woensdag 15 november 2017

De twee werkwoorden voor “liefhebben” in Johannes 21:15-17

Artikel, geschreven door: Machiel Lock, op 15 november 2017

Tijdens de jvk-avond van donderdag 26 oktober jongstleden, toen ik de inleiding hield n.a.v. het hoofdstuk “Liefde” uit het boek Christen-zijn in het dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof (auteur: J.C. Ryle), kwam de vraag op hoe het precies zit met de twee verschillende Griekse werkwoorden die gebruikt worden voor “liefhebben” in Johannes 21:15-17. Tijdens deze avond heb ik gezegd hierop terug te komen. De eerste twee keer dat Jezus aan Petrus vraagt: “Hebt u Mij lief?” gebruikt Jezus het werkwoord ἀγαπάω (spreek uit “agapao”) voor “liefhebben”, de derde keer gebruikt Hij het werkwoord φιλέω (spreek uit “phileo”) voor “liefhebben”. Petrus gebruikt in zijn bevestigende antwoord drie keer het werkwoord φιλέω. Volgens een bekend Nieuwtestamentisch woordenboek, namelijk dat van Walter Bauer, betekenen de beide Griekse werkwoorden (ook in Johannes 21:15-17) “liefhebben”.[1]

De vraag is: welke van deze twee Griekse werkwoorden is sterker uitgedrukt? Of is er geen enkel verschil in betekenis? In de CNT staat dat er geen betekenisverschil tussen de beide werkwoorden is.[2] In de NICNT staat dat het onderscheid veelal hierin gemaakt wordt, dat ἀγαπᾶν een bewuste keuze of voorkeur impliceert, terwijl φιλεῖν wat meer een eenvoudige genegenheid of vriendschap betekent.[3] Tussen deze twee betekenissen zie ik nauwelijks verschil. Immers een bewuste keuze hoeft niet meer te zijn dan een eenvoudige genegenheid. Persoonlijk denk ik dan aan het verschil tussen een eenvoudig kerkgebouw en een kerkgebouw vol pracht en praal. Hoewel pracht en praal natuurlijk bewonderenswaardig zijn, komt iets eenvoudigs heel kernachtig over. Volgens de WBC is het moeilijk te geloven dat Johannes enig verschil in betekenis tussen deze twee werkwoorden bedoelt.[4] De beide Griekse werkwoorden worden in het evangelie naar Johannes gebruikt voor Gods liefde tot mensen (zie 3:16 en 16:27), voor de liefde van de Vader tot de Zoon (zie 3:35 en 5:20), voor de liefde van Jezus tot mensen (zie 11:5 en 11:3), voor de liefde van mensen tot mensen (zie 13:34 en 15:19) en voor de liefde van mensen tot Jezus (zie 8:42 en 16:27).[5] De kerkhervormer Calvijn (1509-1564) gaat in zijn verklaring op Johannes 21:15-17 niet in op de twee verschillende Griekse werkwoorden. Matthew Henry (1662-1714), Engels predikant, schrijft in zijn verklaring op Johannes 21:17 dat φιλέω sterker is dan ἀγαπάω.[6]

In de NICNT en de WBC lees ik ook dat de bedroefdheid van Petrus niet komt doordat Jezus tijdens de derde keer het werkwoord φιλέω gebruikt i.p.v. ἀγαπάω, maar omdat Jezus voor de derde keer precies dezelfde vraag aan hem stelt. Daar sta ik achter, want we lezen in Johannes 21:17 (Statenvertaling, GBS-editie) o.a.: “Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derde male tot hem zeide: Hebt gij Mij lief?” Dat versterkt het uitgangspunt dat er geen verschil in betekenis tussen de twee Griekse werkwoorden moet zijn. Alles overwegende kom ik tot de conclusie dat er niet of nauwelijks verschil in betekenis is tussen de twee betreffende Griekse werkwoorden. In de Statenvertaling worden in Johannes 21:15-17 de beide werkwoorden vertaald met “liefhebben”, terwijl hier in de Herziene Statenvertaling ἀγαπάω vertaald wordt met “liefhebben” en φιλέω met “houden van”. In de HSV wordt hier dus aangegeven dat er in het Grieks twee verschillende werkwoorden worden gebruikt. Tussen “liefhebben” en “houden van” is niet of nauwelijks verschil. Kohlbrugge (1803-1875), gereformeerd theoloog, merkt op dat Petrus na twee keer liever van Jezus gehoord zou hebben: “Nu, welaan! Petrus, dat wil Ik wel geloven, dat gij van Mij houdt, dat gij genegenheid tot Mij gevoelt, dat betwijfel Ik niet in het minst.”[7] Wij worden zo graag geprezen en opgehemeld door God en mensen.[8] Hoe naakt en ontdaan van alle heerlijkheid moet Petrus zich gevoeld hebben, merkt Kohlbrugge op, maar juist op deze manier was Petrus gereed om de schapen van de Heere te weiden.[9] Calvijn merkt bij Johannes 21:17 onder andere op dat al degenen die de zorg van de regering van de kerk op zich nemen, dat diegenen zich ernstig moeten afvragen met welke ijver zij bezield zijn.[10] Gaat het een ambtsdrager in de kerk, ook in zijn ambtelijke arbeid, werkelijk om de Koning van de Kerk, en niet om zichzelf?

