zaterdag 22 oktober 2022

Het zevende gebod: "U mag niet echtbreken"

Over veel onderwerpen heb ik inmiddels al geschreven. Ditmaal schrijf ik over een zeer gevoelig onderwerp, namelijk over echtscheiding. Overigens verneem ik daar ook graag uw gedachten over. Met echtscheiding wordt een burgerlijk huwelijk tussen twee personen beëindigd. Dat is altijd pijnlijk, want een huwelijk is een verbond van een samenlevingsvorm tussen twee personen, en juist dat wordt met een echtscheiding verbroken. Zeker als er uit een huwelijk kinderen zijn geboren, kan een echtscheiding extra pijnlijk zijn. De kinderen hebben hun ouders niet meer als eenheid. Scheidingen kunnen als gevolg hebben dat mensen elkaar niet meer willen zien of spreken. Zo'n ontwikkeling mag nooit de bedoeling zijn. Ook na een scheiding geldt dat we die ander dienen lief te hebben. In het proces om tot een huwelijk te komen, moet de betreffende jongen of het betreffende meisje goed letten op de communicatie met zijn of haar vriend(in) en op het geestelijke leven van zijn of haar vriend(in). Dat kan een goede indicatie zijn of een huwelijk tussen beiden goed of niet. Het verbod op echtbreuk is het 7e gebod van de Tien Geboden (zie Exodus 20:14, vergelijk ook met Deuteronomium 5:18).
Laatst sprak ik met iemand over het onderwerp “overspel”. Overspel is het hebben van een (seksuele) relatie met een iemand anders dan je getrouwde partner, zonder dat laatstgenoemde daarvoor toestemming heeft gegeven. Degene die ik sprak, zei dat als je overspel pleegt, je altijd een overspeler blijft zolang je met degene getrouwd bent met wie je overspel hebt gepleegd. Het spreekwoord "Eens een dief, altijd een dief" acht hij niet correct. Want als je niet meer steelt, ben je geen dief meer. Daar ben ik het mee eens, maar geldt dat ook niet voor overspel? Elke zonde kan toch immers vergeven worden zolang wij hier op aarde zijn? Natuurlijk niet om expres te zondigen, want juist een christen wil niets liever dan leven tot eer van God en daarin past geen enkele zonde.
In de gelijkenis die Jezus vertelt over de Farizeeër en de tollenaar, zegt de Farizeeër in zijn gebed tot God: “Ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar." Zit er nog verschil in tussen overspel en diefstal? Zowel overspel en diefstal zijn verkeerd. Je mag het bezit van een ander niet afpakken. En een man of een vrouw die van zijn of haar partner scheidt en met een ander trouwt, pleegt overspel. Dat is ook niet toegestaan.
Geeft Jezus in Mattheüs 5:32 en 19:9 een grond voor echtscheiding? Jezus zegt dat wie zijn vrouw verlaat om een andere reden dan hoererij, en met een ander trouwt, overspel pleegt, en wie met de verstoten vrouw trouwt, die pleegt ook overspel. De man veroorzaakt daarmee tegelijkertijd dat zijn vrouw overspel pleegt. Waarom zegt Jezus: "om een andere reden dan hoererij"? Kan er dan toch een goede grond zijn voor een echtscheiding? De Farizeeën lijken te denken dat Mozes in Deuteronomium 24:1-4 echtscheiding gebiedt. Maar Jezus haalt Genesis 1 en 2 aan. Gods oorspronkelijke doel van het huwelijk is een verbond tussen een man en een vrouw. Dat maakt Jezus duidelijk. Man en vrouw zijn dan samen één vlees. Mozes stond echtscheiding toe als er een echtscheidingsbrief werd geschreven. Zo’n middel was een soort oplossing voor het geval het misging in een huwelijk tussen man en vrouw. Dat was vanwege de hardheid van het volk. Mozes stelde de brief in als mogelijkheid voor een man om zo wettig van zijn vrouw te scheiden. Maar Jezus draait dit terug. Seksuele ontrouw (hoererij) is de enige toegestane grond om een huwelijk te ontbinden. Maar in zo’n geval is er al een eerste aanzet tot echtbreuk. Als je getrouwd bent met een man of een vrouw en je hebt seksuele gemeenschap met een ander, dan ben je je eigen man of vrouw niet trouw. Ontrouw is en blijft ontrouw. Dus is dat verkeerd. Dat betekent niet dat je daar geen vergeving voor kan ontvangen. Er is vergeving voor seksuele ontrouw. Als je daar berouw over hebt, dan mag je een nieuw huwelijk aangaan.
Paulus gaat nog verder door op dit onderwerp, in 1 Korinthe 7:10-16. Zelfs als je man of je vrouw geen christen is, moet dat huwelijk gewoon in stand blijven. Maar als je ongelovige partner dan toch besluit om niet met je verder te gaan, ja, dan moet dat maar gebeuren. En dan mag je trouwen met iemand anders. Ook als je door je partner wordt misbruikt, kan dat leiden tot echtscheiding. Ook al lezen we er in de Bijbel niets over wat er dan moet gebeuren. Maar situaties kunnen dusdanig zijn dat er een echtscheiding moet plaatsvinden. Ook al blijft het een zonde. En is de zonde ook de aanleiding geweest tot die scheiding. Maar alle verkeerde dingen kunnen vergeven worden als we er berouw over hebben en God om vergeving vragen.

Machiel Lock
oktober 2022

maandag 8 augustus 2022

Het duizendjarig vrederijk

In het slot van Romeinen 8 lezen we dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus, Gods eniggeboren Zoon. In Christus zijn wij meer dan overwinnaars. Omdat Christus, de Gezalfde met een hoofdletter, alles heeft volbracht wat nodig is voor onze eeuwige zaligheid. Ik moet ook denken aan wat we lezen in het slot van 1 Korinthiërs 15: God geeft ons de overwinning door onze Heere Jezus Christus. Als opvolger van Mozes zal Jozua de diepere bedoeling van het ingaan in het Beloofde Land Kanaän hebben begrepen. Dat ingaan staat symbool voor het ingaan in de hemelse heerlijkheid. Het hemelse Kanaän is nog veel rijker dan het aardse Kanaän. Door het geloof in Jezus komen wij in het hemelse Kanaän. De namen Jozua en Jezus betekenen hetzelfde. Jozua is Hebreeuws en deze naam betekent: “God redt”. De Griekse vorm van de naam Jozua is Jezus: “Jahweh is Redder”.

Jezus zal eenmaal terugkomen op de wolken van de hemel. In Mattheüs 24 lezen we hierover. Jezus kondigt het precieze moment van Zijn wederkomst dus niet aan. Na een grote verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen uit de hemel vallen, en de krachten van de hemel zullen bewogen worden. Alle mensen op aarde zullen er emotioneel op reageren. Iedereen ziet dan de Mensenzoon, Jezus, op de wolken van de hemel komen. Hij komt met grote kracht en heerlijkheid. De Mensenzoon zal de engelen over de gehele aarde sturen. De engelen blazen op hun trompetten en ze verzamelen alle mensen die geloven dat Jezus de Redder is.

Een bepaalde stroming in het christendom is het chiliasme. Heeft deze stroming gelijk? Ergens ben ik wel benieuwd hoe u/jij hiertegen aankijkt. Het hangt ervan hoe je Openbaring 20:1-6 interpreteert. Daarin staat de profetie over de wederkomst van Jezus beschreven. De wederkomst zal plaatsvinden na een tijd van geloofsvervolging. De satan is Gods grote tegenstander. Een engel uit de hemel bindt de satan voor 1000 jaar lang vast en werpt hem in de afgrond, zodat de satan de volken niet kan misleiden. Na 1000 jaar zal de satan nog heel even worden losgelaten om vervolgens in de poel van vuur en zwavel geworpen te worden. Daarna zal er het laatste oordeel zijn.

Prechiliasten oftewel premillennialisten geloven dat Christus eerst terugkomt en dat daarna het 1000-jarig vrederijk aanbreekt. Zij geloven dat het een letterlijke periode van 1000 jaar is waarin Christus op aarde zal regeren als een lichamelijk aanwezige Koning. De opgestane gelovigen zullen dan samen met Christus regeren. De opgestane gelovigen, daarmee bedoel ik de gelovigen die al lichamelijk gestorven waren en dus uit die dood zijn opgewekt. De postchiliasten oftewel de postmillennialisten geloven dat Christus zal terugkeren na de periode van 1000 jaar. In die periode van 1000 jaar is Christus volgens de postchiliasten dus niet lichamelijk op aarde. Beide groepen gaan ervan uit dat in het 1000-jarig vrederijk in 1000 jaar tijd het evangelie zo krachtig verspreid wordt dat vrede en gerechtigheid op aarde zullen heersen. Ook al is de zonde niet geheel weg op aarde, die zal wel heel minimaal zijn. Amillennialisten geloven dat de 1000 jaar niet letterlijk opgevat moet worden, maar dat Jezus al bij Zijn eerste komst als Mens op aarde de satan gebonden heeft. Ze geloven dat de 1000 jaar verwijst naar de verspreiding van het evangelie van Christus in deze tegenwoordige tijd, totdat Christus terugkomt. De Bijbel geeft niet direct antwoord op de vraag welke van de drie visies de ware is. Persoonlijk ga ik ervanuit dat het amillennialisme het meest voor de hand ligt. Het getal “duizend” heeft in de Bijbel namelijk vaker een symbolische betekenis. Bijvoorbeeld in Psalm 105 lezen we dat God tot in duizend generaties aan Zijn beloften gedenkt. Hier gaat het niet om letterlijk duizend generaties, maar om een zeer groot getal. Besef dat u, jij en ik altijd klaar moeten staan voor de komst van de Mensenzoon.

