Afgelopen donderdag (26 oktober) hield ik een inleiding voor de
jongvolwassenenkring in de kerkelijke gemeente waarvan ik lid ben. Hieronder
volgt mijn uitgeschreven inleiding.
Jongvolwassenenkring 26-10-2017
Thema: liefde, n.a.v. hoofdstuk “Liefde” uit J.C. Ryle, Christen-zijn in het dagelijks leven. Over
de praktijk van het geloof, Utrecht: De Groot Goudriaan, 2017 (11e
druk, 1e druk: 1997)
Inleiding geschreven door: Machiel Lock
Zingen: Psalm
133:1,2,3
Lezen: 1
Korinthe 13:1-13
De anglicaanse bisschop John Charles Ryle
(1816-1900) schreef in zijn boek “Christen-zijn in het dagelijks leven. Over de
praktijk van het geloof” een hoofdstuk over ‘liefde’. De Bijbeltekst die hij
aan het begin van dit hoofdstuk noemt, is een vers uit het hoofdstuk dat we
zojuist lazen: 1 Korinthe 13:13.
Ryle schrijft dat “liefde” niet één van ‘die
moeilijke christelijke dogma’s’ is waar christenen het niet met elkaar over
eens zijn.[1]
Toch schrijft hij ook dat hij het met duizenden opvattingen over liefde niet
eens is.[2]
Laat ik beginnen met het stellen van een vraag
aan jullie. Hoe zou jij het woord “liefde” omschrijven? Wat betekent dit woord
volgens jou? Beschrijf dit zo kort mogelijk op het blaadje dat je hebt
gekregen. Het mag een korte zin zijn, maar je mag ook andere woorden voor
“liefde” opschrijven die volgens jou hetzelfde betekenen.
Voor de aardigheid heb ik opgezocht wat volgens
het Van Dale-woordenboek de betekenis van “liefde” is. Van Dale geeft drie
betekenissen:
1. warme genegenheid
2. oprechte en warme belangstelling;
het prijs stellen op
De inleiding voor deze avond verdeel ik, conform
het hoofdstuk “Liefde” uit het genoemde boek van Ryle, in vier punten:
1. Hoe spreekt de Bijbel over
‘liefde’?
2. Wat betekent ‘de Bijbelse liefde’?
3. Waar komt ‘echte liefde’ vandaan?
4. Waarom is ‘liefde’ de grootste van
alle genadeweldaden?
Ten eerste dus: “Hoe
spreekt de Bijbel over ‘liefde’?”
Ryle gaat in zijn hoofdstuk “Liefde” al snel te
rade in de Bijbel. Hij onderzoekt wat het Nieuwe Testament over “liefde” zegt.
Dat is een goed uitgangspunt. Want alleen de Bijbel is het Woord van God. Ryle
schrijft: “Er bestaat geen zekerder manier om de waarheid te vinden, dan ons
eenvoudigweg tot de tekst te wenden. Bijbelteksten waren de wapens van onze
Heere, Die Hij gebruikte bij de weerlegging van satan, en in Zijn twistgesprekken
met de Joden. Teksten zijn de gidsen, waar wij ons in onze huidige tijd nimmer
voor moeten schamen om naar te verwijzen.”[5]
In de grondtekst (het Grieks) wordt voor het
woord “liefde” in 1 Korinthe 13 het woord ἀγάπη
gebruikt. Dit woord wordt in dit hoofdstuk maar liefst 9 keer genoemd. In de
hoofdtekst van het Nieuwe Testament in de 27e editie van
Nestle-Aland komt dit woord 116 keer voor. Dit kun je in de grafiek zien. In
het Bijbelboek 1 Johannes komt dit woord het meeste voor: 18 keer. Johannes
wordt vaak “de apostel van de liefde” genoemd.
