Tijdens de jvk-avond van donderdag 26 oktober
jongstleden, toen ik de inleiding hield n.a.v. het hoofdstuk “Liefde” uit het boek Christen-zijn in het
dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof (auteur: J.C. Ryle), kwam
de vraag op hoe het precies zit met de twee verschillende Griekse werkwoorden
die gebruikt worden voor “liefhebben” in Johannes 21:15-17. Tijdens deze avond
heb ik gezegd hierop terug te komen. De eerste twee keer dat Jezus aan Petrus
vraagt: “Hebt u Mij lief?” gebruikt Jezus het werkwoord ἀγαπάω (spreek uit “agapao”) voor “liefhebben”, de derde
keer gebruikt Hij het werkwoord φιλέω (spreek
uit “phileo”) voor “liefhebben”. Petrus gebruikt in zijn bevestigende antwoord
drie keer het werkwoord φιλέω. Volgens een bekend Nieuwtestamentisch woordenboek,
namelijk dat van Walter Bauer, betekenen de beide Griekse werkwoorden (ook in
Johannes 21:15-17) “liefhebben”.[1]
De vraag is: welke van deze twee Griekse werkwoorden
is sterker uitgedrukt? Of is er geen enkel verschil in betekenis? In de CNT
staat dat er geen betekenisverschil tussen de beide werkwoorden is.[2] In de NICNT staat dat het onderscheid veelal hierin
gemaakt wordt, dat ἀγαπᾶν een bewuste keuze of voorkeur impliceert, terwijl φιλεῖν wat meer een eenvoudige genegenheid of vriendschap
betekent.[3] Tussen deze twee betekenissen zie ik nauwelijks
verschil. Immers een bewuste keuze hoeft niet meer te zijn dan een eenvoudige
genegenheid. Persoonlijk denk ik dan aan het verschil tussen een eenvoudig
kerkgebouw en een kerkgebouw vol pracht en praal. Hoewel pracht en praal
natuurlijk bewonderenswaardig zijn, komt iets eenvoudigs heel kernachtig over.
Volgens de WBC is het moeilijk te geloven dat Johannes enig verschil in betekenis
tussen deze twee werkwoorden bedoelt.[4] De
beide Griekse werkwoorden worden in het evangelie naar Johannes gebruikt voor
Gods liefde tot mensen (zie 3:16 en 16:27), voor de liefde van de Vader tot de
Zoon (zie 3:35 en 5:20), voor de liefde van Jezus tot mensen (zie 11:5 en
11:3), voor de liefde van mensen tot mensen (zie 13:34 en 15:19) en voor de
liefde van mensen tot Jezus (zie 8:42 en 16:27).[5]
De kerkhervormer Calvijn (1509-1564) gaat in zijn verklaring op Johannes
21:15-17 niet in op de twee verschillende Griekse werkwoorden. Matthew Henry
(1662-1714), Engels predikant, schrijft in zijn verklaring op Johannes 21:17
dat φιλέω sterker is dan ἀγαπάω.[6]
In de NICNT en de WBC lees ik ook dat de bedroefdheid
van Petrus niet komt doordat Jezus tijdens de derde keer het werkwoord φιλέω gebruikt i.p.v. ἀγαπάω, maar
omdat Jezus voor de derde keer precies dezelfde vraag aan hem stelt.
Daar sta ik achter, want we lezen in Johannes 21:17 (Statenvertaling,
GBS-editie) o.a.: “Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derde male tot
hem zeide: Hebt gij Mij lief?” Dat versterkt het uitgangspunt dat er geen
verschil in betekenis tussen de twee Griekse werkwoorden moet zijn. Alles
overwegende kom ik tot de conclusie dat er niet of nauwelijks verschil in
betekenis is tussen de twee betreffende Griekse werkwoorden. In de
Statenvertaling worden in Johannes 21:15-17 de beide werkwoorden vertaald met
“liefhebben”, terwijl hier in de Herziene Statenvertaling ἀγαπάω vertaald wordt met “liefhebben” en φιλέω met “houden van”. In de HSV wordt hier dus aangegeven
dat er in het Grieks twee verschillende werkwoorden worden gebruikt. Tussen
“liefhebben” en “houden van” is niet of nauwelijks verschil. Kohlbrugge
(1803-1875), gereformeerd theoloog, merkt op dat Petrus na twee keer liever van
Jezus gehoord zou hebben: “Nu, welaan! Petrus, dat wil Ik wel geloven, dat gij
van Mij houdt, dat gij genegenheid tot Mij gevoelt, dat betwijfel Ik niet in
het minst.”[7] Wij worden zo graag geprezen en opgehemeld door God
en mensen.[8] Hoe naakt en ontdaan van alle heerlijkheid moet
Petrus zich gevoeld hebben, merkt Kohlbrugge op, maar juist op deze manier was
Petrus gereed om de schapen van de Heere te weiden.[9] Calvijn merkt bij Johannes 21:17 onder andere op dat
al degenen die de zorg van de regering van de kerk op zich nemen, dat diegenen
zich ernstig moeten afvragen met welke ijver zij bezield zijn.[10] Gaat het een ambtsdrager in de kerk, ook in zijn
ambtelijke arbeid, werkelijk om de Koning van de Kerk, en niet om zichzelf?
