier in Nederland veel beroepen die je als christen gewoon prima kunt doen. Maar of dat destijds in Smyrna ook zo was? Dat valt te betwijfelen.
In Smyrna was keizerverering namelijk heel gewoon, maar de Romeinse autoriteit had de Joden wel het voorrecht gegeven om hun godsdienst te mogen belijden. Maar voor de christenen gold dat niet. Daarom konden de Joden hen makkelijk aanklagen. Ze hadden de christenen al massaal uit hun synagogen verbannen. De christenen in Smyrna worden belasterd door degenen die zeggen dat ze Joden zijn, maar het in werkelijkheid niet zijn. De Joden in het algemeen worden niet veroordeeld door Christus. Hij veroordeelt alleen degenen die verbonden zijn aan de synagoge in Smyrna. Ja, de mensen van die synagoge zijn wel Israëlieten. Dus qua ras behoren ze tot het joodse volk. Maar qua geloof niet. Alleen diegene is echt Jood als hij besneden is van het hart. Zo schrijft Paulus het ook. En de gemeente van Christus in Smyrna is ook duidelijk besneden van het hart. Deze gemeente is dus geestelijk rijk. Haar toekomst ligt vast: na de dood wordt ze opgenomen in Gods heerlijkheid. De gemeente van Christus in Smyrna krijgt geen berisping van Jezus. Ook de gemeente van Christus in Filadelfia krijgt dat niet. De gemeente van Christus in Laodicea zegt over zichzelf dat ze rijk is en steeds rijker geworden en aan niets gebrek heeft. Maar Christus moet tegen deze gemeente zeggen dat ze juist ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt is. Goede werken zijn er zeer schaars. Deze gemeente is niet koud, maar ook niet heet. Was ze maar óf koud óf heet! Dan weet je tenminste nog waar je aan toe bent. Deze gemeente wil blijkbaar twee heren dienen: zowel Christus als de satan. Maar dat kan niet! Het is één van beiden! De naam-Joden in Smyrna, om ze zo maar even te noemen, zij dienen wel één van beiden, maar dan wel de verkeerde: de satan!
Ze maken zich schuldig aan het verspreiden van valse geruchten over de christenen in Smyrna. De christenen werden beschuldigd van asociaal gedrag. De mensen van de synagoge van Smyrna vinden het maar raar om te geloven dat een gewone “plattelander” Die beschuldigd werd van criminaliteit, en daardoor gekruisigd werd, om Die te aanbidden. Godslasterlijk is dat, volgens hen. Paulus heeft al geschreven dat de Joden om een teken vragen en dat de Grieken wijsheid zoeken, maar Paulus en zijn metgezellen prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid. Maar voor hen die geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, prediken wij Christus, de kracht van God en de wijsheid van God, schrijft Paulus. De vijandige naam-Joden in Smyrna zijn feitelijk een synagoge van de satan, dus een synagoge van Gods grote tegenstander.
Dit was zo erg dat er martelaren in Smyrna geweest zijn. Mensen die gestorven zijn omdat ze in het openbaar beleden dat ze christen zijn. Zo weten we bijvoorbeeld over Polycarpus. Door de christenen van Smyrna werd hij tot bisschop aangesteld over Smyrna. Dat weten we vanuit een buiten-Bijbelse bron. Polycarpus beleed in het openbaar dat hij christen is en zei openlijk dat hij de Romeinse goden niet wil dienen. En een grote menigte Joden en heidenen in Smyrna werden hierom woedend. En die menigte besluit Polycarpus levend te verbranden. Ontzettend is dat. Hoe kan Johannes dan schrijven dat de christenen in Smyrna niet bang moeten zijn voor wat ze lijden zullen?