Ryle noemt onder het eerste punt van zijn
hoofdstuk “Liefde” in het boek “Christen-zijn in het dagelijks leven” de
volgende Bijbelteksten, en in al deze teksten staat in de grondtekst voor het
woord ‘liefde’ het woord ἀγάπη
(citaten uit de Statenvertaling, GBS-editie):
·
1 Korinthe 13:1-3: “Al ware het dat ik de talen
der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend
metaal of luidende schel geworden. En al ware het dat ik de gave der profetie
had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het dat ik al
het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik
niets. En al ware het dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen
uitdeelde, en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf opdat ik verbrand zou
worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.”
·
Kolossenzen 3:14: “En boven dit alles doet aan de
liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.”
·
1 Timotheüs 1:5: “Maar het einde des gebod is
liefde uit een rein hart en uit een goede
consciëntie en uit
een ongeveinsd geloof.” Herziene Statenvertaling: “Het einddoel nu van het
gebod is liefde die
voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof.”
·
1 Petrus 4:8: “Maar vooral hebt vurige liefde
tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken.”
·
Johannes 13:34-35: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat
gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander
liefhebt. Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo
gij liefde hebt onder elkander.”
·
Romeinen 13:8: “Zijt niemand iets schuldig, dan
elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet
vervuld.”
·
Efeze 5:2: “En wandelt in de liefde,
gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft
overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden
reuk.”
·
1 Johannes 4:7-8: “Geliefden, laat ons elkander
liefhebben, want de liefde is uit God; en een iegelijk die liefheeft, is uit
God geboren en kent God. Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want
God is Liefde.”
Voor Ryle zijn deze teksten “zeer duidelijk,
eenvoudig en onweerlegbaar. Zij tonen het grote belang van de liefde aan als één
van de dingen die met de behoudenis gepaard gaan. Zij laten zien dat allen die
zich christenen noemen, hieraan terecht aandacht moeten besteden en dat degenen
die dit onderwerp [dit is het onderwerp “liefde”] van minder belang achten,
duidelijk blijk geven de Schrift niet te verstaan.”[6]
Vraag: weet je nog meer Bijbelteksten die over
“liefde” gaan?
Een Bijbeltekst die Ryle wel in zijn boek noemt,
maar niet met de vindplaats erbij, is Mattheüs 22:37-40. Aan deze Bijbeltekst
denk ik zelf in eerste instantie als ik het woord ‘liefde’ hoor. Deze tekst
horen we ook elke zondagmorgen in de kerk. We lezen hierin dat Jezus zegt: “Gij
zult liefhebben den Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en
met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede,
aan dit gelijk, is:
Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse
Wet en de Profeten.” Hier wordt voor “liefhebben” het werkwoord ἀγαπάω gebruikt, dat hoort bij
het zelfstandig naamwoord ἀγάπη.
De Heere Jezus zegt dit als antwoord aan een wetgeleerde,
die Hem op de proef stelt. “Meester, wat is het grote gebod in de wet?” vroeg
deze wetgeleerde. Jezus kon nauwelijks een nog herkenbaarder antwoord geven.[7]
Bij de wetgeleerde zal dus meteen een belletje gerinkeld moeten hebben. Het
eerste en grote gebod, dat Jezus noemt, komt vrijwel overeen met wat we lezen
in Deuteronomium 6:4-6. In deze tekst uit Deuteronomium lezen we: “Hoor, Israël,
de HEERE onze God is een enig HEERE. Zo zult gij den HEERE uw God liefhebben,
met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen. En deze woorden
die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn.”[8]
In Deuteronomium lezen we “vermogen” in plaats van “verstand”. Calvijn schrijft
dat de Israëlieten onder het woord “hart” ook het “verstand” verstaan, vooral
wanneer dit woord verbonden is met het woord “ziel”. [9]
Het bevel om God lief te hebben met je gehele hart, met je gehele ziel en met
je gehele verstand betekent dat je God moet liefhebben met je gehele wezen,
niet met slechts een enkele gave en alle andere niet.[10]
Het tweede gebod, dat Jezus noemt, komen we ook
tegen in het Oude Testament, namelijk in Leviticus 19:18, waar staat: “Gij zult
niet wreken, noch toorn
behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben
als uzelven; Ik ben de HEERE.”[11]
Deze twee geboden gaan overigens wel samen op. Het is niet mogelijk om God wel
lief te hebben en tegelijkertijd je naaste niet lief te hebben, en
andersom is ook niet mogelijk. In 1 Johannes 4:20 lezen we immers: “Indien
iemand zegt: Ik heb God lief, en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want
die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God
liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?”
