Inleiding
In de gereformeerde traditie wordt in de tweede zondagse kerkdienst vaak
uit de Heidelbergse Catechismus gepreekt. De Heidelbergse Catechismus wordt dikwijls in één adem genoemd met de Dordtse
Leerregels en de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Samen vormen deze geschriften
de "Drie Formulieren van Enigheid". De Heidelbergse Catechismus
bestaat uit 52 Zondagen met daarin 129 vragen en antwoorden. In dit artikel noem ik een aantal
algemene wetenswaardigheden over de Heidelbergse Catechismus.
Ontstaan en theologie
De Heidelbergse Catechismus is in 1563 tot stand
gekomen in Heidelberg. De gereformeerde keurvorst Frederik III (1515-1576)
zocht naar middelen om de gereformeerde geloofsleer overal in de Paltz in te
voeren. Een belangrijk middel was een leerboek waarin kernachtig de leer van
het christelijk geloof verwoord wordt. Dat leerboek werd uiteindelijk de
Heidelbergse Catechismus. De auteurs van de Heidelbergse Catechismus zijn
Zacharias Ursinus (1534-1583), hoogleraar te Heidelberg, die de belangrijkste
auteur is, en Caspar Olevianus (1536-1587), die als superintendent een
belangrijk aandeel had.[1] Dr. W. Verboom, emeritus hoogleraar
geschiedenis van het gereformeerd protestantisme, schrijft dat Ursinus tijdens
zijn studie in Wittenberg sterk de invloed van Melanchthon onderging. Maar zijn
theologisch denken werd daarna ook gevormd door Calvijn en Bullinger. Olevianus
verbleef als student in Genève. Zijn theologisch denken werd gevormd door met
name Calvijn en Bullinger.[2] Volgens Verboom is de HC
derhalve het meest beïnvloed door Melanchthon.[3] Niet iedereen
deelt deze visie. In het "Handboek Heidelbergse Catechismus" schrijft
Lyle D. Bierma, hoogleraar systematische
theologie aan de 'Calvin Theological Seminary', dat "de theologische
tendens van de HC afwisselend beschreven is als melanchthoniaans, gereformeerd,
bullingeriaans, calvinistisch en calvijns-melanchthoniaans. Sommigen hebben de
afkomst van de HC herleid tot niet minder dan vier 'vaders': Luther,
Melanchthon, Calvijn en Zwingli. Anderen hebben geprobeerd de HC te
portretteren als een soort 'oecumenische' consensus tussen de uiteenlopende
protestantse partijen in de Palts."[4] Dit gegeven ondersteunt Bierma met
verschillende bronnen. In het kader van het feit dat Ursinus leerling was van Melanchthon, Bullinger
en Calvijn, benadrukt Verboom wel dat het samenbindende element de kracht is
van de HC.[5]
Kenmerken
Hieronder kernachtig een aantal kenmerken van de
Heidelbergse Catechismus:
- de HC is een troostboek: meteen aan het begin wordt de vraag gesteld: "Wat is uw enige troost, beide in het leven en in het sterven?";
- de HC bestaat uit drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid;
- de onderdelen geloof, gebod en gebed zijn in de HC dusdanig verdeeld dat zij elk een eigen functie krijgen voor het geloof;
- in de HC gaat het niet enkel om de waarheid, maar vooral om de persoonlijke beleving van het geloof: vandaar dat vaak de 'ik'-vorm gebruikt wordt.[6]
Schriftgebruik
In het "Handboek Heidelbergse Catechismus"
schrijft Georg Plasger, een evangelische theoloog uit Duitsland, een hoofdstuk
over het Schriftgebruik in de Heidelbergse Catechismus. Plasger maakt duidelijk
dat de Heidelbergse Catechismus gebonden is aan het reformatorische
uitgangspunt "sola scriptura".[7] De fundamentele
belijdenis van de HC is verwoord in Zondag 1: "wij zijn het eigendom van
Christus". Dat betekent dat de HC duidelijk oog heeft voor de Persoon van
Christus Zelf, naast het werk van Christus. Op dit punt komt de HC meer overeen
met de theologie van Calvijn dan met die van Luther.[8]
De HC wil putten uit slechts één bron: 'het heilig Evangelie' (antwoord nr.
19). Er staat dus niet: 'de Bijbel'. De gebruikte werkwoorden in antwoord 19
geven helderheid: het Evangelie is in het paradijs geopenbaard, door de
aartsvaders en de profeten verkondigd, door de ceremoniën van de wet afgebeeld,
en door Jezus Christus vervuld. Het hermeneutisch uitgangspunt in de HC is dus:
alleen de Heilige Schrift is de Bron van onze kennis, maar zij wijst boven
zichzelf uit naar het Evangelie van Jezus Christus.[9]
In de HC wordt naar ruim 850 Bijbelteksten verwezen, waarvan bijna 200 teksten
uit het Oude Testament (OT). Wanneer er in de HC naar het Nieuwe Testament (NT)
verwezen wordt, is dat voornamelijk naar één van de brieven van Paulus.[10]
[2] W. Verboom, De theologie van de Heidelbergse
Catechismus. Twaalf thema's: de context en de latere uitwerking,
Zoetermeer: Boekencentrum, 1996, p. 15
[3] W. Verboom, De theologie van de Heidelbergse Catechismus, p. 17
[4] A. Huijgen, J.V. Fesko, A. Siller
(red.), Handboek Heidelbergse Catechismus, Utrecht: Kok, 2013, p. 199
[5] W. Verboom, De theologie van de
Heidelbergse Catechismus, p. 24
[7] A. Huijgen e.a. (red.), Handboek
Heidelbergse Catechismus, p. 185
[8] A. Huijgen e.a. (red.), Handboek Heidelbergse Catechismus, p.
186
[9] A. Huijgen e.a. (red.), Handboek Heidelbergse Catechismus, pp.
186-187
[10] A. Huijgen e.a. (red.), Handboek
Heidelbergse Catechismus, p. 190
Geen opmerkingen:
Een reactie posten