vrijdag 19 mei 2017

Het sacrament van het Heilig Avondmaal


Deze inleiding heb ik gehouden op donderdagavond 18 februari 2016 in de kerkelijke gemeente waarvan ik lid ben. Het Heilig Avondmaal is en blijft een boeiend en zeker ook een teer onderwerp. Dat heb ik ook duidelijk gemerkt tijdens deze avond. Tijdens mijn gesprekken met kerkelijke mensen komt dit sacrament vaak ter sprake. Als we het liefdesbevel van de Heere Jezus "Doe dat tot Mijn gedachtenis" toen Hij het Heilig Avondmaal instelde, goed op ons laten inwerken, dan mogen we, als we geloofsbelijdenis hebben afgelegd en het Heilig Avondmaal wordt bediend, niet afblijven... Daarbij ben ik me zeker bewust van alle strijd die een persoonlijk mens kan doormaken, als het over het Heilig Avondmaal gaat. Daarover meer in de inleiding.

Het is schrijnend dat er in de kerkgeschiedenis zoveel discussie is geweest rond de betekenis van het Heilig Avondmaal. In de Heidelbergse Catechismus wordt de Mis van de RK Kerk beoordeeld als een "vervloekte afgoderij". Hoewel er zeker bezwaren zijn aan te wijzen tegen de transsubstantiatieleer van Rome, gaat me dit oordeel van de HC wel te ver. De RK Kerk heeft een punt door letterlijk vast te houden aan de woorden van de Heere Jezus: "Dat is Mijn lichaam" en "Dat is Mijn bloed". Het is waar dat de Heere Jezus deze woorden letterlijk heeft uitgesproken. We dienen alleen wel vast te houden aan het feit dat Hij deze woorden geestelijk bedoelt. Toen Jezus het gebroken brood en de beker aan Zijn discipelen gaf, hebben de discipelen natuurlijk niet gedacht dat zij letterlijk Zijn lichaam en bloed tot zich namen. Het ging om het geestelijk deelhebben aan hun Meester. Anders gezegd: het ging om het feit dat er alleen door het geloof in Hem als de eniggeboren Zoon van God de vergeving van alle zonden te verkrijgen is. Dat is nu nog steeds zo als het Heilig Avondmaal in de kerk bediend wordt. Alleen de drie-enige God verdient alle eer, lof en aanbidding!

Dan volgt nu de inleiding die ik op 18 februari 2016 gehouden heb.
Machiel Lock.


Zingen: Psalm 22:13,15
Lezen: 1 Korinthe 11:17-34

Vier aandachtspunten:
  1. De instelling van het Heilig Avondmaal
  2. De betekenis van het Heilig Avondmaal
  3. Opvattingen rond de betekenis van het Heilig Avondmaal
  4. Voor wie het Heilig Avondmaal ingesteld is


1. De instelling van het Heilig Avondmaal

Over de instelling van het Heilig Avondmaal lezen we in Mattheüs 26:17-30, Markus 14:12-26 en Lukas 22:7-23, en ook in het gedeelte dat wij zojuist hebben gelezen (1 Korinthe 11:17-34). Het Heilig Avondmaal is door de Heere Jezus Christus, de Zoon van God, ingesteld, vlak voordat Hij stierf aan het kruis op Golgotha. Hij heeft het Heilig Avondmaal ingesteld bij de viering van het Pascha.[1]

Wat gedachten de Israëlieten en gedenken de Joden tegenwoordig nog steeds tijdens de viering van het Pascha? Het Pascha vindt zijn oorsprong in de nacht dat Israël verlost werd uit Egypte (zie Exodus 12:1-28). Op de tiende dag van de maand Abib kreeg iedere vader van elk Israëlitisch gezin de opdracht om een eenjarig, volkomen mannelijk lam van de schapen of van de geiten af te zonderen (zie Exodus 12:3; 12:5). Als een gezin te klein was voor een lam, werd het lam gedeeld met de buren (zie Exodus 12:4). Vier dagen later moest het lam geslacht worden (zie Exodus 12:6) en het bloed van het lam gestreken worden aan de beide deurposten en aan de bovendorpel van de deur. De Israëlieten kregen de opdracht het lam met haast te eten. De HEERE ging die nacht door Egypte en doodde alle eerstgeborenen van de Egyptenaren, zowel van de mensen als van het vee. Maar aan de huizen van de Israëlieten ging Hij bij het zien van het bloed aan de deur voorbij. De Israëlieten kregen van de HEERE de opdracht het Pascha elk jaar op de veertiende dag van de maand Abib te vieren. Dit als herinnering aan de bevrijding uit de slavernij in Egypte.