Wat een rijkdom is er in Christus te vinden, broeders en zusters. Omhels Hem door het geloof. Dan erken je dat Christus Zijn leven heeft gegeven voor jou, om voor je zonden te betalen. Dan bent u, dan ben jij werkelijk gelukkig.


Machiel Lock

augustus 2022 

dinsdag 19 juli 2022

Vakantiemeditatie over Mattheüs 17:5

Voor u/jou hierbij mijn vakantiemeditatie in 2022 over Mattheüs 17:5.

Het thema van deze meditatie is: “Het hemels getuigenis, dat Jezus centraal stelt”.
Broeders en zusters,
Bent u wel eens op een berg geweest? Misschien wel eens tijdens een vakantie. De zomervakantie is weer aangebroken. Misschien kies je deze zomer wel een vakantiebestemming waarin in de regio een berg is of meerdere bergen zijn. Hier in de omgeving tref je geen bergen, zelfs heel Nederland heeft geen of nauwelijks bergen. Wel zijn er zo her en der heuvels in Nederland, met name in Zuid-Limburg. Tenzij je een heuvel ook een berg noemt natuurlijk. Bij een berg denk je toch al snel aan een klein gebiedje dat veel hoger uitsteekt dan zijn omgeving. Vaak ligt er ook sneeuw op een berg. Als je spreekt over een berg, dan is dat vaak een klein gebiedje dat zich minstens 300 meter boven zijn omgeving verheft. Een verheffing die onder die 300 meter zit, noemen we meestal een heuvel. Hoge bergen zijn er bijvoorbeeld in Zwitserland. Daar zijn zelfs bergen van 4,5 kilometer hoog of nog hoger. Als je een serieuze bergwandeling gaat maken, dan moet je je daarop voorbereiden. Zo moet je een goede wandelkaart hebben en geschikte wandelkleding aanhebben. Sommige bergen zijn het beste te beklimmen onder leiding van een gids. Anders is het te gevaarlijk om zo’n berg te beklimmen.
Vanmorgen worden we in het evangelie naar Mattheüs meegenomen naar een berg. Jezus neemt drie van Zijn discipelen mee naar een hoge berg. Die drie discipelen zijn Petrus en de broers Jakobus en Johannes. Op de berg gebeurt er iets heel wonderlijks. Iets unieks in de bediening van Jezus als Mens op aarde. Jezus wordt op de berg voor de ogen van de drie discipelen helemaal van gedaante veranderd. Hij wordt verheerlijkt. In het Grieks lezen we dat Jezus een metamorfose ondergaat. Nou, het woord “metamorfose” kennen we wel, denk ik. Een metamorfose is een complete verandering van uiterlijk. Het gezicht van Jezus gaat stralen als de zon en de kleren van Jezus worden wit als het licht. Nou, ik weet niet of en zo ja, waarheen u/jij deze zomer op vakantie gaat. Misschien wel een plek waar het altijd warm is en vaak de zon schijnt. Deze week is het hier in Nederland tropisch warm. Dan zitten we vaak binnen of in de schaduw. We lezen het niet letterlijk, maar ik kan me wel zo voorstellen dat de discipelen van Jezus op een gegeven moment ook bescherming tegen het felle licht hebben gezocht toen ze het gezicht en de kleren van hun Meester zo zagen schitteren.
Petrus, Jakobus en Johannes zien dat Mozes en Elia met Jezus spreken. Blijkbaar zien de drie discipelen dat, omdat God dat aan hen heeft geopenbaard. Maar hoe kan dat nu? Mozes en Elia zijn toch allang overleden? Het zijn mannen die leefden ten tijde van het Oude Testament. Zijn het wel echt Mozes en Elia die dan blijkbaar teruggekomen zijn naar de aarde om met Jezus te spreken? Ja, ze zijn het echt. Omdat God het wil. Daarom komen ze even terug naar de aarde om overleg te houden met Jezus. Maar waarover hebben Mozes en Elia het? Lukas maakt dat concreet. Mozes en Elia verschijnen in heerlijkheid en spreken over het sterven van Jezus.
Maar waarom zijn het Mozes en Elia, die met Christus spreken? Beiden, Mozes als Elia, werden geassocieerd met de berg Sinaï. Op de berg Sinaï ontving Mozes de Tien Geboden van God. Horeb is een andere naam voor Sinaï. Elia kreeg op de berg Horeb een directe openbaring van de HEERE. God liet Zijn aanwezigheid aan Elia zien door het suizen van een zachte stilte. Elia werd rechtstreeks naar de hemel gebracht zonder te sterven. Mozes en Elia zijn in ieder geval twee beroemde profeten uit het Oude Testament. Twee voorbeeldige profeten ook, want ze wandelden naar Gods geboden. Het is daarom wel duidelijk dat de aanwezigheid van Mozes en Elia hier iets aanduidt van de grootheid van Jezus. Dat gelooft Petrus ook, maar het is blijkbaar juist deze gedachtegang die Petrus brengt op zijn goedbedoelde, maar toch verkeerde voorstel.
Blijkbaar voelt Petrus dat er een reactie van zijn kant nodig zou zijn. Petrus zegt tegen Jezus dat het goed is dat hij, en Jezus en Mozes en Elia hier zijn. Hij stelt voor om “drie tenten” te maken. Waarschijnlijk bedoelt Petrus kleine hutjes die gemaakt zijn van takken. Waarschijnlijk wil Petrus hiermee niet de gastvrijheid van een overnachting bieden en ook niet zijn de angst langer laten duren. Petrus bedoelt zijn voorstel waarschijnlijk als een soort eregebaar, een herdenking van de opmerkelijke gebeurtenis op de berg. Petrus wil soortement drie heiligdommen maken. Die heiligdommen zouden dan de gemeenschap tussen hemel en aarde moeten symboliseren, een gemeenschap die vertegenwoordigd zou worden door Jezus, Mozes en Elia.
Hoe goed het voorstel van Petrus ook is, het suggereert het ondenkbare: dat Mozes en Elia op hetzelfde niveau zouden staan als Jezus. Maar in werkelijkheid is alleen Jezus de geliefde eniggeboren Zoon van God, en alleen Jezus moet volkomen gehoorzaamd worden. Als Jezus de drie leerlingen heeft bemoedigd, slaan de drie leerlingen hun ogen op en zien ze niemand anders dan Jezus alleen.
De evangelist Lukas schrijft dat Jezus de gedaanteverandering ondergaat terwijl Jezus aan het bidden is. En uit de context kunnen we wel afleiden dat Jezus gebeden heeft om wat Hij nu heeft verkregen: dat Zijn Godheid zichtbaar zal worden. Jezus heeft tijdens Zijn bediening al duidelijk gemaakt dat Hij en de Vader één zijn. En Jezus geeft een voorbeeld voor ons. Want bidden wij wel? Bidt u, bid jij en bid ik om steeds meer gelijk te worden aan het beeld van Gods Zoon? Tijdens de verheerlijking op de berg wordt de heerlijkheid van Gods Zoon voor een groot deel onthuld. Jezus had hier op aarde tot aan Zijn sterven geen verheerlijkt lichaam. Hij had toen een “gewoon” menselijk lichaam. Dat wil zeggen: een sterfelijk lichaam. Maar tijdens de verheerlijking op de berg wordt dat even anders. Er wordt een tipje van de sluier opgelicht. Want als Jezus na de kruisiging opstaat uit de dood, heeft Hij opnieuw een verheerlijkt lichaam. Dat is een onsterfelijk lichaam. Dat gegeven is ook heel belangrijk voor ons geloofsleven, broeders en zusters.
Vanuit Filippenzen 3:21 weten we dat de Heere Jezus Christus het vernederd lichaam van de gelovigen in het hiernamaals zal veranderen, zodat dat lichaam gelijkgemaakt wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam. Het vernederd lichaam is het lichaam dat aangetast is door het menselijk falen. De gelijkstelling aan het verheerlijkt lichaam van Jezus is het lichaam dat geheel beantwoordt aan het doel waartoe God de mens heeft geschapen: om God te loven en te prijzen. Dit lichaam mogen we ook wel een geestelijk lichaam noemen. Een geestelijk lichaam staat tegenover een natuurlijk lichaam.
Rechtstreeks uit de wolk van de goddelijke aanwezigheid komt nog een verrassende gebeurtenis: de stem van God wordt gehoord vanuit de wolk. Deze stem zegt over Jezus: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb, luister naar Hem!” Wie Bijbelvast is, weet bij welke gebeurtenis een groot deel van deze woorden ook heeft geklonken. Bij de doop van Jezus. Nu met de verheerlijking op de berg klinkt er ook nog: “Luister naar Hem”. Dus: “Luister naar Jezus”. Die opdracht krijgen Petrus, Jakobus en Johannes. En niet alleen zij. Want iedereen krijgt de opdracht om naar Jezus te luisteren, ook u, jij en ik.
Christus onderging het water van de Jordaan niet als zondaar, omdat Hij dat niet is. Maar Hij onderging het als Middelaar. Dat betuigde de Vader vanuit de hemel. Toen Jezus gedoopt werd, daalde de Geest van God op Hem neer. Jezus schenkt de Heilige Geest aan degenen die zich arm en ellendig voelen vanwege hun eigen fouten. Christus schenkt de Heilige Geest aan degenen die de toevlucht nemen tot de drie-enige God: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het geloof is toevluchtnemend van aard. Het gaat erom dat je Gods Woord voor waar aanvaardt en erop vertrouwt dat je zonden zijn vergeven, omdat Christus Zijn leven heeft gegeven voor jou. Dat gaat altijd samen op met de praktische consequenties die dat heeft. Dus geloof gaat samen op met bekering. De nieuwe mens dient Christus en wil niets liever dan leven tot eer van God. Dat komt concreet tot uiting in het leven volgens de Tien Geboden en de samenvatting daarvan.
Als de discipelen van Jezus de stem van God horen, vallen ze op hun gezicht, gedeeltelijk in angst en gedeeltelijk in aanbidding. Juist omdat ze de stem van God zo direct horen, worden ze bang. Jezus gaat naar Petrus, Jakobus en Johannes toe, Hij raakt hen aan en Hij zegt dat ze op moeten staan en niet bang moeten zijn. Jezus is het echt, geen geestverschijning of iets dergelijks.
Tijdens het moment dat Jezus samen met Zijn discipelen de berg afdaalt, gebiedt Jezus Zijn discipelen: “Vertel niemand van wat u op de berg hebt gezien, totdat de Mensenzoon is opgewekt uit de doden.” In het Israël van die dagen hadden veel mensen een ander beeld van de Messias dan dat Jezus heeft. Velen dachten dat de Messias het volk Israël direct zou verlossen van het juk van de Romeinen. Maar dat is niet waar Jezus voor naar de aarde gekomen is. Zeker, de onafhankelijke status van Israël komt er wel. Maar dan wel op de tijd die God daarvoor heeft bestemd. Jezus zegt tegen Pilatus: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.” Jezus is gekomen om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. Nadat Jezus is opgestaan, zal de aard van de bediening van Jezus duidelijker zijn en kunnen de wonderen van Jezus in de juiste context worden verteld.
De bedieningen van Elia, Johannes en Jezus zijn nauw met elkaar verweven. Op zichzelf was Johannes niet Elia, maar Johannes kwam om te dienen in de geest van Elia. Johannes was de voorloper van Jezus. De bediening van Johannes was naar het voorbeeld van degene waarover Jesaja sprak. Diegene zal de weg van de HEERE bereiden. De joodse leiders hebben Johannes niet erkend en hebben met hem gedaan wat ze zelf wilden. Zo heeft ook de Mensenzoon, Jezus, geleden door toedoen van joodse leiders.
Maar nu zit Christus aan de rechterhand van de Vader. Daar pleit Hij voor Zijn gelovigen. Juist omdat Christus de weg is gegaan van kribbe naar kruis, juist daarom is er eeuwige verlossing voor ons mogelijk. Eenmaal zal Jezus met grote kracht en heerlijkheid op de wolken van de hemel komen. Dan zal Jezus Zijn engelen uitzenden om Zijn uitverkorenen, Zijn gelovigen, bijeen te brengen. De gelovigen zijn op reis naar het nieuwe Jeruzalem, waar God alle tranen van hun ogen zal afwissen, waar geen dood meer zal zijn, waar geen rouw, waar geen jammerklacht en waar geen moeite zullen zijn. Als Jezus terugkomt, zal iedereen zich buigen in de Naam van Jezus. Voor degenen die hier in dit leven niet hebben gebogen voor Jezus, zal dat een buigen zijn tegen wil en dank. Worstelt u er nog mee of u tot het verkoren volk van God behoort? Ga ermee naar de Heere. Hij laat u zeker niet in steek. Je kunt Hem elk moment en waar ook maar ter wereld aanroepen. Waar je ook maar onderweg en op reis bent, Christus is overal aan te roepen. En Christus zegt: “Wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen.” Is dat geen grote troost, broeders en zusters?