De allerhoogste Leraar, Jezus Zelf, onderwees Zijn discipelen dat ze niet bevreesd moeten zijn voor degenen die het lichaam kunnen doden, maar dat ze bevreesd moeten zijn voor God, Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. Dat wil zeggen: de leerlingen moeten zich niet laten leiden door angst voor vervolgers hier op aarde, maar wel door ontzag voor God. Christenvervolgers kunnen niet meer doen dan het lichaam doden. Aan de ziel kunnen ze niet komen. Die bemoediging krijgt de gemeente van Smyrna. Feitelijk is het de grote tegenstander, de duivel, die achter de christenvervolging zit. Voor sommige gemeenteleden is de angst zo groot dat ze hun geloof in Christus willen opgeven. Maar Jezus zegt dus dat ze niet bevreesd moeten zijn. Want wie overwint, zal zeker geen schade toegebracht worden door de tweede dood, de eeuwige dood.
Persoonlijk ben ik blij en dankbaar dat wij hier in de kerk in alle vrijheid ons geloof mogen belijden. In artikel 1 van de Nederlandse Grondwet staat dat discriminatie wegens godsdienst, levensbeschouwing, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, niet toegestaan is. Dus onze overheid verbiedt vervolging op grond van godsdienst. Zien wij dat voorrecht, broeders? Misschien heeft u de Ranglijst Christenvervolging 2022 gelezen, een lijst die wordt gepubliceerd door de organisatie Open Doors. Jarenlang stond Noord-Korea bovenaan als land waar het het gevaarlijkste is voor christenen, maar die plek is overgenomen door Afghanistan. In augustus 2021 heeft de taliban de macht in Afghanistan overgenomen. De taliban is een fundamentalistische islamitische beweging. Open Doors schrijft dat ook in de Sahel, een groot gebied in Afrika, het geweld tegen christenen zal toenemen. Vooral in Nigera vielen door fundamentalistische organisaties veel doden onder de christenen. In 2020 waren dat er ongeveer 3600, terwijl in 2021 in Nigeria maar liefst ca. 4650 christenen vanwege hun geloof werden vermoord. Dat zijn schrikbarende aantallen. Bijna dagelijks denk ik in mijn persoonlijk gebed aan mensen die omwille van het geloof worden vervolgd. Ik hoop dat het niet zal gebeuren, maar stelt u zich eens voor dat in ons land de christenen hun geloof niet meer mogen belijden, en als je dat wel doet, dat daar zelfs de doodstraf op staat. Wat zou u dan doen? Komen we dan op voor de Naam van Christus? Zelfs als we dat met de dood moeten bekopen?
Johannes moet de christenen in Smyrna duidelijk maken dat sommigen van hen in de gevangenis worden geworpen door de duivel oftewel door de satan. Wat houdt deze gevangenschap in? Waarschijnlijk duidt het op een voorlopige hechtenis of een aanhouding in afwachting van een executie. Toch heeft dat ook een specifiek doel: om op de proef gesteld te worden. Dat heeft ook een Goddelijk doel. Zullen de gelovigen staande blijven in hun geloof? De verdrukking zal tien dagen duren, staat er. Of dat die tien dagen letterlijk genomen moeten worden, weten we niet. Waarschijnlijk duidt het een korte tijd aan. Een tijd die beheersbaar is. Toch zal het wel een vreselijke tijd zijn.
De gemeente van Christus in Smyrna krijgt de opdracht om trouw te blijven tot de dood. Het woord “trouw” is een sleutelwoord in het Bijbelboek Openbaring. Jezus Christus wordt de getrouwe Getuige genoemd. Ook de woorden van Christus zijn waar en betrouwbaar. Over de volgelingen van Christus zegt Openbaring dat ze volharden. Het geloof is de weg tot deze volharding. Dat betekent dat we ons vertrouwen moeten stellen op de drie-enige God, Die oppermachtig is, en Die ons zal rechtvaardigen vanwege ons lijden omwille van Zijn Naam. Want hoe dan ook, ook als je in de Christus gelooft, dan krijg je op de één of andere manier te maken met lijden. De één wel meer dan de ander. Denk bijvoorbeeld aan dat stemmetje in je hoofd dat zich afvraagt waarom je eigenlijk naar de kerk gaat: “Bestaat God wel of dien je wel de juiste God?” Of misschien wel collega’s op je werk die het maar vreemd vinden dat je in de Bijbel leest, een Boek dat al duizenden jaren oud is. En misschien wel mensen die je niet meer uitnodigen omdat je christen bent.