Het Pascha bestond uit een offerande en ging direct daarna over in een maaltijd.[2] Ook Jezus en Zijn discipelen vierden het Pascha en gebruikten direct daarna een maaltijd met brood en wijn. De laatste keer dat Hij met Zijn discipelen het Pascha viert, maakt Hij van het bloedig sacrament van het paaslam een sacrament zonder bloed met brood en wijn: het Heilig Avondmaal.[3]

Jezus bracht het brood en de wijn van de paasmaaltijd in verband met Zijn dood: bij het brood zei Hij: "Dit is Mijn lichaam", en bij de wijn zei Hij: "Dit is Mijn bloed".[4] Hij stelde het Heilig Avondmaal in in de nacht dat Hij verraden werd door Judas Iskariot, één van de twaalf gekozen discipelen van Jezus. Het Heilig Avondmaal is de volle vervulling van het Pascha.[5] Jezus Christus werd Zelf het offer en Hij gaf ons de maaltijd.[6] Dat betekent dat het Heilig Avondmaal zelf geen offer is.[7] Rooms-katholieken geloven wel dat het Heilig Avondmaal een offer is, daar kom ik straks nog op terug als ik de opvattingen rond de betekenis van het Heilig Avondmaal ga bespreken.

Christus heeft het Heilig Avondmaal ingesteld tot Zijn gedachtenis.[8] En het is goed om vast te houden dat gedenken in dit kader meer is dan alleen herinneren.[9] De Israëlieten kregen de opdracht om tijdens de jaarlijkse viering van het Pascha te gedenken aan het feit dat zij of hun voorouders verlost werden uit Egypte.[10] Nu, in de Nieuwtestamentische kerk, beveelt de Heere ons de dood van Jezus Christus te gedenken, omdat Hij alleen in Christus de eeuwige zaligheid schenkt.[11] Het is nu dus niet meer nodig om het Pascha te vieren zoals de Israëlieten het vierden en zoals de Joden het vandaag de dag nog steeds vieren. Immers: Jezus Christus is als Paaslam geslacht. Dat lezen we in 1 Korinthe 5:7. Lezen: 1 Korinthe 5:7.

Dr. R. van Kooten, hersteld hervormd predikant uit Apeldoorn, schrijft in zijn boek "Aan Zijn voeten" dat het veelzeggend is dat Christus het Heilig Avondmaal niet tijdens het Pascha "meenam", maar na de beëindiging hiervan heeft ingesteld.[12] Daarom is er niet alleen sprake van een direct verband, maar ook van een nieuwe inzet.[13] Dat de viering van het Heilig Avondmaal zo opgevat dient te worden, heeft Jezus Zelf duidelijk gemaakt doordat Hij spreekt over het nieuwe verbond in Zijn bloed.[14]


2. De betekenis van het Heilig Avondmaal

Wat is het Heilig Avondmaal? Wat betekent het precies? Het Heilig Avondmaal is een sacrament. Er zijn twee sacramenten: de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal. Dit in tegenstelling tot wat de Rooms-Katholieke Kerk leert. Volgens deze kerk zijn er niet twee, maar zeven sacramenten, die volgens deze kerk alle door Christus ingesteld zijn als genadetekenen, te weten doopsel, vormsel, eucharistie, biecht, ziekenzalving (oliesel), priesterschap (bisschop, priester, diaken) en huwelijk, van welke de eucharistie (dat is: de Heilige Mis of het Heilig Misoffer) de belangrijkste is.[15] 

Wat zijn sacramenten? Zoals we afgelopen zondagavond vanuit de Heidelbergse Catechismus hoorden, zijn sacramenten heilige, zichtbare tekenen en zegels. Het meest wezenlijke van het Heilig Avondmaal is dat het hét sacrament is van de gemeenschap met Jezus Christus.[16] Dat wordt duidelijk als we lezen wat bijvoorbeeld Paulus schrijft in 1 Korinthe 10:16.[17] Hij noemt de beker der dankzegging de gemeenschap met het bloed van Christus en het brood de gemeenschap met het lichaam van Christus.[18] Lezen: 1 Korinthe 10:16.        