Machiel Lock
juli 2022

zaterdag 25 juni 2022

Hebreeën

Vorige week heb ik mij in het bijzonder beziggehouden met het Bijbelboek Hebreeën. Zie voor mijn bevindingen hierover de onderstaande tekst.

Wie heeft het Bijbelboek Hebreeën geschreven, wanneer is het geschreven, en aan wie is het gericht? De naam Hebreeën is een aanduiding voor een groep Israëlieten. Later werd die aanduiding ook wel voor het hele volk Israël gebruikt. Denk ter vergelijking aan de taal van Israël: het Hebreeuws. Ook in het Israël van vandaag is Hebreeuws nog steeds een taal die door velen gesproken wordt. We noemen het Bijbelboek Hebreeën vaak een brief, maar eigenlijk heeft het meer het karakter van een preek. Het is een lange preek met als hoofdthema dat de eredienst ten tijde van het Oude Testament een voorafschaduwing is van het werk van de Heere Jezus Christus. Het Bijbelboek Hebreeën is waarschijnlijk geschreven tussen het jaar 90 en het jaar 100 na Christus. Door wie het geschreven is, is niet bekend. In de kerkgeschiedenis werd regelmatig gedacht aan Paulus, dat Paulus de auteur van Hebreeën zou zijn. Dat is mogelijk, maar veel theologen in latere tijd denken dat dit niet het geval is en ik denk inderdaad ook dat niet Paulus de auteur van Hebreeën is. We vinden er in Hebreeën ook geen directe aanwijzing voor dat Paulus de auteur ervan is. We lezen in Hebreeën bijvoorbeeld geen uiteenzetting over de rechtvaardigmaking. Die komen we wel veelvuldig tegen in de brieven van Paulus. Aan wie de preek in Hebreeën geschreven is, is ook niet helemaal duidelijk.
De traditionele opvatting is dat Hebreeën is geschreven aan een gemeenschap in Rome en wel een gemeenschap van christenen die voorheen tot het jodendom behoorde. Vanwege vervolging dreigde die gemeenschap het christelijk geloof vaarwel te zeggen. Ze dreigden terug te gaan naar het jodendom. We lezen in het Bijbelboek Hebreeën echter geen discussie tussen joden en christenen. In Hebreeën wordt Christus superieur gemaakt aan het Oude Testament, dus niet aan het jodendom. Daarnaast lezen we in Hebreeën de waarschuwing tegen het “afvallig worden aan de levende God”. Dat wijst op de mogelijkheid dat Hebreeën is gericht aan christenen die oorspronkelijk niet afkomstig zijn uit Israël en daarmee dus geen joodse afkomst hebben. Wat we in ieder geval wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat Hebreeën geschreven is aan een groep christenen die geconfronteerd werd met vervolging. Deze groep christenen dreigt afvallig te worden. Ze staan bijna op het punt om niet meer te geloven dat Jezus van Nazareth de Christus, de Gezalfde, de Messias, is. Dat is een ernstige zaak. De schrijver van Hebreeën schrijft dat het een zeer ernstige zonde is om het bloed van Christus onrein te achten.
De schrijver van Hebreeën maakt duidelijk dat Christus de oude openbaring overtreft, dat Christus de engelen overtreft, dat Christus Mozes en Jozua overtreft, dat Christus het oudtestamentische priesterschap overtreft. Als de auteur van Hebreeën schrijft aan christenen die niet uit het jodendom afkomstig zijn, dan moeten het proselieten zijn geweest die heel goed bekend waren met het Oude Testament. Proselieten zijn degenen die heidenen waren en zich hebben bekeerd tot de joodse godsdienst en daarmee lid zijn geworden van het volk Israël.
De schrijver van Hebreeën schrijft dat Christus iedereen die beproefd wordt, kan helpen, omdat Christus Zelf beproevingen heeft doorstaan. Christus heeft medelijden met onze zwakheden. Hij is op dezelfde manier als wij beproefd geweest, maar Hij heeft geen zonde gedaan. Jezus maakt degenen die door Hem tot God gaan, helemaal zalig, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. De schrijver van Hebreeën heeft al eerder dan in hoofdstuk 9 verwezen naar het offer van Christus. Elke hogepriester is aangesteld om gaven en offers vanwege de zonden te brengen, schrijft de Hebreeënschrijver in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 7 vergelijkt de schrijver van Hebreeën de vele offers van de levitische hogepriesters met het definitieve offer van Christus. Christus “offerde Zichzelf” vanwege de zonden van Zijn volk. In hoofdstuk 8 wordt de conclusie getrokken dat het noodzakelijk was dat ook de hemelse Hogepriester “iets te offeren” had. In Hebreeën 9:11-28 vestigt de schrijver de aandacht op Christus, Die “Zichzelf aan God heeft geofferd”. De grondslag van het blijvende Hogepriesterschap van Christus wordt gevormd door het offer dat Hij gebracht heeft. Christus heeft Zijn eigen bloed geofferd aan God. Het gaat dan niet om “materieel” karakter van bloed, maar om bloed als een symbolisch machtsmiddel.
Met de uitstorting van de Heilige Geest op de pinksterdag bijna 2000 jaar geleden, is de nieuwe bedeling aangebroken. Omdat Christus Zijn leven heeft gegeven, kon de Heilige Geest over de apostelen worden uitgestort. Christus is meer dan de priesters van de oude bedeling en Hij is ook meer dan hogepriesters van de oude bedeling. De schrijver van het Bijbelboek Hebreeën noemt Jezus meerdere keren de Hogepriester. Christus heeft als Hogepriester de zonden, de fouten, van Zijn volk verzoend. Jezus moest in alles aan de mensen gelijk worden. Want alleen zo kon Hij Hogepriester worden bij God. Hij is barmhartig en trouw. Hij heeft verzoening gebracht voor Zijn volk. De schrijver van Hebreeën roept zijn lezers op om te letten op de Apostel en de Hogepriester van onze geloofsbelijdenis: Christus Jezus. Jezus is als de Voorloper voor ons binnengaan in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Jezus is naar de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden tot in eeuwigheid. Het priesterschap naar de orde van Melchizedek is gebaseerd op onvergankelijk leven. Dat in tegenstelling tot het priesterschap volgens de levitische orde. In de levitische orde volgden de priesters elkaar op. Maar Jezus heeft een offer gebracht dat voor eens en voor altijd is gebracht. Daar hoeft niets meer bij en daar mag ook niets meer bij. Daarom hoeven wij nu niet meer een dier te offeren om verzoening tussen God en ons te bewerkstelligen. De schrijver van Hebreeën voelt zich gefascineerd door Psalm 110. Melchizedek besefte dat enkel rechtvaardig regeren niet genoeg is, maar dat zijn onderdanen ook onderwijs moeten ontvangen over God. Melchizedek was dus koning en tegelijkertijd priester. Jezus als de Zoon van God is de Koning aan Gods rechterhand en tegelijkertijd Priester. Een Priester Die met Zijn offer de vrede bewerkt en met Zijn voorbede Zijn kinderen bewaakt. Wij hebben een Hogepriester nodig Die heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en verhoogd boven de hemelen is. Deze Hogepriester is Jezus.