Ik denk dat de belangrijkste vraag voor ons persoonlijk leven hierin ligt dat als Jezus de vraag die Hij toen driemaal aan Petrus stelde, aan ons zou stellen, wat zullen wij dan antwoorden? “Hebt u Mij lief?” Hebben wij de Heere Jezus lief? Jezus zegt – zoals we elders in het evangelie naar Johannes lezen (14:6) –: “Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven.” We zijn van nature geneigd om God en onze naaste te haten, lezen we in de Heidelbergse Catechismus, Zondag 2, antwoord 5. Maar de Heere heeft het hier niet bij gelaten. De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren is (zie Lukas 19:10). Dat gold ook voor Petrus. Kortgeleden had hij zijn Meester zo gruwelijk driemaal verloochend (zie o.a. Johannes 18:12-27). Terwijl hij beloofd had dat hij Jezus niet zou verloochenen (zie Mattheüs 26:35). En nu stelt Jezus driemaal de vraag aan Petrus: “Hebt u Mij lief?” En dan driemaal een bevestigend antwoord van Petrus: “U weet dat ik U liefheb.” Hebben we Jezus lief? Alleen Hij is de Zaligmaker. Zijn komst als mens op de aarde hopen we in het bijzonder eind volgende maand, op 25 en 26 december (de jaarlijkse Kerstdagen), te gedenken. Jezus maakt Zijn volk zalig van hun zonden (zie Mattheüs 1:21).

Johannes 3:16 (Statenvertaling, GBS-editie): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve [niet verloren ga], maar het eeuwig leven hebbe.”

Machiel Lock
Giessenburg, 15 november 2017



[1] W. Bauer (heruitgave K. en B. Aland), Griechisch-deutsches Wörterbuch zu den Schriften des Neuen Testaments und der frühchristlichen Literatur, Berlin/New York: Walter de Gruyter, 1988 (6e editie, 2e editie: 1928), kolomnrs. 7 en 1713
[2] P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes. Het evangelie van het Woord, Kampen: J.H. Kok, 2011 (4e druk, 1e druk: 1997), p. 406
[3] R. Michaels, The New International Commentary on the New Testament. The Gospel of John, Grand Rapids, Michigan / Cambridge, U.K.: William B. Eerdmans, p. 1043
[4] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, Waco (Texas): Woord Books, 1987, p. 394
[5] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 394. [Persoonlijke noot (ML): Deze constatering van de WBC klopt; in deze gevallen wordt in de eerstgenoemde tekst steeds het werkwoord ἀγαπάω gebruikt, en in de tweede genoemde tekst steeds het werkwoord φιλέω.]
[6] M. Henry (vertaling H. Bavinck), Letterlijke en practicale verklaring van het Nieuwe Testament. Tweede deel: Johannes – Handelingen der Apostelen, Kampen: J.H. Kok, derde druk, p. 413
[7] H.F. Kohlbrügge, Schriftverklaringen 24 delen. In hedendaagse grammatica herzien, en in volgorde van de Bijbelboeken geplaatst, in 14 aparte documenten. Elfde document: Johannes 21 – Handelingen der apostelen, Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2011, p. 39
[8] H.F. Kohlbrügge, Schriftverklaringen 24 delen. Elfde document: Johannes 21 – Handelingen der apostelen, p. 39
[9] H.F. Kohlbrügge, Schriftverklaringen 24 delen. Elfde document: Johannes 21 – Handelingen der apostelen, p. 39
[10] J. Calvijn (vertaald door G.L. Goris), Het evangelie van Johannes, Goudriaan: W.A. de Groot, 1971, p. 861

Geen opmerkingen:

Een reactie posten