Bij het woord ‘liefde’ denk ik in het bijzonder
ook nog aan een andere Bijbeltekst, die nog niet genoemd is. Dat is Johannes
3:16. Daar staat: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet
verderve [niet verloren gaat], maar het eeuwige leven hebbe.”
De christelijk-gereformeerde theologen J. van
Genderen en W.H. Velema geven vier kenmerken van de liefde van God:
1. de liefde van God is
onvergelijkbaar en onmetelijk
2. de liefde van God is soevereine
liefde (het is de liefde die in God Zelf gegrond is en niet in iets wat buiten Hem
is)
3. de liefde van God is barmhartige
liefde
Er wordt in het Nieuwe Testament nog een ander
woord gebruikt dat met “liefde” vertaald wordt, namelijk φιλία, met als bijbehorende
werkwoord φιλέω. Het
andere werkwoord “liefhebben” in het Nieuwe Testament is, zoals ik net zei: ἀγαπάω. Heel treffend lezen we
de beide werkwoorden bij elkaar in Johannes 21:15-17. De eerste twee keer dat
Jezus de vraag “Hebt u Mij lief?” aan Petrus stelt, gebruikt Hij het werkwoord ἀγαπάω, maar de derde keer
gebruikt Hij het werkwoord φιλέω.
Petrus gebruikt in zijn antwoord “Heere, U weet dat ik U liefheb” driemaal het
werkwoord φιλέω. Het
werkwoord φιλέω betekent
in Johannes 21:15-16 “liefhebben, graag hebben; kussen”[13],
evenals ἀγαπάω:
“liefhebben”.[14]
Ten tweede: “Wat
betekent ‘de Bijbelse liefde’?”
Ryle noemt drie zaken om aan te tonen wat het
woord ‘liefde’ vanuit Bijbels oogpunt betekent (zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 133):
1. “De Bijbelse liefde komt tot
uiting in de daden van de gelovige. Daardoor kan hij [de gelovige]
tegenover een ieder die hij ontmoet vriendelijk handelen ̶ zowel in
lichamelijk als in geestelijk opzicht.”
2. De Bijbelse liefde, de
Schriftuurlijke oftewel de ware liefde dus, komt volgens Ryle ook tot uiting in
de bereidheid van de gelovige om zowel het kwade te verdragen als het goede
te doen. Als de gelovige getergd wordt, zal hij geduld hebben, als hij
gekwetst wordt, zal hij vergeven, als hij ten onrechte aangevallen wordt, zal
hij zachtmoedig reageren en als hij belasterd wordt, zal hij kalm blijven. Ryle
schrijft hier nog meer bij, maar dit treft me persoonlijk wel: “Ware liefde
vraagt niet altijd: ‘Wat zijn mijn rechten? Word ik behandeld zoals ik verdiend
heb?’, maar: ‘Hoe kan ik het beste de vrede bevorderen? Wat kan ik doen om de
ander te stichten?’”
3. Als derde schrijft Ryle in dit
kader dat de Bijbelse liefde tot uiting komt in de geest en de houding van
de gelovige in zijn algemeenheid. De Bijbelse liefde betekent dat je
vriendelijk, opofferend, goedaardig, goedgehumeurd bent en met anderen rekening
houdt. Ryle schrijft: “Ware liefde is nooit jaloers op anderen als zij succes
hebben, noch verheugt zij zich als anderen door rampen getroffen worden. Ten
allen tijde zal zij geloven en hopen en proberen het goede te zoeken voor
anderen. En zelfs in het ergste geval zal ze vol medelijden, genade en
ontferming zijn.”