In de tabernakel ten tijde van het Oude Testament was er het voorste tentdeel en het achterste tentdeel. In het achterste tentdeel bevond zich het allerheiligste. In het voorste tentdeel stond de kandelaar en de tafel met de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd. Daarin gingen de priesters steeds naar binnen om hun taken uit te voeren. Maar achter het voorhangsel was het heilige der heiligen. Met daarin het gouden wierookvat en de ark van het verbond. Deze ark was met goud overtrokken. In de ark lagen de gouden kruik met het manna en de staf van Aäron, die gebloeid had, en in de ark lagen ook de twee stenen tafelen van het verbond. En boven op de ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid. Die cherubs overschaduwden het verzoendeksel. In het heilige der heiligen ging de hogepriester één keer per jaar naar binnen met bloed. Dat bloed offerde hij vanwege de zonden van hemzelf en vanwege de zonden van het gehele volk Israël. De verzoening die dat teweegbracht tussen God en mens, was tijdelijk. Daarom moest het ieder jaar herhaald worden.
Christus ging ook het heilige der heiligen binnen. Maar dan wel het heilige der heiligen in de hemel. Zo maakt Hebreeën 9 ons duidelijk. Christus is via de meerdere en meer volmaakte tabernakel met Zijn eigen bloed het heiligdom binnengegaan. Net als ten tijde van de oude bedeling de hogepriester in de tabernakel via het heilige naar het heilige der heiligen ging. Goede Vrijdag is de Grote Verzoendag voor de christenen. Gemakkelijk te onthouden, beide GV: Goede Vrijdag en Grote Verzoendag. De Goede Vrijdag is de Grote Verzoendag voor Gods Kerk. Jezus heeft op Goede Vrijdag Zijn eigen uitgestort. Hij gebruikte dus geen bloed van een dier om verzoening tussen God en de mens te bewerkstellingen. Christus ging geen aards heiligdom binnen, maar Hij is het hemelse heiligdom binnengegaan. De levitische hogepriester moest elk jaar opnieuw het allerheiligste van de tabernakel binnengaan, maar de ingang van Christus in het hemelse allerheiligste is “voor eens en altijd”.
In Leviticus 16 kun je lezen over de Grote Verzoendag. Tijdens Grote Verzoendag werd een bok geofferd voor het volk en een jonge stier werd geofferd voor de hogepriester en zijn familie. Deze offers konden geen allesbeslissende reiniging brengen. Grote Verzoendag was een voorafschaduwing van Goede Vrijdag. Dieren worden onvrijwillig geslacht en zijn er passief onder, maar Christus offerde Zichzelf geheel vrijwillig. Christus is de Hogepriester, Die het offer brengt en tegelijkertijd Zelf het offer is. Christus heeft Zichzelf geheel vrijwillig aangeboden. Christus heeft Gods toorn gestild door Zichzelf als een volmaakt offer te offeren.
In de oude bedeling werden de verontreinigden gereinigd door het bloed van bokken en stieren en de as van de jonge koe. “Het bloed van bokken en stieren” waarover we lezen in Hebreeën 9:13, verwijst naar de offers op de Grote Verzoendag. Toch kun je het bloed van bokken en stieren ook breder trekken dan alleen de Grote Verzoendag. In meerdere bepalingen in het Oude Testament worden bokken en stieren voorgeschreven als noodzakelijk in het brengen van een offer, bijvoorbeeld bij het brandoffer. Waarschijnlijk bedoelt de schrijver van Hebreeën als hij schrijft over “het bloed van bokken en stieren” ook het sprenkelen van dat bloed erbij. Er werd ten tijde van de oude bedeling namelijk bij veel gelegenheden bloed gesprenkeld: op de Grote Verzoendag, bij het reinigingsoffer, bij de wijding van Aäron en zijn zoons tot hogepriester, bij het reinigen van de melaatsen.
Over iemand die een dode had aangeraakt, moest ten tijde van de oude bedeling het as van een jonge koe gestrooid worden. Je kunt hierover lezen in Numeri 19. Zo’n verontreinigde werd een week lang geïsoleerd. Diegene moest zich afscheiden van het land van de levenden. Maar toch, reiniging was mogelijk. Op de derde dag kreeg de verontreinigde het reinigingswater. Dat is water waaraan de dood kleeft, want er zit as in van een verbrande koe. Dat water moest door een rein persoon gedoopt worden in een bosje hysopplant. Vervolgens moest deze reine persoon dat water uitgieten over de onreine persoon. Op de zevende dag werd de ceremonie herhaald. Deze reiniging heiligde de verontreinigden. Het maakt deelname aan de eredienst weer mogelijk. Maar deze heiliging beperkt zich tot de buitenkant, dus tot alleen het lichaam. Maar het bloed van Christus reinigt ons geweten.
Als met het bloed van bokken en stieren en het strooien van as van een jonge koe de onreinen weer een rein lichaam kregen, hoeveel te meer zal het bloed van Christus ons geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen! Met het offer van Christus is ook het offeren op de Grote Verzoendag niet meer van kracht. En ook al die andere offers waarin bokken en stieren werden geslacht. Daarom noemt de schrijver van Hebreeën hier ook die offers. Die offers moeten niet meer gebracht worden om in de juiste verhouding met God te komen staan. Christus heeft Zichzelf door de eeuwige Geest als een vlekkeloos offer aan God opgedragen. Het woord “vlekkeloos” doet denken aan de wet in het Oude Testament dat een offerdier zonder gebrek moet zijn. Het offer van Christus is ook volmaakt. Hij is de Hogepriester zonder zonden en daarom is Hij ook een vlekkeloos slachtoffer.
De Hebreeënschrijver geeft ons de nieuwe levensrichting: de levende God dienen in onze dagelijkse levenspraktijk. Opnieuw blijkt de pastorale houding van de auteur van Hebreeën. Door te schrijven over “ons geweten” betrekt hij zijn lezers heel sterk bij zijn betoog. In het laatste deel van het Bijbelboek Hebreeën wordt dit verder uitgewerkt: het leven vanuit het offer van Christus. De schrijver van Hebreeën maakt duidelijk: “Laten wij door het bloed van Jezus tot God naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof. Laten wij de belijdenis van de hoop vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw. Laten wij op elkaar letten door elkaar aan te sporen tot liefde en tot goede werken. Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de dag (de dag van de wederkomst van Christus, ML) ziet naderen.” De christenen ontlenen hun vrijmoedigheid aan de definitieve ingang van Jezus in het hemelse heiligdom. Door het geloof zijn ze met het bloed van Jezus Christus besprenkeld en geheiligd. Wie de toevlucht neemt tot de drie-enige God, vindt niet meer een voorhangsel met daarop een bordje met de tekst “verboden toegang”. Degene die de toevlucht neemt tot de drie-enige God, vindt een open weg, omdat Jezus de Middelaar van het nieuwe verbond is. De Hogepriester met een hoofdletter, Jezus Christus, overtreft de hogepriesters van het Oude Testament. Alleen door het bloed van deze Hogepriester is eeuwige verlossing te verkrijgen. Het Lam, Christus, Dat geslacht is, is het waard om te ontvangen de kracht, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. Lof zij de drie-enige God: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Machiel Lock
juni 2022
Leuk
Opmerking plaatsen
Delen

