PLAN VAN AANPAK CATECHISATIELES MAANDAG 18 MAART 2018
Voor het
ontwerpen van een lesopzet voor deze catechisatieles doe ik eerst enig
voorwerk, dit aan de hand van de 6 stappen die genoemd worden in “Altijd
leerling. Basisboek catechese” van Jos de Kock, Wim Verboom e.a. (tweede druk,
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer).
1. Thema: de opstanding van de Heere Jezus
Christus
2. Doelen: de catechisanten iets laten zien
van het doel van de opstanding van Jezus
3. Informatie verzamelen over het thema: vanuit
de Bijbel, Bijbelcommentaren, de Heidelbergse Catechismus
4. Verkennen van het eigen subjectieve concept
en de eigen praktijkcontext ten aanzien van het thema: persoonlijk vind ik
de opstanding van Jezus in eerste instantie moeilijk te begrijpen en te
geloven. Wie ziet er vandaag de dag een dode opstaan uit zijn/haar graf? Dat is
toch bijna onmogelijk? We moeten dus gedegen Bijbelstudie doen om de opstanding van
Jezus te kunnen begrijpen. Bovendien hebben wij hier de hulp en de leiding van
de Heilige Geest bij nodig. Persoonlijk raakt het mij dat Jezus is opgestaan
zo vlak nadat Hij is bespot door mensen en gruwelijk aan het kruis ter dood is
gebracht.
5.
Verkennen van het subjectieve concept en de
praktijkcontext van catechisanten ten aanzien van het thema: catechisanten
zullen ongetwijfeld vragen hebben bij het thema “de opstanding van de Heere
Jezus Christus”. Het gaat hier om iets bovennatuurlijks. Hoe moet een
catechisant dit geloven? In het leven van alledag kan het ook moeilijk zijn om
ervoor uit te komen dat je in de opstanding van Jezus gelooft. Omdat we
werkelijk niemand uit de dood zien opstaan, is het een bewijs dat de Bijbel
niet betrouwbaar is, zo denken velen. Het is niet goed om direct over dit punt
heen te gaan, maar wel is het zaak om argumenten te vinden voor het feit dat de
Bijbel wel degelijk waar is, ook als het gaat over de opstanding van Jezus. Aan
de oudste groepen is het aan te raden om te zeggen dat er ook een stroming in de kerk
is die niet gelooft in de lichamelijke opstanding van Jezus, met name de vrijzinnige
stroming. En er kan onderscheid gemaakt worden tussen lichamelijke en
geestelijke opstanding. Op grond van de Bijbel geloven wij in de lichamelijke
opstanding van Jezus, maar dat neemt niet weg dat de opstanding van Jezus
geestelijke betekenis heeft voor het leven van een christen, sterker nog: dat
is zeker het geval.
6.
Verkennen van de context van de gemeente en
de omringende wereld ten aanzien van het thema: dit is moeilijk na te gaan,
omdat ik nauwelijks bekend ben met de thema’s die momenteel in de kerkelijke
gemeente waarin ik deze catechisatie geef, in het bijzonder aan de orde zijn. De gemeente belijdt de opstanding van Jezus Christus uit de dood. De
catechisanten kunnen zeker aan de slag met het thema “de opstanding van Jezus”. In 1
Korinthe 15:14 lezen we immers: “En als Christus niet is opgewekt, dan is onze
prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.” Dit is een
uitermate belangrijk uitgangspunt voor de catechisant voor zichzelf en
eventueel voor de contacten in en het werk in de kerkelijke gemeente waarvan
hij/zij lid is, op de school/universiteit waar hij/zij op zit, in het bedrijf
waar hij/zij werkt, enzovoorts. Toen Johan Cruijff, een populaire voetballer,
overleed, ging er een tweet de wereld in: “JC staat zondagmorgen weer op.” Lees
hierover een artikel uit het Reformatorisch Dagblad van 26 maart 2016:
Sommige
mensen vinden dat Johan Cruijff de plaats van Jezus Christus heeft ingenomen.
Meerdere jongeren en ouderen zijn gevoelig voor sportverdwazing. Natuurlijk is sport op
zichzelf niet verkeerd, maar het mag geen verdwazing worden. Het is een goede
zaak om de jongeren toe te rusten in de Bijbel.
Opening (op het bord schrijven)
Zingen: Psalm
16:4,5
Gebed
Lezen: Johannes
20:1-23
Vanavond de
laatste catechisatieles van dit seizoen. We leven toe naar Goede Vrijdag en
Pasen. Met Goede Vrijdag (dit jaar op 30 maart) wordt de kruisiging en de dood
van Jezus herdacht, met Pasen (dit jaar op 1 en 2 april) de opstanding van
Jezus uit de dood. Maandag 2 april is vandaag over precies twee weken. Deze
catechisatieles gaat over de opstanding van de Heere Jezus Christus. De
relevantie hiervan benoemen (zaken benoemen die ik heb geschreven aan de hand
van de 6 stappen uit het boek “Altijd leerling. Basisboek catechese”, zie de
vorige bladzijde).