Schriftuurlijke liefde is die ‘liefde’ die Paulus
als eerste noemt onder de vruchten van de Geest, die in het hart van een
gelovige tot uiting komen: ‘De vrucht van de Geest is liefde’ (Gal. 5:22).[15]
Ryle noemt ook drie punten waarin de Bijbelse
liefde niet bestaat (zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, pp. 131-132):
1. De Bijbelse liefde bestaat niet
enkel in het geven aan de armen. Dat iemand die deze liefde wel bezit, de armen
zal gedenken, daarover kan natuurlijk geen twijfel bestaan (Gal. 2:10). Maar
het kan volgens Ryle wel zijn dat we een fortuin aan geld, soep, wijn, brood,
kolen, dekens en kleding aan arme mensen geven en toch niets van de Bijbelse
liefde bezitten.
2. De Bijbelse liefde betekent
volgens Ryle ook niet dat we nooit iemands gedrag zullen veroordelen. Als
bijvoorbeeld je buurman een dronkaard, een leugenaar, een sabbatschender,
een overspeler is, mag je, zo maakt Ryle duidelijk, niet zeggen dat het niet
van liefde getuigt om hem daarom te veroordelen.
3. De Bijbelse liefde bestaat er ten
derde niet in dat je nooit je afkeuring mag geven over iemands godsdienstige
opvattingen. Ware liefde roept uit: ‘Gelooft niet iedere geest, maar beproeft
de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de
wereld’ (zie 1 Joh. 4:1). Wel wil ik persoonlijk hieraan toevoegen dat je niet
boven de ander mag staan. Een ware christen zal altijd rekening houden met
hetgeen Paulus schrijft in Filippenzen 2:3: “Doet geen ding
door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander
uitnemender dan zichzelven.”
Ryle schrijft dat we in de Heere Jezus Christus
het ware Patroon van liefde kunnen vinden. “Al Zijn [Jezus’] handelingen gaven
blijk van die [echte] liefde. In Zijn dagelijks leven was Hij voortdurend bezig
‘goed te doen’… ‘Die [Jezus], als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als
Hij leed, niet dreigde’ (1 Petr. 2:23). Uit Zijn [Jezus’] hele geest en houding
bleek die [ware] liefde. De wet der vriendelijkheid was voortdurend op Zijn
lippen.”[16]
Maar Ryle schrijft vervolgens ook dat Jezus zondaren nooit naar de mond praatte
of hun zonden door de vingers zag.[17]
Dit moeten we inderdaad ook goed voor ogen houden. Denk eens nog aan de punten
die ik zojuist noemde.
Ryle merkt op dat er maar verschrikkelijk weinig
liefde op aarde is. Hij schrijft: “Wat is er opvallend weinig sprake van liefde
onder christenen! Ik heb het nu niet over heidenen, maar over christenen. Wat
een boosheid, wat een hartstochten, wat een zelfzucht zien we en wat een harde
woorden horen we in gezinnen! Wat een ruzie, wat een twist, wat een wrok, wat
een gemeenheid, wat een wraak en wat een jaloezie zien en horen we onder buren
en gemeenteleden! Wat een naijver en twist zien we tussen leden van de
staatskerk en leden van de afgescheidenen, tussen calvinisten en arminianen,
tussen hoogkerkelijken en laagkerkelijken!”[18]
Ryle schrijft: “We mogen voorwaar wel zeggen: ‘Als de Zoon des mensen komt, zal
Hij dan liefde vinden op aarde?’”[19]
Dus in deze tekst ‘liefde’ in plaats van ‘geloof’. In Lukas 18:8 lezen we:
“Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op aarde?”
Zoals we in 1 Korinthe 13:13 hebben gelezen: “En
nu blijft geloof, hoop en liefde, deze
drie; doch de meeste van deze is de liefde.” Calvijn merkt bij deze tekst uit 1
Korinthe op dat een gelovige zijn eigen voordeel krijgt uit zijn geloof en
hoop, maar liefde breidt haar voordelen uit over anderen.[20]
Hij schrijft dat geloof en hoop tot een staat van onvolmaaktheid behoren,
alleen liefde blijft over in een staat van volmaaktheid.[21]
Volgens Ryle kan door het gebrek aan liefde de
helft van de ellende van deze wereld verklaard worden.[22]
Hij schrijft: “De blijdschap der mensheid zou dubbel zo groot zijn en de
droefheid zou gehalveerd kunnen worden als mannen en vrouwen vervuld zijn van
die schriftuurlijke liefde.”[23]
We lezen overigens ook in het avondmaalsformulier onder het derde punt van de
waarachtige beproeving om aan het Avondmaal deel te mogen nemen, of we een
ernstig voornemen hebben voortaan in waarachtige liefde en eensgezindheid met
onze naaste te leven.