maandag 14 maart 2022

Esther

De hoofdpersoon van het Bijbelboek Esther is: Esther. Esther is een joods meisje en is wees: ze heeft geen vader en moeder meer. Ze wordt opgevoed door haar neef Mordechai. Mordechai is een achterkleinzoon van Kis en komt uit de stam Benjamin. Zijn vader heet Jaïr, zijn opa Simeï en zijn overgrootvader Kis. De vader van koning Saul van Israël heette ook Kis (zie 1 Samuël 9:1-2). De overgrootvader van Mordechai werd uit Jeruzalem met koning Jechonia (ook wel Jojachin genoemd), de op één na laatste koning van Juda, en een aantal andere ballingen weggevoerd naar Babel (zie ook 2 Koningen 24:10-17). Dat gebeurde in het jaar 597 v. Chr..

In het jaar 538 v. Chr. wordt Babylon door Perzië veroverd. De koning van Perzië, Kores (ook wel Cyrus genoemd), geeft de Joden toestemming om terug te keren naar hun eigen land, dat een provincie van het Perzische Rijk geworden is. Ook laat koning Kores de voorwerpen van de tempel van de HEERE, die de Babylonische koning Nebukadnezer uit Jeruzalem had gehaald en in het huis van zijn eigen goden had geplaatst, halen (zie Ezra 1:7). Een groot deel van Israël en Juda blijft wonen in het gebied waarheen ze in ballingschap was gevoerd. Mordechai is één van hen. Het is goed mogelijk dat hij een goede positie heeft aan het hof van de toenmalige Perzische koning, Ahasveros (zijn Griekse naam is “Xerxes I”). Ahasveros zit op zijn koninklijke troon in de burcht Susan. Zijn rijk bestaat uit 127 provincies. In Esther 2:5 lezen we dat Mordechai in de burcht Susan is. De naam “Mordechai” is waarschijnlijk afgeleid van de Babylonische god Mardoek. Zijn joodse naam is niet bekend. De joodse naam van Esther (ster) is “Hadassah” (mirte). Esther is haar Perzische naam. Esther heeft haar afkomst niet aan Ahasveros bekendgemaakt, overeenkomstig Mordechai haar geboden heeft (zie Esther 2:10).

Het Bijbelboek Esther is het enige Bijbelboek waarin de Naam van God niet genoemd wordt. Toch is Gods werking wel degelijk merkbaar in het boek. Gods zorg voor Zijn volk is duidelijk merkbaar. We zien bijvoorbeeld Zijn werking in Esther, waardoor het joodse volk gered wordt van de volledige ondergang en daarmee ook van de verhindering van de geboorte van Jezus Christus. De Zaligmaker, Jezus Christus, zal uiteindelijk als Mens uit het volk van Esther geboren worden. Als het volk uitgeroeid zou zijn, zouden wij nooit een Borg en Heiland voor onze schuld gehad hebben. De gebeurtenissen rond Esther zijn dus van heilshistorisch belang.

In hoofdstuk 1 van het Bijbelboek Esther lezen we dat koning Ahasveros een feestmaaltijd houdt voor heel het volk dat zich in de burcht Susan bevindt. Koningin Vasthi, de belangrijkste vrouw van koning Ahasveros, richt ook een maaltijd aan, voor de vrouwen in het koninklijk huis dat van koning Ahasveros is. Koning Ahasverhos heeft zeven hovelingen die in zijn tegenwoordigheid dienen: Mehuman, Biztha, Charbona, Bighta en Abagtha, Zethar en Charchas. Zij krijgen van koning Ahasveros de opdracht om koningin Vasthi bij hem te brengen. Vasthi, die er knap uitziet, weigert zich echter te laten zien aan de gasten van Ahasveros. Koning Ahasveros vraagt aan zijn zeven wijzen Carsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena en Memuchan wat er met koningin Vasthi moet gebeuren. Memuchan stelt voor dat vastgelegd moet worden in de wetten van Perzië en Medië dat Vasthi niet meer bij koning Ahasveros mag komen. Dit voorstel is goed in de ogen van koning Ahasveros.

In hoofdstuk 2 lezen we dat Ahasveros op zoek gaat naar een nieuwe koningin. De hovelingen van de koning stellen voor om voor de koning meisjes te zoeken die maagd zijn en er knap uitzien. Aldus geschiedt. De meisjes worden verzameld in de burcht Susan, in het eerste vrouwenverblijf, onder de hoede van Hegai, de hoveling van de koning, de bewaarder van de vrouwen. Als de koning een tweede ontmoeting met een vrouw wil, wordt die vrouw opnieuw bij de koning gebracht. Saäsgaz is verantwoordelijk voor het tweede vrouwenverblijf. Ahasveros kiest Esther als nieuwe koningin. Mordechai verijdelt een moordaanslag die twee hovelingen van de koning, Bigthan en Teres, op de koning willen plegen. Bigthan en Teres worden aan de galg gehangen.

In hoofdstuk 3 lezen we dat alle dienaren van de koning die in de poort van de koning zijn, zich voor Haman knielen en buigen. Mordechai doet dat echter niet, omdat hij een Jood is. Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, wordt hierdoor boos. Hij zoekt een manier om alle Joden, het volk van Mordechai, weg te vagen. Haman krijgt van koning Ahasveros toestemming om op één dag alle Joden te vermoorden. Haman laat het lot (“pur”) werpen om deze dag te bepalen. Het lot wordt geworpen in de maand nisan in het 12e regeringsjaar van koning Ahasveros. Het geeft aan dat op de 13e dag van de maand adar de Joden gedood zouden moeten worden.

In hoofdstuk 4 lezen we dat Mordechai naar aanleiding van het besluit van Haman zijn kleren verscheurt en zich in zak en as hult. Er is grote rouw onder de Joden. Mordechai informeert Hatach hierover, en Hatach informeert koningin Esther. Mordechai spoort Esther aan om koning Ahasveros op andere gedachten te brengen. Esther is bereid haar leven te wagen als alle Joden die zich in Susan bevinden, drie dagen voor haar vasten en bidden. Iedereen die zomaar naar de koning gaat, sterft, tenzij de koning die persoon de gouden scepter toereikt. Esther is al 30 dagen niet meer bij de koning geweest.

In hoofdstuk 5 lezen we dat Esther naar de koning gaat. Ze heeft een koninklijk gewaad aan en de koning reikt haar de gouden scepter toe. Esther nodigt de koning twee keer uit voor een maaltijd met Haman erbij. De koning belooft het verzoek van Esther in te willigen, zelfs al is het de helft van het koninkrijk. Haman ziet Mordechai niet voor hem knielen bij de poort van de koning. Hamans vrouw Zeres en een aantal vrienden van Haman raden Haman aan om tegen de koning te zeggen dat men Mordechai moet laten hangen aan een galg van 50 el hoog. Haman stemt hiermee in.