De gemeenschap is niet ten eerste de gemeenschap die door de gelovigen ervaren wordt, maar het deel hebben aan Jezus Christus en aan al Zijn schatten en gaven.[19] Het Heilig Avondmaal is er het teken en zegel van dat Hij ons Zijn gemeenschap schenkt.[20] Het hebben van gemeenschap met Christus betekent niet alleen delen in hetgeen Hij aan het kruis heeft verworven, maar betekent ook gemeenschap hebben met de levende Heere Zelf, Die naar Zijn belofte met ons en bij ons is.[21] Het deelhebben aan Christus betekent ook deelhebben aan al Zijn weldaden.[22] Lezen: Mattheüs 26:26-28. Let erop dat Jezus expliciet zegt dat Zijn bloed, het bloed van het Nieuwe Testament, dat voor velen vergoten wordt, tot vergeving van de zonden is. Dus deelhebben aan Christus betekent ook deelhebben aan de vergeving van de zonden.[23] Let erop hoe Jezus het vieren van het Heilig Avondmaal aan Zijn discipelen beveelt (zoals we lezen in de drie synoptische evangeliën): bij het breken van het brood zegt Hij: "Neem, eet, dat is Mijn lichaam. Doe dat tot Mijn gedachtenis" en bij de drinkbeker met hierin de wijn beveelt Hij Zijn discipelen: "Drink allen hieruit, want dat is Mijn bloed." Steeds spreekt Hij in de gebiedende wijs.

Door met een waar geloof deel te nemen aan het Heilig Avondmaal, hebben wij, zoals we lezen in het formulier om het Heilig Avondmaal te houden, door de levendmakende Geest − Die in Christus, als in het Hoofd, en in ons als Zijn lidmaten woont − met Hem waarachtige gemeenschap en worden we al Zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid deelachtig. Daarnaast zegt het formulier dat wij door dezelfde Geest als lidmaten van één lichaam in waarachtige broederlijke liefde verbonden worden.

Van Genderen en Velema, theologen uit de Christelijke Gereformeerde Kerken, schrijven in hun "Beknopte gereformeerde dogmatiek" dat bij de instelling van het Heilig Avondmaal ook sprake is van het verbond (zie Mattheüs 26:28; Lukas 22:20).[24] Er is verband met het bloed van het verbond dat bij de Sinaï heeft gevloeid (zie Exodus 24:8).[25] Nu het bloed van de Middelaar Jezus Christus heeft gevloeid, zijn wij zeker van het feit dat de Heere de gelovigen doet delen in Zijn verbondsgemeenschap, en dat − en dan verwijzen Van Genderen en Velema naar het avondmaalsformulier − zij waarachtig deel hebben aan het verbond der genade en der verzoening.[26] Daarom wordt het Heilig Avondmaal ook wel de "dis des verbonds" genoemd.[27] Beide sacramenten, het sacrament van de Heilige Doop en het sacrament van het Heilig Avondmaal, zijn verbondstekenen en verbondszegels.[28]


3. Opvattingen rond de betekenis van het Heilig Avondmaal

Over de betekenis van het Heilig Avondmaal zijn veel verschillende opvattingen. In de kerkgeschiedenis hebben verschil van opvatting rond dit sacrament tot verdeeldheid en zelfs tot scheuringen geleid. Dat is schokkend, temeer als we bedenken dat juist het Heilig Avondmaal, zoals Augustinus (een kerkvader uit de vroege kerk) terecht zei, een teken van eenheid is, omdat het spreekt van de gemeenschap met Christus en met elkaar.[29] De geschillen zijn ontstaan naar aanleiding van deze woorden van Jezus: "Dat is Mijn lichaam" en "Dat is Mijn bloed".[30] Herman Bavinck, een gereformeerd theoloog die leefde in 1854-1921, schrijft in zijn "Gereformeerde Dogmatiek" dat hoewel Calvijn hoogachting toonde voor de avondmaalsleer van Luther, hij toen Zwingli stierf toch principieel de zijde van Zwingli koos als het gaat om de leer rond het Heilig Avondmaal, en de scheuring tussen lutheranen en gereformeerden hierdoor hoe langer hoe meer een feit werd, dat niet meer ongedaan gemaakt kon worden.[31] Wel is het goed om op te merken dat de avondmaalsleer van Zwingli niet dezelfde is als die van Calvijn. Wel staat Calvijn hierin dichter bij Zwingli dan bij Luther. Het is ook belangrijk om de avondmaalsleer van Luther, Zwingli en Calvijn te onderscheiden van de rooms-katholieke avondmaalsleer, daar kom ik nu op:


  • Rooms-Katholieke Kerk: Deze kerk leert dat tijdens de viering van de eucharistie het brood wezenlijk verandert in het lichaam van Christus en de wijn wezenlijk in het bloed van Christus.[32] Dit noemen we de transsubstantiatieleer.[33] De eucharistie is niet alleen een sacrament, maar ook een offer.[34] Dat baseert de RK Kerk op deze woorden van Christus toen Hij het Heilig Avondmaal instelde: "Doe dat tot Mijn gedachtenis." (zie Lukas 22:19).[35] Dat vat men op als een opdracht om Hem te offeren.[36] Het offer dat in de Mis wordt opgedragen is één met het offer van Christus aan het kruis.[37]

Dan nu de grote protestantse theologen uit de tijd van de Reformatie: Luther, Zwingli en Calvijn. Zij waren het allen oneens met de visie van Rome dat het Heilig Avondmaal een offer is.[38] Alle drie benadrukken zij dat het Heilig Avondmaal de maaltijd van de Heere (zie 1 Korinthe 11:20) is.[39] Toch zijn zij het op belangrijke punten met elkaar oneens als het gaat om het antwoord op de vraag hoe de viering van het Heilig Avondmaal opgevat moet worden.


  • Maarten Luther (1483-1546): Luther was het niet eens met de transsubstantiatieleer. Toch leerde Luther wel dat de gehele Persoon van Christus aanwezig is in en onder het Heilig Avondmaal.[40] Luther heeft de opvatting dat de menselijke natuur van Christus bij de verhoging deel heeft gekregen aan de eigenschappen van de goddelijke natuur.[41] Daarom is volgens hem de menselijke natuur alomtegenwoordig en dus ook in het Heilig Avondmaal.[42] De avondmaalsleer van Luther noemen we de consubstantiatieleer.[43]
  • Huldrych Zwingli (1484-1531): Zwingli heeft een heel andere avondmaalsleer dan Luther. Volgens hem is Christus niet lichamelijk aanwezig in het Heilig Avondmaal, al is Christus volgens hem wel geestelijk aanwezig in het geloof van de gelovigen.[44] Voor Zwingli is het Heilig Avondmaal slechts een herinnering aan de dood van Christus en van de kant van de gelovige deelnemers van het Avondmaal een daad van belijdenis.[45] Luther en Zwingli stonden in 1529 tegenover elkaar.[46] Luther onderstreepte het werkwoord "is" in Jezus' woorden: "Dit is Mijn lichaam".[47] Een verklaring die hier een teken of symbool van maakt, doet volgens Luther tekort aan deze woorden.[48]
  • Johannes Calvijn (1509-1564): De gereformeerde avondmaalsleer is in wezen dezelfde als die van Calvijn.[49] Calvijn is het met Luther eens dat Christus tegenwoordig is in het vieren van het Heilig Avondmaal.[50] Wel leert Luther de lichamelijke en plaatselijke aanwezigheid van Christus in het Heilig Avondmaal, terwijl Calvijn de geestelijke aanwezigheid van Christus in het Heilig Avondmaal leert.[51] Met Zwingli is Calvijn ervan overtuigd dat het aankomt op het geloof.[52] Calvijn schrijft in zijn Institutie dat het Heilig Avondmaal beoogt dat we ons oefenen in de herinnering aan de dood van Christus.[53] Als we de opdracht krijgen de dood van de Heere te verkondigen totdat Hij zal komen om te oordelen, schrijft Calvijn, betekent dat namelijk niets anders dan dat wij in de belijdenis van onze mond uitspreken wat ons geloof in het sacrament gezien heeft: dat de dood van Christus ons leven is.[54] Calvijn schrijft dat Christus ons in het sacrament van het Heilig Avondmaal door de tekenen van brood en wijn werkelijk wordt geschonken, en dus ook Zijn lichaam en bloed, waarin Hij ten volle gehoorzaamheid betracht heeft om voor ons de gerechtigheid te verwerven.[55] Want zo zullen wij eerst met Hem verenigd worden tot één lichaam en dan, als wij deel gekregen hebben aan Zijn wezen, ook Zijn kracht ervaren in de gemeenschap aan al Zijn goederen.[56]