Ten derde: “Waar
komt ‘echte liefde’ vandaan?”
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 135. Ryle schrijft dat
liefde de mens van nature zeker niet eigen is. Van nature zijn we allemaal
egoïstisch, jaloers, boos, hatelijk, kwaadaardig en onvriendelijk. We hoeven
alleen maar naar kinderen te kijken die aan hun lot worden overgelaten, om
hiervoor het bewijs te zien. Als jongens en meisjes opgroeien zonder goede
opvoeding en zonder goed onderwijs, zul je bij niet één van hen de christelijke liefde
zien.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, pp. 135-136. De Bijbelse
liefde zal slechts gevonden worden in het hart dat door de Heilige Geest
bearbeid is, schrijft Ryle. Het hart waarin liefde groeit, is een hart dat
veranderd en vernieuwd is door de Heilige Geest. Het is de goddelijke natuur
deelachtig geworden door de vereniging met Christus en het is een zoon van God
geworden. En één van de eerste kenmerken van die natuur is ‘liefde’ (2 Petr.
1:4). Zo’n hart is diep overtuigd van de zonden en strijdt daar elke dag tegen.
Eén van de belangrijkste oorzaken tot zondigen waarmee het dagelijks worstelt,
is zelfzucht en gebrek aan liefde. Zo’n hart is zich diep bewust van zijn
schuld tegenover de Heere Jezus Christus, schrijft Ryle. De liefde van
Christus, die in het hart wordt uitgestort door de Heilige Geest, is de
zekerste fontein van christelijke liefde. Liefde brengt liefde voort.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 136. Ryle wil onder de
aandacht brengen dat we de vruchten van het christendom niet kunnen hebben
zonder de wortels, dat we geen christelijke karakters kunnen verwachten zonder
christelijke leer, dat er van daadwerkelijke, blijvende liefde geen sprake kan
zijn als er geen genade in het hart is. Ryle geeft toe dat we mensen kunnen
tegenkomen die zeer liefdevol en beminnenswaardig lijken te zijn, zonder dat er
sprake is van enige leerstellige godsdienst. “Maar zulke gevallen zijn zo
zeldzaam en opmerkelijk, dat zij de uitzondering vormen die de regel bevestigt.
En maar al te vaak moet in dergelijke gevallen gevreesd worden dat er slechts
ogenschijnlijk sprake is van liefde en dat daarvan verder in hun persoonlijke
leven niets blijkt. Ik [Ryle] ben er vast van overtuigd dat we in zijn
algemeenheid kunnen stellen dat we de liefde, zoals de Bijbel die beschrijft,
nergens anders kunnen vinden dan in een hart dat bezield is door de Bijbelse
godsdienst. Een heilige levenswandel zal niet kunnen bloeien zonder een gezonde
leer. We kunnen niet verwachten dat we, wat God samengevoegd heeft, zullen
kunnen scheiden.”
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 137. Ryle vermaant
zijn lezers om hun ideeën over de menselijke natuur aan de Bijbel te ontlenen
en niet aan romans. “Laat het goed tot u doordringen dat er geen sprake kan
zijn van ware liefde zonder een door genade vernieuwd hart. Een zekere mate
van vriendelijkheid, hoffelijkheid, beminnelijkheid en goede gezindheid kan
ongetwijfeld in velen die niet werkelijk godsdienstig zijn, opgemerkt worden.
Maar de heerlijke inplanting van de Bijbelse liefde in al haar volheid en
volmaaktheid zal nooit gevonden worden zonder de vereniging met Christus en
het werk van de Heilige Geest.” Ryle schrijft verder onder andere: “Werkelijke
liefde komt van boven. Ware liefde is een vrucht van de Geest. Hij die deze wil
bezitten, moet aan Christus’ voeten gaan zitten en deze van Hem leren.”