Ik denk dat de belangrijkste vraag voor ons
persoonlijk leven hierin ligt dat als Jezus de vraag die Hij toen driemaal aan
Petrus stelde, aan ons zou stellen, wat zullen wij dan antwoorden? “Hebt u Mij
lief?” Hebben wij de Heere Jezus lief? Jezus zegt – zoals we elders in het evangelie
naar Johannes lezen (14:6) –: “Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven.” We
zijn van nature geneigd om God en onze naaste te haten, lezen we in de
Heidelbergse Catechismus, Zondag 2, antwoord 5. Maar de Heere heeft het hier
niet bij gelaten. De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken
dat verloren is (zie Lukas 19:10). Dat gold ook voor Petrus. Kortgeleden had
hij zijn Meester zo gruwelijk driemaal verloochend (zie o.a. Johannes
18:12-27). Terwijl hij beloofd had dat hij Jezus niet zou verloochenen (zie
Mattheüs 26:35). En nu stelt Jezus driemaal de vraag aan Petrus: “Hebt u Mij
lief?” En dan driemaal een bevestigend antwoord van Petrus: “U weet dat ik U
liefheb.” Hebben we Jezus lief? Alleen Hij is de Zaligmaker. Zijn komst als mens
op de aarde hopen we in het bijzonder eind volgende maand, op 25 en 26 december
(de jaarlijkse Kerstdagen), te gedenken. Jezus maakt Zijn volk zalig van hun
zonden (zie Mattheüs 1:21).
Johannes 3:16 (Statenvertaling, GBS-editie): “Want
alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve [niet verloren ga],
maar het eeuwig leven hebbe.”
Machiel Lock
Giessenburg, 15 november 2017
Giessenburg, 15 november 2017
[1]
W. Bauer (heruitgave K. en B. Aland), Griechisch-deutsches Wörterbuch zu den
Schriften des Neuen Testaments und der frühchristlichen Literatur,
Berlin/New York: Walter de Gruyter, 1988 (6e editie, 2e
editie: 1928), kolomnrs. 7 en 1713
[2]
P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes. Het
evangelie van het Woord, Kampen: J.H. Kok, 2011 (4e druk, 1e
druk: 1997), p. 406
[3]
R. Michaels, The New International Commentary on the New Testament. The
Gospel of John, Grand Rapids, Michigan / Cambridge, U.K.: William B.
Eerdmans, p. 1043
[4]
G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, Waco
(Texas): Woord Books, 1987, p. 394
[5]
G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 394.
[Persoonlijke noot (ML): Deze constatering van de WBC klopt; in deze gevallen
wordt in de eerstgenoemde tekst steeds het werkwoord ἀγαπάω gebruikt, en in de
tweede genoemde tekst steeds het werkwoord φιλέω.]
[6]
M. Henry (vertaling H. Bavinck), Letterlijke en practicale verklaring van
het Nieuwe Testament. Tweede deel: Johannes – Handelingen der Apostelen,
Kampen: J.H. Kok, derde druk, p. 413
[7]
H.F. Kohlbrügge, Schriftverklaringen 24 delen. In hedendaagse grammatica
herzien, en in volgorde van de Bijbelboeken geplaatst, in 14 aparte documenten.
Elfde document: Johannes 21 – Handelingen der apostelen, Middelburg:
Stichting De Gihonbron, 2011, p. 39
[8]
H.F. Kohlbrügge, Schriftverklaringen 24 delen. Elfde document: Johannes 21 –
Handelingen der apostelen, p. 39
[9]
H.F. Kohlbrügge, Schriftverklaringen 24 delen. Elfde document: Johannes 21 –
Handelingen der apostelen, p. 39
[10]
J. Calvijn (vertaald door G.L. Goris), Het evangelie van Johannes,
Goudriaan: W.A. de Groot, 1971, p. 861
Geen opmerkingen:
Een reactie posten