4. Voor wie het Heilig Avondmaal ingesteld is

In de reformatorische gezindte hebben alleen de belijdende lidmaten van de gemeente kerkelijk recht om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. In veel andere kerken mogen ook mensen die geen geloofsbelijdenis afgelegd hebben en kinderen deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Er is wel iets voor te zeggen om ook kinderen toe te laten tot het Heilig Avondmaal. Immers: er zijn ook kinderen die geloven dat Jezus Christus de Zaligmaker is. De reden dat kinderen in de reformatorische gezindte niet worden toegelaten, vindt zijn grondslag in het Bijbelgedeelte dat we aan het begin van deze avond hebben gelezen, namelijk 1 Korinthe 11:17-34.[57] Paulus maakt in dit gedeelte duidelijk dat met de viering van het Heilig Avondmaal ernst gemoeid is.[58] Dat vereist een zekere volwassenheid en zelfstandigheid, die als zodanig niet eigen zijn aan kinderen.[59] Daarom zijn het afleggen van geloofsbelijdenis in het midden van de gemeente en het deelnemen aan het Heilig Avondmaal in de kerkelijke geschiedenis aan elkaar verbonden.[60] Door in het midden van de gemeente geloofsbelijdenis af te leggen, geven de gelovigen na het ontvangen onderwijs van de kerk te kennen waar het op aankomt in het Heilig Avondmaal.[61]

Het kerkelijk recht alleen mag niet de grond zijn om toe te treden tot het Heilig Avondmaal. In vraag 81 van de Heidelbergse Catechismus (Zondag 30) wordt de vraag gesteld voor wie het Avondmaal des Heeren ingesteld is. Het antwoord luidt: "Voor degenen die zichzelven vanwege hun zonden mishagen, en nochtans vertrouwen dat deze hun om Christus' wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid met Zijn lijden en sterven bedekt is; die ook begeren hoe langer hoe meer hun geloof te sterken en hun leven te beteren. Maar de hypocrieten en die zich niet met waren harte tot God bekeren, die eten en drinken zichzelven een oordeel." Het avondmaalsformulier noemt de noodzaak om ons eerst recht te beproeven en ten andere dat wij het tot het doel richten waartoe Christus het Heilig Avondmaal verordineerd en ingesteld heeft, namelijk tot Zijn gedachtenis. Het formulier noemt drie stukken van de waarachtige beproeving van onszelf: ten eerste dient een ieder bij zichzelf zijn zonde en vervloeking te overdenken, opdat hij zichzelf mishaagt en zich voor God verootmoedigt; ten tweede dient een ieder zijn hart te onderzoeken of hij ook deze zekere belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn, en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigendom toegerekend en geschonken is; ten derde dient een ieder zijn geweten te onderzoeken of hij ook gezind is voortaan met zijn gehele leven waarachtige dankbaarheid jegens God de Heere te bewijzen en voor het aangezicht van God oprecht te wandelen. Allen die zo gezind zijn wil God zeker in genade aannemen en voor waardige medegenoten van de tafel van Zijn Zoon Jezus Christus houden. Daarentegen, degenen die dit getuigenis in hun harten niet voelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel. Het formulier verwijst hier naar de woorden van Paulus in 1 Korinthe 11:27, een vers uit het Schriftgedeelte dat we aan het begin van deze avond hebben gelezen. Bij dit Schriftgedeelte wil ik nader stilstaan.