Ten vierde: “Waarom
is ‘liefde’ de grootste van alle genadeweldaden?”
De tekst 1 Korinthe 13:13 is een veelzeggende
tekst. Ik heb vanavond al vaker gesproken over deze tekst. Nu ga ik bespreken
wat Ryle over deze tekst zegt.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, pp. 137-138. Ryle merkt
op dat van alle schrijvers van het Nieuwe Testament er niemand is die “het
geloof” zo hoog aanslaat als Paulus. In de brief aan de Romeinen en in de brief
aan de Galaten wijst Paulus steeds opnieuw op het grote belang van het geloof.
Door het geloof krijgt de zondaar deel aan Christus en wordt hij behouden.
Paulus houdt ons in 1 Kor. 13:13 de drie belangrijkste christelijke
genadeweldaden voor en spreekt dan de volgende verklaring uit: “De meeste van
deze is de liefde.” Waarom is liefde toch meer dan geloof, en ook meer dan
hoop?
Het is terecht wat Ryle opmerkt. Paulus hecht een
onschatbare waarde aan het geloof. Denk alleen al aan Romeinen 5:1. Daar lezen
we: “Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door
onzen Heere Jezus Christus.” Deze maand woonde ik een orgelconcert bij in de
Hersteld Hervormde Kerk te Ouderkerk aan den IJssel. Dit concert had als thema:
“500 jaar Reformatie”. Tijdens de opening van dit concert werd Romeinen 5
gelezen. Dat trof me wel.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 138. Ryle merkt op dat
we alleen dan verzoening van onze zonden en vrede met God krijgen, als we deel
hebben aan het geloof in Jezus Christus, dus niet vanwege onze liefde. Het is
echter wel zo dat als er sprake is van geloof, er ook sprake is van hoop en
liefde.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, pp. 138-139. Voor Ryle is
het eenvoudig en duidelijk waarom liefde de grootste van de drie genadeweldaden
wordt genoemd.
1. Bij ware liefde is er sprake van
enige gelijkenis tussen de gelovige en zijn God. God heeft geen geloof nodig,
omdat Hij van niemand afhankelijk is. God heeft ook geen hoop nodig, omdat voor
Hem alles zeker is. Maar God ís Liefde, en hoe meer liefde Zijn kinderen
hebben, hoe meer ze op Hem lijken. Van Genderen en Velema zeggen dat geen mens
metterdaad beeld van God kan zijn als hij niet in de liefde leeft.[24]
Tot liefde zijn we geroepen, omdat we uit Gods liefde zijn voortgekomen en
herschapen (Joh. 3:16).[25]
Ds. R. van Kooten (HHK-predikant) schrijft dat “God de mens heeft geschapen uit
liefde om aan de mens Zijn teerste liefde te schenken (Ps. 8:4, berijmd)”.[26]
2. [Het tweede punt van Ryle komt
overeen met wat ik al noemde van Calvijns verklaring bij 1 Korinthe 13:13].
Geloof en hoop hebben in het bijzonder betrekking op het persoonlijke voordeel
van de gelovige. Door het geloof wordt de ziel met Christus verbonden, krijgt
hij vrede met God en wordt de weg naar de hemel geopend. Hoop vervult de ziel
met blijde verwachting op de toekomstige dingen en te midden van de vele
ontmoedigende dingen die gezien worden, geeft hoop troost door uitzicht
te bieden op de dingen die niet gezien worden. Maar liefde is bij uitstek het
genademiddel waardoor een mens bruikbaar wordt. Liefde is de aanzet tot goede
werken en vriendelijkheid, schrijft Ryle. Liefde heeft dus het meeste nut voor
anderen.
3. Liefde is de gave die het langst
duurt, schrijft Ryle ten derde. [Ik moet bij deze opmerking van Ryle even
denken aan het gezegde: “Eerlijkheid duurt het langst.” Het is allebei waar.]