In hoofdstuk 6 lezen we dat koning Ahasveros hoort dat Mordechai zijn leven heeft gered. Koning Ahasveros wil Mordechai hiervoor alsnog belonen. Hij vraagt aan Haman wat hij moet doen met iemand de hij wil eren. Haman denkt dat Ahasveros het over hemzelf (Haman) heeft. Haman heeft het voorstel om diegene te bekleden met de koninklijke mantel, de koninklijke kroon op zijn hoofd te zetten en te laten rijden op het koninklijke paard en dat over hem moet worden uitgeroepen dat de koning hem eert. De koning zegt tegen Haman dat hij dit moet doen met Mordechai. Aldus geschiedt.

In hoofdstuk 7 vraagt koningin Esther aan koning Ahasveros of zij en haar volk in leven mogen blijven. Esther zegt tegen Ahasveros dat zij en haar volk verkocht zijn om te worden gedood. Ahasveros vraagt Esther wie daar achter steekt. Esther zegt dat dat Haman is. Charbona, één van de hovelingen van de koning, wijst de koning op de galg die Haman voor Mordechai heeft gemaakt. De koning beveelt om Haman daaraan te hangen. Aldus geschiedt.

In hoofdstuk 8 lezen we dat alle eigendommen van Haman aan Esther worden gegeven. Esther stelt Mordechai aan over het huis van Haman. De koning geeft aan dat de wet die Haman heeft opgesteld, niet herroepen kan worden. Hij geeft wel aan dat Esther en Mordechai maatregelen mogen treffen om de moordaanslag op de Joden te verijdelen. In opdracht van Mordechai stellen de schrijvers van de koning een brief op die verzonden wordt naar alle provincies van het rijk van de koning. Dat gebeurt op de 23e dag van de maand sivan. In de brief staat dat de Joden op de dag waarop bevolen is dat ze uitgeroeid worden, zichzelf mogen verdedigen en hun aanvallers mogen doden. Bij de Joden is er blijdschap en zelfs velen uit de volken van het land worden Jood, omdat angst voor de Joden op hen is gevallen.

In hoofdstuk 9 lezen we dat de Joden hun vijanden doden, waaronder in de burcht Susan vijfhonderd man en de tien zonen van Haman, dat zijn Parsandatha, Dalfon, Asfata, Poratha, Adalia, Aridatha, Parmastha, Arisai, Aridai en Vaizatha. Op de 14e dag van de maand adar doden de Joden in Susan driehonderd man. Ze steken de hand echter niet uit naar de buit. Onder de rest van de jodenhaters worden 75.000 man gedood. Mordechai roept de Joden op om jaarlijks op de 14e en de 15e dag van de maand adar feest te vieren met maaltijden. Dit feest krijgt de naam “purimfeest”. Geheel tegen de bedoeling van Haman in is immers door de Joden de overwinning behaald. Esther en Mordechai benadrukken in hun brief dat de Joden het purimfeest niet mogen overslaan.

In hoofdstuk 10 lezen we dat koning Ahasveros iedereen in zijn hele koninkrijk belasting laat betalen. Alles over hem is opgeschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Medië en Perzië. De Jood Mordechai is na de koning de belangrijkste man in het rijk van de koning en doet er alles aan om zijn volk gelukkig te maken. Hij staat in hoog aanzien bij de Joden.

Machiel Lock

maandag 14 februari 2022

Inleiding over Openbaring 2:8-11

Gemaakt door: Machiel Lock

Datum: maandag 14 februari 2022

Voor de mannenvereniging

 

Lezen: Openbaring 2:8-11

Zingen: Psalm 46:1,3,4

 

Het thema van deze inleiding is: “De gemeente van Christus in Smyrna: geestelijk rijk”.

Zojuist hebben we enkele verzen van Psalm 46 gezongen. De dichter van Psalm 46 belijdt dat God ons een Toevlucht en vesting is. Hij wil duidelijk maken dat Gods volk veilig is, zelfs in tijden van benauwdheden. Dat is nu zo, maar er zit ook nog een diepere laag in: God zal zorgen voor de uiteindelijke overwinning: het volk van God zal nooit meer getroffen worden door chaos en ze zal deel uitmaken van een rijk waarin er altijd vrede zal zijn. Deze notie komt ook naar voren in de brief van Christus die vanavond centraal staat, de brief aan de gemeente van Christus in Smyrna.

Een brief. Als de postbode bij u een brief heeft bezorgd, en u heeft de brief van de deurmat gepakt of uit de brievenbus gehaald, wat is dan het eerste wat u doet? Nou, ik denk dat u als eerste kijkt van wie die brief is. Misschien is de brief van een familielid of van een kennis. Of van uw werkgever, of van een instantie. Als de brief van een organisatie of van een bedrijf is, staat de naam van die organisatie of van dat bedrijf meestal al voorop op de envelop. Vanavond hebben we ook een brief gelezen. Deze brief is van Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, de Verlosser, de Zaligmaker, de Heiland. Daarom verdient de brief die we hebben gelezen onze hoogste aandacht.

Christus geeft aan Johannes de opdracht om een brief te schrijven aan de engel, dat is de voorganger, van de gemeente van Christus in Smyrna. Christus dicteert de brief aan Johannes. En dat is niet de enige brief die hij dicteert aan Johannes. Er zijn nog 6 andere brieven die Christus aan hem dicteert, naar 6 andere gemeenten van Christus in Klein-Azië. Voor de volledigheid wil ik graag wat achtergrondinformatie geven over deze 7 brieven. Deze brieven zijn geschreven in of rond de jaren 95 en 96 na Christus. Maar als die brieven toen geschreven werden aan de toenmalige 7 gemeenten, hebben ze dan wel waarde voor ons? Jazeker, dat hebben ze. Jezus spreekt door middel van deze 7 brieven aan de gemeenten in Klein-Azië tegelijkertijd alle andere christelijke gemeenten aan. Ook al zijn de werken per gemeente verschillend, we kunnen lering trekken uit de brieven. Want wie oren heeft, laat die horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt, moet Johannes schrijven aan de gemeente in Efeze. Let wel: het is meervoud: “gemeenten”. Laat iedereen die het horen kan, het opmerken. Degenen die overwinnen, die zullen van Christus te eten krijgen van de Boom van het leven, die midden in het paradijs van God staat. In de brief aan de gemeente in Thyatira zegt Gods Zoon dat alle gemeenten zullen weten dat Hij (Gods Zoon) het is Die nieren en harten doorzoekt, en Hij (Gods Zoon) een ieder mens naar zijn of haar werken zal vergelden.

Tegen alle 7 gemeenten in Klein-Azië zegt Jezus: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Efeze: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Smyrna: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Pergamus: “Ik weet uw werken.”  Christus zegt tegen de gemeente in Thyatira: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Sardis: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Filadelfia: “Ik weet uw werken.” Christus zegt tegen de gemeente in Laodicea: “Ik weet uw werken.” En vanavond zegt Christus ook tegen ons: “Ik weet uw werken.” Voor mensen kunnen we nog weleens iets verborgen houden, maar voor God kan dat niet. God is immers alwetend. Slaan we daar acht op, broeders?

Johannes is verbannen naar het eiland Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus. Daar krijgt hij van Christus de opdracht om datgene wat hij te zien krijgt, op te schrijven op een boekrol en dat naar de zeven gemeenten in Klein-Azië te sturen. Te midden van de zeven gouden kandelaren ziet Johannes Iemand Die op de Mensenzoon lijkt. Het is Christus. Hij heeft toezicht op het leven van Zijn kerk hier op aarde. Hij heeft zeven sterren in Zijn rechterhand en uit Zijn mond komt een tweesnijdend scherp zwaard, en Zijn gezicht is zoals de zon schijnt in haar kracht. De zeven sterren die Johannes in de rechterhand van Christus ziet, die verwijzen naar de engelen – de voorgangers – van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren verwijzen naar de zeven gemeenten.

Johannes heeft dus het laatste Bijbelboek, Openbaring, geschreven. Maar om welke Johannes gaat het? Johannes noemt zichzelf in het Bijbelboek Openbaring geen “discipel”, maar “profeet”. Toch gaan oude kerkvaders ervanuit dat de schrijver van Openbaring de Johannes is die tot de twaalf apostelen van Christus behoort. Johannes wiens vader de naam Zebedeüs draagt. Het is de Johannes die het vierde evangelie heeft geschreven en ook de 3 Johannesbrieven in het Nieuwe Testament. Voor het uitgangspunt van de oude kerkvaders zijn ook best argumenten. In het evangelie naar Johannes wordt Jezus het Lam van God en het Woord van God genoemd. Dat is ook zo in het Bijbelboek Openbaring. De broer van Johannes, Jakobus, behoorde ook tot de apostelkring. Maar omdat de taalstijl van Openbaring wat anders is dan die in het evangelie naar Johannes, denken sommige geleerden aan een andere Johannes, namelijk aan een oudste, die dan naast Openbaring ook de drie Nieuwtestamentische Johannesbrieven heeft geschreven. Hoe het ook zij, de Johannes die Openbaring geschreven heeft, is een dienstknecht van Jezus Christus.