In 1 Korinthe 11:17-34 maakt Paulus duidelijk dat de manier waarop de gemeente van Korinthe het Heilig Avondmaal viert, niet goed is.[62] Ook maakt Paulus in dit gedeelte duidelijk hoe het Heilig Avondmaal wel gevierd hoort te worden.[63] Paulus gaat terug naar de woorden van Jezus Zelf, toen Hij (Jezus) het Heilig Avondmaal instelde.[64] Zie de verzen 24 en 25. Dit doet Paulus bewust om de juiste betekenis van het Heilig Avondmaal duidelijk te maken.[65] "Doe dit tot Mijn gedachtenis," zei Jezus toen Hij het Avondmaal instelde.[66] Waaraan Paulus toevoegt (zie vers 26): "Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt."[67] Paulus benadrukt dat de viering van het Heilig Avondmaal de dood van de Heere verkondigt.[68] Tegelijkertijd is Paulus er zich volledig van bewust dat Jezus het Heilig Avondmaal heeft ingesteld met het oog Zijn wederkomst.[69] Jezus' wederkomst, die nog aanstaande is. De dood van Christus is niet in zichzelf het einde, maar het begin van het einde.[70] Belangrijk is ook dat deelname aan het Heilig Avondmaal gemeenschap met elkaar is[71], dus niet alleen met Christus. Wat bedoelt Paulus precies met het onwaardig eten van het brood en het onwaardig drinken uit de drinkbeker des Heeren, waarover hij schrijft in vers 27? Deze waarschuwing van Paulus is direct verbonden met zijn eerdere confrontatie in de verzen 20-22, waarin hij duidelijk maakt dat er mensen zijn die misbruik maken van anderen door het Heilig Avondmaal te gebruiken voor hun eigen maaltijden.[72] Zulk gedrag is niets anders dan onwaardig deelnemen aan de tafel van de Heere.[73] Paulus verkondigt niet dat de avondmaalsgangers een bepaalde waardigheid moeten hebben, maar dat zij de opdracht hebben het Heilig Avondmaal op een waardige wijze te vieren.[74] Hij is dus gericht op de waarde van Christus' lichaam en bloed.[75] Degenen die onwaardig deelnemen aan het Heilig Avondmaal, zijn schuldig aan het lichaam en het bloed van de Heere. Dit kan zowel betekenen "schuldig zijn aan het zondigen tegen de Heere" of "aansprakelijk gesteld worden voor Christus' dood".[76] Onwaardig eten en drinken betekent het zichzelf eten en drinken van een oordeel, waarbij het lichaam des Heeren niet onderscheiden wordt. Let wel dat in deze tekst staat: "een" oordeel, niet "het" oordeel. Er is tijdens dit leven hier op aarde dus altijd vergeving mogelijk voor deze zonde. In de verzen 33 en 34 van 1 Korinthe 11 geeft Paulus aanwijzingen voor een waardige viering van het Heilig Avondmaal. Als men bijeenkomt om te eten, dient men op elkaar te wachten in plaats van direct op de maaltijd aan te vallen.[77]

In vers 28 van 1 Korinthe 11 roept Paulus de gemeente van Korinthe op zich te beproeven. Deze oproep staat, zoals ik net zei, ook in het formulier om het Heilig Avondmaal te houden. Het gaat erom dat wij de belofte van God, die absoluut zeker is, werkelijk geloven.[78] Het formulier zegt immers ook dat wij geen volkomen geloof hebben en wij dagelijks met de zwakheid van ons geloof te strijden hebben.[79] Calvijn pleit voor de stelling dat wanneer wij een onvolkomen geloof in ons gevoelen en ons geweten ons beschuldigt van vele gebreken, dat ons toch niet moet verhinderen om te naderen tot de tafel des Heeren.[80] Op onwaardige wijze deelnemen aan het Heilig Avondmaal is niet hetzelfde als het hebben van een diep besef van eigen onwaardigheid.[81]