Geloof zal op zekere dag overgaan in aanschouwen en hoop in zekerheid, schrijft
Ryle. Maar liefde zal tot in alle eeuwigheid blijven bestaan. De bewoners van
de hemel zullen van liefde vervuld zijn. Er zal één gemeenschappelijk gevoelen
in hun harten zijn en dat is liefde.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 139. Nogmaals maakt
Ryle duidelijk dat liefde niet kan rechtvaardigen en zonde kan wegnemen. De
liefde is Christus niet en is ook niet het geloof. Maar de liefde laat ons
enigszins op God lijken. De liefde zal blijven als het werk van het geloof op
de dag van de opstanding afgelopen is. Daarom is liefde de meeste van alle
genadeweldaden.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, pp. 139-140. Ryle stelt
zijn lezers dan de volgende vraag: “Heeft u liefde?” De indringende woorden van
Paulus uit 1 Korinthe 13 moeten ons er toch wel van overtuigen dat liefde niet
lichtvaardig terzijde geschoven mag worden, maakt Ryle duidelijk. Ook als we de
Bijbel kennen. Als deze kennis geen praktische gevolgen op ons leven en
karakter heeft, dan is het van geen enkel nut. Ryle verwijst hiervoor naar 1
Kor. 13:2: “En al ware het dat ik de gave der profetie
had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het dat ik al
het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik
niets.”
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 140. Ryle wijst erop
dat het ware geloof, dat is het geloof van Gods uitverkorenen, ‘een geloof is
dat door de liefde werkzaam is’. Toen Paulus terugdacht aan de ‘liefde’ van de
Thessalonicenzen alsook aan hun geloof en hoop, zei hij: “Wetende, geliefde
broeders, uw verkiezing van God.” (1 Thess. 1:4).
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 140. Ryle stelt een
aantal vragen aan zijn lezers. Kijk eens naar je eigen dagelijkse leven zowel
binnens- als buitenshuis en ga eens na welke plaats de schriftuurlijke liefde
daarin heeft. Hoe staat het met je karakter? Hoe gedraag je je tegenover de
mensen in je eigen familie? Hoe reageer je in het bijzonder op momenten dat je
geërgerd en geprikkeld wordt? Hoe staat het met je vriendelijkheid, je
hoffelijkheid, je geduld, je zachtmoedigheid en je verdraagzaamheid? Hoe komt
jouw liefde tot uitdrukking in je omgang met anderen? Wat ken je van de
gezindheid van de Heere Jezus, Die voortging ‘goeddoende’ ̶̶ Die
van allen hield, maar in het bijzonder van Zijn discipelen ̶ Die
kwaad met goed vergold en haat met vriendelijkheid en Wiens hart groot genoeg
was om met allen medelijden te hebben? Wat zou je in de hemel moeten doen, zo
vraagt Ryle zich af, zonder liefde? Zou je je thuisvoelen in een plaats waar
liefde de regel is, en waar alle zelfzucht en kwaadaardigheid zijn uitgesloten?
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 140. Gun jezelf geen
rust totdat je uit eigen ervaring iets van die liefde kent, schrijft Ryle. Ga
tot Hem, Die zachtmoedig en nederig van hart is. Vraag de Heere Jezus Zijn
Geest in je te geven, je oude hart weg te nemen en je een nieuwe natuur te
geven en je iets van Zijn gezindheid te leren kennen.