Smyrna. Waar lag de stad Smyrna eigenlijk precies in Klein-Azië? Klein-Azië komt overeen met het tegenwoordige westen van Turkije. Het was toen een onderdeel van het Romeinse Rijk. Smyrna ligt pal aan de zee, de Egeïsche Zee. Smyrna is één van oudste steden van Klein-Azië. De stad is rond het jaar 1200 v. Chr. gesticht als een kolonie. In ongeveer het jaar 600 v. Chr. is  Smyrna door de Lydiërs verwoest. In ca. het jaar 290 v. Chr. is de stad herbouwd. Dat zou gebeurd kunnen zijn door Alexander de Grote. Sommige bronnen noemen andere namen. Smyrna was de op één na belangrijkste havenstad van Klein-Azië. De grote bloei van Smyrna kwam in de Romeinse tijd. Want toen kreeg de stad meer dan 100.000 inwoners. Smyrna was een bondgenoot van Rome. Smyrna is meerdere keren door een aardbeving getroffen, maar dankzij de bloeiende handel kon de stad zich herstellen. Smyrna bezat een staatsbibliotheek en één van de grootste theaters van Azië. Er was een gymnasium en een stadion. De stad was beroemd om haar atletiekwedstrijden en circusspelen. In het jaar 193 v. Chr. werd een tempel gewijd aan de godin Roma. In het jaar 26 n. Chr. kreeg Smyrna het recht om een tempel op te richten ter ere van de Romeinse keizer Tiberius, en de keizersvrouw Livia en de senaat. De senaat bestond uit senatoren die de keizer assisteerden. Er was ook een tempel voor bijvoorbeeld de Griekse oppergod Zeus. Vooral na de val van Jeruzalem in 70 n. Chr. was Smyrna een geliefde vestigingsplaats voor de Joden. Uit inscripties valt op te maken dat er inderdaad een synagoge – een joods gebedshuis –  in Smyrna stond. De meeste joodse kringen in Smyrna stonden open voor Grieks-Romeinse invloeden.

Er is dus ook een christelijke gemeente ontstaan in Smyrna. Waarschijnlijk is die ontstaan kort na het jaar 50 n. Chr.. Tijdens de derde zendingsreis die Paulus maakt, komt hij aan in Efeze. Daar in een school van een zekere Tyrannus spreekt Paulus dagelijks over het Woord van de Heere Jezus. En allen die in Azië wonen, horen over dit Woord, zowel Joden als Grieken, zo lezen we. Als we spreken over de combinatie Joden en Grieken, dan worden met Grieken degenen bedoeld die niet uit Israël komen.  Dus ook de inwoners van Smyrna horen het Woord van God. Smyrna heeft geografisch een goede verbinding met Efeze. Beide plaatsen liggen aan de zee. Het zou ook zo kunnen zijn dat de christelijke gemeente in Smyrna al eerder is ontstaan. Mogelijk vanuit enkele bekeerlingen die op de pinksterdag naar de toespraak van Petrus hadden geluisterd. Zo even een vraag tussendoor. Zijn er onder ons die wel eens in Turkije zijn geweest? Tegenwoordig bestaat Smyrna nog steeds, maar dan onder een andere naam: Izmir. De Turkse overheid heeft de naam van de stad namelijk veranderd. Door de overname van de stad door de Turkse regering zijn er een aantal kerken in Smyrna vernietigd. Toch zijn er nog steeds kerken in Izmir te vinden.

Johannes moet aan de gemeente van Christus in Smyrna schrijven: “Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood is geweest en levend is geworden.” Christus maakt hiermee duidelijk dat Hij gelijkstaat aan God. Christus waakt als Gods Zoon altijd over Zijn gemeenten. Hij heeft door Zijn sterven verlossing voor Zijn volk gebracht. Door Zijn dood aan het kruis heeft Hij voor ons de gerechtigheid verworven. Hij heeft onze schuld op Zich genomen. Daarom hebben we door in Hem te geloven het eeuwige leven. God wekt ons in het geloof door Zijn kracht op tot een nieuw leven. Ons leven wordt gestempeld door het leven met Hem, waardoor de macht van de zonde geen absolute macht over ons heeft. Gods Zoon, Christus, heeft ons met Zijn bloed vrijgekocht. Zoals God Zijn Zoon Christus uit de dood heeft laten opgestaan, zo zal Hij ook aan ons het eeuwige leven geven.

Christus bemoedigt Zijn gemeente in Smyrna. Hij weet ervan af dat de gemeenteleden verdrukt worden en in armoede leven. Toch zijn ze rijk, zegt Christus er direct achteraan. Waarom zegt Hij dat? En hoe komt het dat de christelijke gemeenteleden van Smyrna in armoede leven? Het zou zo kunnen zijn dat ze de minst betaalde banen hebben. Het zou ook zo kunnen zijn dat veel van hun bezit ingenomen is door de heidenen in hun omgeving. De christenen vormen immers een minderheid in de stad. Het zou ook kunnen zijn dat ze door hun vrijgevigheid arm geworden zijn. Al deze factoren zouden kunnen meespelen in het feit dat Smyrna arm is. Maar ik vermoed dat de grootste oorzaak van de armoede ligt in het feit dat de christenen het moeilijk vonden om in een niet-christelijke omgeving hun kost te verdienen. Je kunt het je zomaar indenken dat je in je werk verplicht wordt om dingen te doen die tegen je geweten ingaan. Stel je voor dat je bijvoorbeeld vakkenvuller in een supermarkt bent en je wordt op een gegeven moment door je baas gevraagd om ook op zondag te werken. Het zal misschien niet zo snel gebeuren, maar stel je voor dat dat verplicht wordt gesteld, want anders moet je weg, wat dan? Dan wordt het al een stuk lastiger. De zondag is voor de christenen de rustdag. Gelukkig zijn er hier in Nederland veel beroepen die je als christen gewoon prima kunt doen. Maar of dat destijds in Smyrna ook zo was? Dat valt te betwijfelen.

In Smyrna was keizerverering namelijk heel gewoon, maar de Romeinse autoriteit had de Joden wel het voorrecht gegeven om hun godsdienst te mogen belijden. Maar voor de christenen gold dat niet. Daarom konden de Joden hen makkelijk aanklagen. Ze hadden de christenen al massaal uit hun synagogen verbannen. De christenen in Smyrna worden belasterd door degenen die zeggen dat ze Joden zijn, maar het in werkelijkheid niet zijn. De Joden in het algemeen worden niet veroordeeld door Christus. Hij veroordeelt alleen degenen die verbonden zijn aan de synagoge in Smyrna. Ja, de mensen van die synagoge zijn wel Israëlieten. Dus qua ras behoren ze tot het joodse volk. Maar qua geloof niet. Alleen diegene is echt Jood als hij besneden is van het hart. Zo schrijft Paulus het ook. En de gemeente van Christus in Smyrna is ook duidelijk besneden van het hart. Deze gemeente is dus geestelijk rijk. Haar toekomst ligt vast: na de dood wordt ze opgenomen in Gods heerlijkheid. De gemeente van Christus in Smyrna krijgt geen berisping van Jezus. Ook de gemeente van Christus in Filadelfia krijgt dat niet. De gemeente van Christus in Laodicea zegt over zichzelf dat ze rijk is en steeds rijker geworden en aan niets gebrek heeft. Maar Christus moet tegen deze gemeente zeggen dat ze juist ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt is. Goede werken zijn er zeer schaars. Deze gemeente is niet koud, maar ook niet heet. Was ze maar óf koud óf heet! Dan weet je tenminste nog waar je aan toe bent. Deze gemeente wil blijkbaar twee heren dienen: zowel Christus als de satan. Maar dat kan niet! Het is één van beiden! De naam-Joden in Smyrna, om ze zo maar even te noemen, zij dienen wel één van beiden, maar dan wel de verkeerde: de satan!

Ze maken zich schuldig aan het verspreiden van valse geruchten over de christenen in Smyrna. De christenen werden beschuldigd van asociaal gedrag. De mensen van de synagoge van Smyrna vinden het maar raar om te geloven dat een gewone “plattelander” Die beschuldigd werd van criminaliteit, en daardoor gekruisigd werd, om Die te aanbidden. Godslasterlijk is dat, volgens hen. Paulus heeft al geschreven dat de Joden om een teken vragen en dat de Grieken wijsheid zoeken, maar Paulus en zijn metgezellen prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid. Maar voor hen die geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, prediken wij Christus, de kracht van God en de wijsheid van God, schrijft Paulus. De vijandige naam-Joden in Smyrna zijn feitelijk een synagoge van de satan, dus een synagoge van Gods grote tegenstander.