Vragen (soort
stellingen) (op het bord schrijven)
Vraag 1: Stel
dat je een man op straat tegenkomt waarvan je weet dat hij drie dagen geleden
is begraven, en hij zegt dat hij is opgestaan. Zou je dat dan geloven?
Vraag 2: De
opstanding van de Heere Jezus Christus uit de doden: waargebeurd of niet
waargebeurd?
Bijbelstudie
Om antwoord op
vraag 2 (zie hierboven) te krijgen, is het nodig om een korte Bijbelstudie te
doen over Johannes 20. (Het mag natuurlijk ook een lange Bijbelstudie zijn,
maar daar hebben we vanavond helaas geen tijd voor.)
Enkele
inleidende vragen:
- Vraag 1 (n.a.v. vers 1): Waarom was de steen van
het graf afgenomen?
-
Vraag 2 (n.a.v. vers 9): Waar staat het in de Bijbel
dat Jezus uit de doden zou opstaan?
-
Vraag 3 (n.a.v. vers 17): Over welke (toen nog)
toekomstige gebeurtenis spreekt Jezus hier?
Johannes 20 beschrijft
gebeurtenissen van de Paaszondag, die plaatsvinden in de morgen (verzen 1-18)
en in de avond (verzen 19-29) (in de verzen 30 en 31 lezen we de conclusie).[1] Deze
twee gedeelten kunnen dan elk opnieuw verdeeld worden in twee delen: 1 (morgen)
a. de ontdekking van het lege graf (verzen 1-10) en b. de verschijning van
Jezus aan Maria Magdalena (verzen 11-18); 2 (avond) a. de verschijning van
Jezus aan de discipelen (verzen 19-23) en b. aan Thomas, die er de vorige keer
niet bij was (verzen 24-29).[2]
In vers 1 lezen
we dat Maria Magdalena op de eerste dag van de week vroeg in de morgen, als het
nog donker is, naar het graf gaat waarin Jezus lag, en ze ziet dat de steen van
het graf is weggenomen. Velen denken aan de mogelijkheid dat Maria Magdalena
denkt dat het lichaam van Jezus gestolen is, maar het ligt meer voor de hand
dat ze denkt dat Jezus ergens anders opnieuw begraven is.[3] Zij gaat
naar Simon Petrus en naar de andere discipel, die Jezus liefheeft – dat is
Johannes, en zij zegt tegen hen: “Ze hebben de Heere uit het graf weggenomen,
en wij weten niet waar zij Hem neergelegd hebben.” Let wel: ze zegt: “wij weten
niet”. Meervoud dus. Terwijl we hier alleen over Maria Magdalena lezen die zag
dat de steen van het graf is weggenomen. We herkennen hierin de synoptische
gedeelten van de meerdere vrouwen bij het graf.[4] In
Mattheüs en in Markus lezen
we namelijk over nog een andere Maria: de moeder van Jakobus, die samen met
Maria Magdalena naar het graf ging. Maar met “wij” kan Maria Magdalena ook
bedoelen: zijzelf, en Petrus en Johannes.[5] Petrus
en Johannes lopen naar het graf, Johannes loopt sneller. Johannes ziet de doeken
liggen, maar gaat het graf niet in, terwijl Simon Petrus dat wel doet.
Simon Petrus ziet de zweetdoek, die op het hoofd van Jezus lag, opgerold op een
andere plaats liggen. Ook Johannes gaat nu toch het graf in. We lezen dat
zij de Schrift (= de Bijbel) nog niet kennen, waarin staat dat Jezus uit de doden zal opstaan. We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan Psalm 16, die we zojuist
hebben gezongen. Petrus haalt deze tekst aan tijdens Pinksteren vlak na de
uitstorting van de Heilige Geest: de gezalfde van God zal niet aan het
dodenrijk worden overgelaten en zijn lichaam zal niet bederven.[6] Jezus
Christus is wel een hele bijzondere “Gezalfde”. Hij is de eniggeboren Zoon van
God. De Naam “Christus” betekent “Gezalfde”. Calvijn noemt meerdere teksten
waaruit blijkt dat de opstanding van Jezus al van tevoren is voorzegd in de
Bijbel: Jesaja 55:3, Psalm 16:10, Psalm 110:1, Jesaja 53:8.[7]
De discipelen gaan
weer naar huis. Maria Magdalena is opnieuw bij het graf.[8] Zij huilt
buiten bij het graf en terwijl zij huilt, buigt zij voorover in het graf, en ze
ziet twee engelen zitten, één
aan het hoofdeinde en één aan
het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen heeft. Dat één engel aan het hoofdeinde zit en
een andere engel aan het voeteneinde, is bijzonder. Het is een getuigenis van
het feit dat God Zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus uit het graf heeft
weggenomen voor iets wat nog moet volgen.[9] De
engelen zeggen nog niet gelijk tegen Maria Magdalena dat Jezus is opgestaan.[10] Maria
Magdalena zegt dat Jezus is weggenomen en ze geeft aan dat ze niet weet waar
het lichaam van Jezus nu is. Ze draait zich om en ziet Jezus staan, alleen ze weet