Zie J.C. Ryle, Christen-zijn in het dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, p. 141. Ryle vergeet niet dat hij ook schrijft aan mensen die niet onwetend zijn van de schriftuurlijke liefde en die ernaar verlangen daarvan ieder jaar iets meer te leren kennen. Ryle geeft hen twee vermaningen: ‘Beoefen de liefde en onderwijs de genade van de liefde.’ Liefde is één van de genadeweldaden die meer dan welke andere ook, groeit door voortdurende oefening. Beijver je om die meer en meer, in alles wat je dagelijks doet, tot uiting te laten komen. Houd je tong en gemoedsgesteldheid op ieder uur van de dag in toom ̶ in het bijzonder in je omgang met personeel, kinderen en de mensen met wie je dagelijks omgaat. Tenslotte, schrijft Ryle, leer anderen die liefde. Als je personeel hebt, houd hun die liefde dan steeds voor. Vertel hun de grote plicht van vriendelijkheid, hulpvaardigheid en welwillendheid voor elkaar. Druk die boven alles je kinderen, als je die hebt, op het hart, schrijft Ryle. Liefde kunnen ze begrijpen. Kinderen moeten Bijbelteksten leren, maar laat het daar niet bij, benadrukt Ryle. Leer hen zich te beheersen, vriendelijk voor elkaar te zijn, onbaatzuchtig, goedaardig, voorkomend, geduldig, zachtmoedig, vergevingsgezind. De liefde is immers de band van de volmaaktheid (Kol. 3:14).
Aan het begin van de avond hebben we gezonden:
“Waar liefde woont, gebiedt de HEER’ den zegen, Daar woont Hij Zelf, daar wordt
Zijn heil verkregen, En ’t leven tot in eeuwigheid.” Wat is dat waar. Liefde
tot God. Dat is het eerste en het grote gebod. Liefde tot de naaste. Dat is het
tweede hieraan gelijk. Brengen we deze twee geboden ook in praktijk? Daarover
spreken we straks door in de vragen.
Zingen: Psalm
34:7
Vragen:
- Aan het begin van de avond heb je persoonlijk het woord “liefde” omschreven. Bespreek en vergelijk je geformuleerde definitie van “liefde” met die van de andere groepsleden. Is er iets wat opvalt en zo ja, wat?
- Wat betekent liefde tot God en liefde tot de naaste (zie Mattheüs 22:37-40)? Brengen we deze geboden ook in praktijk? Zo ja, hoe? Zo niet, waarom niet?
- Waarom schrijft Paulus in 1 Korinthe 13:13 dat van de drieslag geloof, hoop en liefde, liefde de meeste is?
- Ben je het met Ryle eens dat er maar weinig onchristelijke mensen zeer liefdevol zijn? Zo ja, waarom wel? Zo niet, waarom niet?
- Kan iemand die ruzie maakt, wel een christen zijn? Zo ja, waarom wel? Zo niet, waarom niet?
- Kent liefde volgens jou ook grenzen? Zo ja, hoe? Zo niet, waarom niet?
[1] J.C. Ryle, Christen-zijn in het dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof, Utrecht: De Groot Goudriaan, 2017 (11e druk, 1e druk: 1997), p. 129
[7] R.T. France, The
New International Commentary on the New Testament. The Gospel of Matthew,
Grands Rapids, MI / Cambridge, U.K.: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 2007, p.
845
[8] Onder andere de
BECNT, de NICNT en Calvijn verwijzen in hun verklaring van Mattheüs 22:37 naar
Deuteronomium 6:4-6.
[9] J. Calvin, Commentary
on Matthew, Mark en Luke – Volume 3, Grand Rapids, MI: Christian Classics
Ethereal Library, p. 46
[10] D.L. Turner, Baker
Exegetical Commentary on the New Testament. Matthew, Grands Rapids, MI:
Baker Academic, p. 536
[12] J. van Genderen en
W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Utrecht: Uitgeverij Kok,
2013 (4e druk; 1e druk: 1992), pp. 165-166
[13] W. Bauer
(heruitgave van K. Aland en B. Aland), Griechisch-deutsches Wörterbuch zu
den Schriften des Neuen Testaments und der frühchristlichen Literatur,
Berlin/New York: Walter de Gruyter, 1988 (6e druk; 2e
druk: 1928), kolomnummer 1713
[14] W. Bauer
(heruitgave van K. Aland en B. Aland), Griechisch-deutsches Wörterbuch zu
den Schriften des Neuen Testaments und der frühchristlichen Literatur,
kolomnummers 7-8
[20] J. Calvin, Commentary
on Corinthians – Volume 1, Grand Rapids, MI: Christian Classics Ethereal
Library, p. 363
Geen opmerkingen:
Een reactie posten