Het vieren van het Heilig Avondmaal is een bevel van Christus Zelf, zoals ik al eerder heb gezegd. Daarom dienen we te concluderen dat belijdende leden die niet deelnemen aan het Heilig Avondmaal (en er lichamelijk wel toe in staan zijn) ervan blijk geven dat zij Jezus Christus niet nodig hebben en dus afwijzen als hun Zaligmaker. Er kan ook onder gelovigen heel veel schroom zijn om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. Daar ben ik me van bewust. In dit kader wil ik graag lezen uit Romeinen 1:16-17. Lezen: Romeinen 1:16-17. Op grond van dit Schriftgedeelte is het mijn overtuiging dat ware gelovigen, ook al hebben zij veel schroom, deze schroom toch te boven komen en deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Aan de andere kant horen ongelovigen, mensen die Jezus Christus niet als hun Zaligmaker erkennen en Hem liefhebben, niet thuis aan het Heilig Avondmaal. Wanneer zij toch deelnemen aan de dis des verbonds, dan eten en drinken zij zichzelf een oordeel. Maar feit is ook, zo verwoordt het formulier, dat de gelovigen niet tot het Heilig Avondmaal komen om daarmee aan te tonen dat zij in zichzelf volkomen en rechtvaardig zijn, maar integendeel, aangezien zij hun leven buiten zichzelf in Jezus Christus zoeken, dan belijden zij daarmee dat zij midden in de dood liggen. Als wij begeren tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, zo staat in het formulier, dan zullen wij er zeker van zijn dat geen zonde of zwakheid, die nog tegen onze wil in ons is overgebleven, ons kan hinderen dat God ons in genade aanneemt en ons zo deze hemelse spijs en drank waardig en deelachtig maakt.

Bij de aankondiging van de bediening van het Heilig Avondmaal wordt in veel gemeenten, ook in onze gemeente, ook afgekondigd dat en wanneer er censura morum gehouden zal worden.[82] Deze woorden komen uit het Latijn en betekenen "toezicht op de zeden".[83] Hoewel de ouderlingen van de gemeente geroepen zijn om opzicht te houden over de gemeente, is het niet mogelijk dat een kerkenraad alles weet.[84] Indien een gemeentelid van een ander gemeentelid die ook belijdend lid van de gemeente is, weet dat diegene in een zonde leeft, dan is hij persoonlijk verantwoordelijk voor zowel het betreffende medegemeentelid als voor het heilig houden van de tafel des Heeren.[85] Uiteraard dient dit altijd te gebeuren vanuit de geest van Christus.[86]

Het formulier stelt terecht dat Christus het Heilig Avondmaal alleen voor Zijn gelovigen heeft ingesteld. Tegelijkertijd klinkt het bevel in de Bijbel aan elk mens om in het Evangelie van Christus te geloven: "Bekeert u en gelooft het Evangelie." (Markus 1:15b). Jezus Christus heeft Zelf gezegd: "Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven." (zie Johannes 14:6). In Johannes 3:16 staat: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leve hebbe." Wanneer we worstelen met de vraag of we wel een waar geloof hebben, laat het dan een gebedszaak voor ons zijn. Dan zal God ons zeker niet beschaamd uit laten komen. Bij Hem alleen is uitkomst tegen de eeuwige dood. Bid tot God de Vader om (meer) persoonlijke overgave aan Zijn Zoon Jezus Christus. De Heere Jezus heeft het Heilig Avondmaal niet ingesteld om het geloof te bevestigen, maar om het geloof te versterken. Wanneer het geloof niet gevonden wordt, dan kan per definitie geen versterking plaatsvinden.[87] Het hangt dus niet af van de mate van geloof, maar of we geloven. Wanneer we hier op aarde in beginsel iets proeven van de goedheid van de Heere in Christus, dan wordt het wonder zo groot in ons leven dat Christus voor ons − daar wij anders de eeuwige dood hadden moeten sterven − Zijn lichaam aan het hout van het kruis in de dood gegeven heeft en Zijn bloed vergoten heeft.