niet dat het Jezus is. Ze denkt dat het de tuinman is, maar als Jezus tegen
haar zegt: “Maria!”, herkent ze Hem wel. Jezus maakt Maria Magdalena bekend dat
Hij (Jezus) zal opvaren naar Zijn Vader, die ook de Vader is van Maria Magdalena, en
naar Zijn God, die ook de God is van Maria Magdalena. Hiermee bedoelt Jezus de
hemelvaart[11],
die vlak hierna zal volgen. Deze reis naar de hemel maakt Hij alleen, daarom
mag Maria Magdalena Hem niet vasthouden.[12] Maria
zegt vervolgens tegen de discipelen dat ze Jezus gezien heeft en dat Hij dit
tegen haar gezegd heeft. Aan de avond van de dag staat Jezus in het midden van
de discipelen en wenst hen vrede toe. Jezus laat hen Zijn handen en Zijn zij
zien. Dit is ook een duidelijke belijdenis in de kerk geworden: de Gekruisigde
is de opgestane Heere, en de opgestane Heere is de Gekruisigde, de Verlosser
van vlees en bloed, Wiens dood en opstanding de zaligheid bereiken voor de gehele
wereld.[13] De
discipelen worden blij als ze Jezus zien. Jezus wenst hen opnieuw vrede, Hij
zegt dat zoals de Vader Hem gezonden heeft, zo zendt Hij (Jezus) ook hen (de
discipelen). Hij blaast op hen en zegt tegen hen: “Ontvang de Heilige Geest.”
Jezus maakt duidelijk dat als de discipelen iemands zonden vergeven, deze
zonden vergeven worden, en als de discipelen iemands zonden toerekenen, dan blijven de zonden aan diegene toegerekend.
In het volgende
gedeelte lezen we over Thomas, één
van de discipelen van Jezus. Dit gedeelte hebben we tijdens de Schriftlezing
niet gelezen. Jullie kennen deze geschiedenis wel, denk ik. Thomas was er
namelijk niet bij toen Jezus bij de andere discipelen kwam, de geschiedenis die we zojuist
hebben besproken. Een week later is hij er wel bij en dan komt Jezus opnieuw
bij Zijn discipelen. Thomas gelooft het eerst niet dat Jezus opgestaan is, maar zodra hij Jezus ziet, gelooft hij het wel.
Wij kunnen het
haast niet voorstellen dat een mens opstaat uit de dood. Dan lijkt het in de
eerste plaats niet waargebeurd te zijn dat Jezus is opgestaan. Wij hebben het
niet gezien. Toch zijn er wel velen die Hem gezien hebben nadat Hij gestorven
en opgestaan is. Na de twaalf discipelen is Hij aan meer dan vijfhonderd
broeders tegelijk verschenen, zie 1 Korinthe 15:6. Jezus is opgestaan om te
vervullen wat er in de Bijbel geschreven staat en om terug te gaan naar Zijn
Vader in de hemel. Jezus is niet zomaar een mens, Hij is de eniggeboren Zoon
van God. Jezus heeft de dood overwonnen. De opstanding van Jezus betekent ook
iets voor ons persoonlijk, als we de Bijbel aanvaarden als Gods Woord. We
kunnen hiervan bijvoorbeeld lezen in Zondag 17 van de Heidelbergse Catechismus.
Verwerking n.a.v.
een artikel uit het Reformatorisch Dagblad van 26 maart 2016 (voor de
oudste groepen)
Artikel (zie de volgende pagina)
Sluiting
Dankgebed
[1] G.R. Beasley-Murray, Word
Biblical Commentary. Volume 36: John, Grand Rapids, Michigan:
Zondervan, p. 367
[2] G.R.
Beasley-Murray, Word Biblical Commentary.
Volume 36: John, p. 367
[3] P.H.R.
van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe
Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, Kampen: J.H. Kok, p. 386
[4] G.R.
Beasley-Murray, Word Biblical Commentary.
Volume 36: John, p. 368
[5] P.H.R.
van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe
Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 386
[6] P.H.R.
van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe
Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 388
[7] John
Calvin, Commentary on John – Volume 2,
Grand Rapids, MI: Christian Classics Ethereal Library, p. 222
[8] G.R.
Beasley-Murray, Word Biblical Commentary.
Volume 36: John, p. 374
[9] G.R.
Beasley-Murray, Word Biblical Commentary.
Volume 36: John, p. 374
[10] G.R.
Beasley-Murray, Word Biblical Commentary.
Volume 36: John, p. 374
[11] P.H.R.
van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe
Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 392
[12] P.H.R.
van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe
Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 392
[13] G.R.
Beasley-Murray, Word Biblical Commentary.
Volume 36: John, p. 379
Geen opmerkingen:
Een reactie posten