Weet dat God je de overwinning geeft. Christus heeft je gegrepen uit de macht van Zijn tegenstander, juist door Hem (Christus) te volgen. En dan is het mooi als je ook andere mensen bij de hand neemt en hen vertelt over de hoop die in je is. Dat is onze roeping, want dat is een middel dat God kan gebruiken. Jezus heeft gezegd (zie Markus 8:34-35): “Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij (Christus). Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen, maar zo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwille (omwille van Christus) en om des Evangelies wil, die zal hetzelve behouden.” Het kruis op je nemen betekent jezelf verloochenen. Ook al moet je dan soms heel wat incasseren, je krijgt er een goddelijk geschenk voor terug. Christus zegt tegen de gemeente van Smyrna: “Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u de geven de kroon des levens.” De overwinning is het eeuwige leven. Er zijn ook vertalingen die hier “krans” vertalen in plaats van “kroon”. Ik denk dat “krans” een betere vertaling is. Christus gebruikt hier bij monde van Johannes een term die duidt op een overwinnaarskrans. Zoals ik al zei, was Smyrna onder andere bekend vanwege de atletiekwedstrijden die er gehouden werden. Destijds werd een krans gelegd om het hoofd van een atleet die een wedstrijd gewonnen had. Het is dus een beeld uit de sportwereld. Momenteel zijn er weer de Olympische Spelen, dit jaar in China. Tegenwoordig krijgt een winnaar daar een gouden medaille. Vroeger was dat een krans die gemaakt werd van olijftakken.
Het belangrijkste thema van de brief aan de gemeente in Smyrna is dat Christus leven uit de dood brengt. Christus brengt geestelijke rijkdom. Als we belijden dat God Zijn Zoon Christus naar de wereld heeft gezonden om daarmee verzoening tussen God en ons te bewerkstelligen, ja, dan hebben we het eeuwige leven. Dan is de dood slechts een doorgang naar de hemelse heerlijkheid. Jezus Zelf heeft met Zijn opstanding uit de dood laten zien dat de dood niet het laatste woord heeft. Hij heeft de dood overwonnen.
Een Bijbelgedeelte waar ik in het bijzonder in het kader van de brief aan de gemeente in Smyrna moet denken, is Filippenzen 2. Dat Christus Zich als mens heeft vernederd en gehoorzaam is geworden tot de dood, de dood aan het kruis. En dat God Hem daarom heeft verhoogd en Hem een Naam heeft geschonken die boven alle andere namen is, opdat in de Naam van Jezus zich zal buigen elke knie van degenen die in de hemel en van degenen die op de aarde en van degenen die onder de aarde zijn, en elke tong zal belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader. Met “die onder de aarde zijn” bedoelt Paulus waarschijnlijk de doden. Hier in dit leven is het nog mogelijk om Jezus te verwerpen. Maar daar komt eens een einde aan. Degenen die Jezus blijven verwerpen tot aan de dood, zullen gedwongen worden om te buigen voor Jezus. Dat geldt zelfs de grootste christenvervolgers. Maar dan is het wel voor eeuwig te laat om het eeuwige leven te hebben. Dan is het de eeuwige dood. Daarom is het zo nodig om nu in dit aardse leven te buigen voor Jezus. Laten we dat dan ook doen door te erkennen dat Hij de Messias is. Dan hebben we het eeuwige leven.
Vragen ter bespreking op vergadering 14-02-2022 van de mannenvereniging:
1. Stel dat u in gesprek bent met iemand die niet (zo) bekend is met de Bijbel. Hoe zou u aan hem/haar in één of twee zin(nen) uitleggen wat de kern van de Bijbel is?
2. Waarom is het belangrijk dat God geen God van de doden is, maar juist God van de levenden?
3. Op welke manieren ondervindt u het werk van de satan in uw leven? Hoe kunnen we daartegen strijden?
4. Hoe
vaak denkt u na over de dood en over het hiernamaals? Waarom is het belangrijk
om daarover na te denken?