Zingen: Psalm 75:1,4



Vragen:
  1. Waartoe heeft de Heere Jezus Christus het Heilig Avondmaal ingesteld?
  2. Tijdens de inleiding zei ik dat wanneer een belijdend lid van de gemeente niet deelneemt aan het Heilig Avondmaal (en lichamelijk wel hiertoe in staat is), diegene er blijk van geeft dat hij/zij de Heere Jezus niet nodig heeft tot vergeving van de zonden. Bent u het hiermee eens? Waarom wel/niet?
  3. Herkent u het bij uzelf en bij anderen dat u/zij bang bent/zijn uzelf/zichzelf een oordeel te eten en te drinken? Wanneer gaat een belijdend lid van de gemeente onterecht aan het Heilig Avondmaal?
  4. Is het terecht dat het kinderen niet toegestaan wordt aan het Heilig Avondmaal deel te nemen? En is het terecht dat alleen belijdende leden kerkelijk recht hebben om toe te treden tot de dis des verbonds? Bij beide deelvragen: Waarom wel/niet?
  5. In sommige behoudende kerkelijke gemeenten nemen slechts heel weinig belijdende leden deel aan het Heilig Avondmaal, terwijl in "moderne" kerken vrijwel alle gemeenteleden en gasten hieraan deelnemen. Is dit wel/geen goed teken? Waarom?
  6. Wat vindt u van het houden van censura morum? Is dat nodig? Waarom wel/niet?
  7. Zijn er nog andere zaken die u wilt bespreken als het gaat over het Heilig Avondmaal? 



[1] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Utrecht: Uitgeverij Kok, 2013 (4e, ongewijzigde herdruk: 2013; 3e druk: 2001) (1e druk: 1992), p. 724
[2] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 724
[3] Diversen, Bijbel met uitleg. Statenvertaling / Psalmen, Apeldoorn: Uitgeverij De Banier, 2015 (eerste druk), p. 114
[4] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 724
[5] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, pp. 724-725
[6] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[7] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[8] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[9] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[10] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[11] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[12] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, Heerenveen: Uitgeverij Groen, 2010 (8e druk) (1e druk: 2004), p. 333
[13] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 333
[14] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 333
[15] H. Wortelboer, Het Instituut Rooms-Katholieke Kerk − compleet overzicht, Delft: Eburon, 2008, p. 133
[16] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[17] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[18] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 333
[19] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[20] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[21] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[22] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[23] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 727
[24] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[25] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[26] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[27] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[28] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 725
[29] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729
[30] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 339
[31] H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek. Deel I, p. 110
[32] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729
[33] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729
[34] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729
[35] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729; R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[36] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729; R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[37] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 729; R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[38] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 730
[39] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 730
[40] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[41] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[42] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[43] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[44] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[45] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 340
[46] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 731
[47] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 731
[48] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 731
[49] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 731
[50] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 731
[51] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 341
[52] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 731
[53] J. Calvijn (vertaald door C.A. de Niet), Institutie. Of onderwijzing in de christelijke godsdienst. Deel 2 (boek 3.17 – boek 4.20), Houten: Den Hertog B.V., 2009, p. 594
[54] J. Calvijn (vertaald door C.A. de Niet), Institutie. Deel 2 (boek 3.17 – boek 4.20), p. 594
[55] J. Calvijn (vertaald door C.A. de Niet), Institutie. Deel 2 (boek 3.17 – boek 4.20), pp. 553-554
[56] J. Calvijn (vertaald door C.A. de Niet), Institutie. Deel 2 (boek 3.17 – boek 4.20), p. 554
[57] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 336
[58] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 336
[59] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 336
[60] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 336
[61] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 336
[62] Diversen, Bijbel met uitleg. Statenvertaling / Psalmen, p. 1765
[63] Diversen, Bijbel met uitleg. Statenvertaling / Psalmen, p. 1765
[64] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, Grand Rapids, Michigan / Cambridge, U.K.: William B. Eerdmans Publishing Company, 1987 (first edition) / 2014 (revised edition), p. 589
[65] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 589
[66] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 589
[67] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 589
[68] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 616
[69] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, pp. 616-617
[70] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 617
[71] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 617
[72] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 620
[73] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 620
[74] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 343
[75] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 343
[76] G.D. Fee, The New International Commentary on the New Testament. The First Epistle to the Corinthians, p. 620
[77] R.D. Anderson, 1 Korintiërs. Orde op zaken in een jonge stadskerk (Commentaar op het Nieuwe Testament, derde serie (geredigeerd door prof. dr. J. van Bruggen), Afdeling: Brieven van Paulus), Utrecht: J.H. Kok, 2012 (tweede druk) (eerste druk: 2008), p. 166
[78] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 733
[79] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 733
[80] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 733
[81] J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 734
[82] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 346
[83] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 346
[84] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 346
[85] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 346
[86] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 347
[87] R. van Kooten, Aan Zijn voeten. Onderwijs en verdieping in de geloofsleer, p. 335

Geen opmerkingen:

Een reactie posten