Dit was zo erg dat er martelaren in Smyrna geweest zijn. Mensen die gestorven zijn omdat ze in het openbaar beleden dat ze christen zijn. Zo weten we bijvoorbeeld over Polycarpus. Door de christenen van Smyrna werd hij tot bisschop aangesteld over Smyrna. Dat weten we vanuit een buiten-Bijbelse bron. Polycarpus beleed in het openbaar dat hij christen is en zei openlijk dat hij de Romeinse goden niet wil dienen. En een grote menigte Joden en heidenen in Smyrna werden hierom woedend. En die menigte besluit Polycarpus levend te verbranden. Ontzettend is dat. Hoe kan Johannes dan schrijven dat de christenen in Smyrna niet bang moeten zijn voor wat ze lijden zullen?

De allerhoogste Leraar, Jezus Zelf, onderwees Zijn discipelen dat ze niet bevreesd moeten zijn voor degenen die het lichaam kunnen doden, maar dat ze bevreesd moeten zijn voor God, Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. Dat wil zeggen: de leerlingen moeten zich niet laten leiden door angst voor vervolgers hier op aarde, maar wel door ontzag voor God. Christenvervolgers kunnen niet meer doen dan het lichaam doden. Aan de ziel kunnen ze niet komen. Die bemoediging krijgt de gemeente van Smyrna. Feitelijk is het de grote tegenstander, de duivel, die achter de christenvervolging zit. Voor sommige gemeenteleden is de angst zo groot dat ze hun geloof in Christus willen opgeven. Maar Jezus zegt dus dat ze niet bevreesd moeten zijn. Want wie overwint, zal zeker geen schade toegebracht worden door de tweede dood, de eeuwige dood.

Persoonlijk ben ik blij en dankbaar dat wij hier in de kerk in alle vrijheid ons geloof mogen belijden. In artikel 1 van de Nederlandse Grondwet staat dat discriminatie wegens godsdienst, levensbeschouwing, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, niet toegestaan is. Dus onze overheid verbiedt vervolging op grond van godsdienst. Zien wij dat voorrecht, broeders? Misschien heeft u de Ranglijst Christenvervolging 2022 gelezen, een lijst die wordt gepubliceerd door de organisatie Open Doors. Jarenlang stond Noord-Korea bovenaan als land waar het het gevaarlijkste is voor christenen, maar die plek is overgenomen door Afghanistan. In augustus 2021 heeft de taliban de macht in Afghanistan overgenomen. De taliban is een fundamentalistische islamitische beweging. Open Doors schrijft dat ook in de Sahel, een groot gebied in Afrika, het geweld tegen christenen zal toenemen. Vooral in Nigera vielen door fundamentalistische organisaties veel doden onder de christenen. In 2020 waren dat er ongeveer 3600, terwijl in 2021 in Nigeria maar liefst ca. 4650 christenen vanwege hun geloof werden vermoord. Dat zijn schrikbarende aantallen. Bijna dagelijks denk ik in mijn persoonlijk gebed aan mensen die omwille van het geloof worden vervolgd. Ik hoop dat het niet zal gebeuren, maar stelt u zich eens voor dat in ons land de christenen hun geloof niet meer mogen belijden, en als je dat wel doet, dat daar zelfs de doodstraf op staat. Wat zou u dan doen? Komen we dan op voor de Naam van Christus? Zelfs als we dat met de dood moeten bekopen?

Johannes moet de christenen in Smyrna duidelijk maken dat sommigen van hen in de gevangenis worden geworpen door de duivel oftewel door de satan. Wat houdt deze gevangenschap in? Waarschijnlijk duidt het op een voorlopige hechtenis of een aanhouding in afwachting van een executie. Toch heeft dat ook een specifiek doel: om op de proef gesteld te worden. Dat heeft ook een Goddelijk doel. Zullen de gelovigen staande blijven in hun geloof? De verdrukking zal tien dagen duren, staat er. Of dat die tien dagen letterlijk genomen moeten worden, weten we niet. Waarschijnlijk duidt het een korte tijd aan. Een tijd die beheersbaar is. Toch zal het wel een vreselijke tijd zijn.

De gemeente van Christus in Smyrna krijgt de opdracht om trouw te blijven tot de dood. Het woord “trouw” is een sleutelwoord in het Bijbelboek Openbaring. Jezus Christus wordt de getrouwe Getuige genoemd. Ook de woorden van Christus zijn waar en betrouwbaar. Over de volgelingen van Christus zegt Openbaring dat ze volharden. Het geloof is de weg tot deze volharding. Dat betekent dat we ons vertrouwen moeten stellen op de drie-enige God, Die oppermachtig is, en Die ons zal rechtvaardigen vanwege ons lijden omwille van Zijn Naam. Want hoe dan ook, ook als je in de Christus gelooft, dan krijg je op de één of andere manier te maken met lijden. De één wel meer dan de ander. Denk bijvoorbeeld aan dat stemmetje in je hoofd dat zich afvraagt waarom je eigenlijk naar de kerk gaat: “Bestaat God wel of dien je wel de juiste God?” Of misschien wel collega’s op je werk die het maar vreemd vinden dat je in de Bijbel leest, een Boek dat al duizenden jaren oud is. En misschien wel mensen die je niet meer uitnodigen omdat je christen bent.

Weet dat God je de overwinning geeft. Christus heeft je gegrepen uit de macht van Zijn tegenstander, juist door Hem (Christus) te volgen. En dan is het mooi als je ook andere mensen bij de hand neemt en hen vertelt over de hoop die in je is. Dat is onze roeping, want dat is een middel dat God kan gebruiken. Jezus heeft gezegd (zie Markus 8:34-35): “Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij (Christus). Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen, maar zo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwille (omwille van Christus) en om des Evangelies wil, die zal hetzelve behouden.” Het kruis op je nemen betekent jezelf verloochenen. Ook al moet je dan soms heel wat incasseren, je krijgt er een goddelijk geschenk voor terug. Christus zegt tegen de gemeente van Smyrna: “Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u de geven de kroon des levens.” De overwinning is het eeuwige leven. Er zijn ook vertalingen die hier “krans” vertalen in plaats van “kroon”. Ik denk dat “krans” een betere vertaling is. Christus gebruikt hier bij monde van Johannes een term die duidt op een overwinnaarskrans. Zoals ik al zei, was Smyrna onder andere bekend vanwege de atletiekwedstrijden die er gehouden werden. Destijds werd een krans gelegd om het hoofd van een atleet die een wedstrijd gewonnen had. Het is dus een beeld uit de sportwereld. Momenteel zijn er weer de Olympische Spelen, dit jaar in China. Tegenwoordig krijgt een winnaar daar een gouden medaille. Vroeger was dat een krans die gemaakt werd van olijftakken.

Het belangrijkste thema van de brief aan de gemeente in Smyrna is dat Christus leven uit de dood brengt. Christus brengt geestelijke rijkdom. Als we belijden dat God Zijn Zoon Christus naar de wereld heeft gezonden om daarmee verzoening tussen God en ons te bewerkstelligen, ja, dan hebben we het eeuwige leven. Dan is de dood slechts een doorgang naar de hemelse heerlijkheid. Jezus Zelf heeft met Zijn opstanding uit de dood laten zien dat de dood niet het laatste woord heeft. Hij heeft de dood overwonnen.

Een Bijbelgedeelte waar ik in het bijzonder in het kader van de brief aan de gemeente in Smyrna moet denken, is Filippenzen 2. Dat Christus Zich als mens heeft vernederd en gehoorzaam is geworden tot de dood, de dood aan het kruis. En dat God Hem daarom heeft verhoogd en Hem een Naam heeft geschonken die boven alle andere namen is, opdat in de Naam van Jezus zich zal buigen elke knie van degenen die in de hemel en van degenen die op de aarde en van degenen die onder de aarde zijn, en elke tong zal belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader. Met “die onder de aarde zijn” bedoelt  Paulus waarschijnlijk de doden. Hier in dit leven is het nog mogelijk om Jezus te verwerpen. Maar daar komt eens een einde aan. Degenen die Jezus blijven verwerpen tot aan de dood, zullen gedwongen worden om te buigen voor Jezus. Dat geldt zelfs de grootste christenvervolgers. Maar dan is het wel voor eeuwig te laat om het eeuwige leven te hebben. Dan is het de eeuwige dood. Daarom is het zo nodig om nu in dit aardse leven te buigen voor Jezus. Laten we dat dan ook doen door te erkennen dat Hij de Messias is. Dan hebben we het eeuwige leven.


Vragen ter bespreking op vergadering 14-02-2022 van de mannenvereniging:

1.      Stel dat u in gesprek bent met iemand die niet (zo) bekend is met de Bijbel. Hoe zou u aan hem/haar in één of twee zin(nen) uitleggen wat de kern van de Bijbel is?

2.      Waarom is het belangrijk dat God geen God van de doden is, maar juist God van de levenden?

3.      Op welke manieren ondervindt u het werk van de satan in uw leven? Hoe kunnen we daartegen strijden?

4.      Hoe vaak denkt u na over de dood en over het hiernamaals? Waarom is het belangrijk om daarover na te denken?