dinsdag 31 juli 2018

Plan van aanpak catechisatieles 2


PLAN VAN AANPAK CATECHISATIELES MAANDAG 18 MAART 2018


Voor het ontwerpen van een lesopzet voor deze catechisatieles doe ik eerst enig voorwerk, dit aan de hand van de 6 stappen die genoemd worden in “Altijd leerling. Basisboek catechese” van Jos de Kock, Wim Verboom e.a. (tweede druk, Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer).

1.          Thema: de opstanding van de Heere Jezus Christus
2.         Doelen: de catechisanten iets laten zien van het doel van de opstanding van Jezus
3.   Informatie verzamelen over het thema: vanuit de Bijbel, Bijbelcommentaren, de Heidelbergse Catechismus
4.         Verkennen van het eigen subjectieve concept en de eigen praktijkcontext ten aanzien van het thema: persoonlijk vind ik de opstanding van Jezus in eerste instantie moeilijk te begrijpen en te geloven. Wie ziet er vandaag de dag een dode opstaan uit zijn/haar graf? Dat is toch bijna onmogelijk? We moeten dus gedegen Bijbelstudie doen om de opstanding van Jezus te kunnen begrijpen. Bovendien hebben wij hier de hulp en de leiding van de Heilige Geest bij nodig. Persoonlijk raakt het mij dat Jezus is opgestaan zo vlak nadat Hij is bespot door mensen en gruwelijk aan het kruis ter dood is gebracht.
5.      Verkennen van het subjectieve concept en de praktijkcontext van catechisanten ten aanzien van het thema: catechisanten zullen ongetwijfeld vragen hebben bij het thema “de opstanding van de Heere Jezus Christus”. Het gaat hier om iets bovennatuurlijks. Hoe moet een catechisant dit geloven? In het leven van alledag kan het ook moeilijk zijn om ervoor uit te komen dat je in de opstanding van Jezus gelooft. Omdat we werkelijk niemand uit de dood zien opstaan, is het een bewijs dat de Bijbel niet betrouwbaar is, zo denken velen. Het is niet goed om direct over dit punt heen te gaan, maar wel is het zaak om argumenten te vinden voor het feit dat de Bijbel wel degelijk waar is, ook als het gaat over de opstanding van Jezus. Aan de oudste groepen is het aan te raden om te zeggen dat er ook een stroming in de kerk is die niet gelooft in de lichamelijke opstanding van Jezus, met name de vrijzinnige stroming. En er kan onderscheid gemaakt worden tussen lichamelijke en geestelijke opstanding. Op grond van de Bijbel geloven wij in de lichamelijke opstanding van Jezus, maar dat neemt niet weg dat de opstanding van Jezus geestelijke betekenis heeft voor het leven van een christen, sterker nog: dat is zeker het geval.
6.      Verkennen van de context van de gemeente en de omringende wereld ten aanzien van het thema: dit is moeilijk na te gaan, omdat ik nauwelijks bekend ben met de thema’s die momenteel in de kerkelijke gemeente waarin ik deze catechisatie geef, in het bijzonder aan de orde zijn. De gemeente belijdt de opstanding van Jezus Christus uit de dood. De catechisanten kunnen zeker aan de slag met het thema “de opstanding van Jezus”. In 1 Korinthe 15:14 lezen we immers: “En als Christus niet is opgewekt, dan is onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.” Dit is een uitermate belangrijk uitgangspunt voor de catechisant voor zichzelf en eventueel voor de contacten in en het werk in de kerkelijke gemeente waarvan hij/zij lid is, op de school/universiteit waar hij/zij op zit, in het bedrijf waar hij/zij werkt, enzovoorts. Toen Johan Cruijff, een populaire voetballer, overleed, ging er een tweet de wereld in: “JC staat zondagmorgen weer op.” Lees hierover een artikel uit het Reformatorisch Dagblad van 26 maart 2016:
Sommige mensen vinden dat Johan Cruijff de plaats van Jezus Christus heeft ingenomen. Meerdere jongeren en ouderen zijn gevoelig voor sportverdwazing. Natuurlijk is sport op zichzelf niet verkeerd, maar het mag geen verdwazing worden. Het is een goede zaak om de jongeren toe te rusten in de Bijbel.


Opening (op het bord schrijven)

Zingen: Psalm 16:4,5
Gebed
Lezen: Johannes 20:1-23

Vanavond de laatste catechisatieles van dit seizoen. We leven toe naar Goede Vrijdag en Pasen. Met Goede Vrijdag (dit jaar op 30 maart) wordt de kruisiging en de dood van Jezus herdacht, met Pasen (dit jaar op 1 en 2 april) de opstanding van Jezus uit de dood. Maandag 2 april is vandaag over precies twee weken. Deze catechisatieles gaat over de opstanding van de Heere Jezus Christus. De relevantie hiervan benoemen (zaken benoemen die ik heb geschreven aan de hand van de 6 stappen uit het boek “Altijd leerling. Basisboek catechese”, zie de vorige bladzijde).


Vragen (soort stellingen) (op het bord schrijven)

Vraag 1: Stel dat je een man op straat tegenkomt waarvan je weet dat hij drie dagen geleden is begraven, en hij zegt dat hij is opgestaan. Zou je dat dan geloven?
Vraag 2: De opstanding van de Heere Jezus Christus uit de doden: waargebeurd of niet waargebeurd?


Bijbelstudie

Om antwoord op vraag 2 (zie hierboven) te krijgen, is het nodig om een korte Bijbelstudie te doen over Johannes 20. (Het mag natuurlijk ook een lange Bijbelstudie zijn, maar daar hebben we vanavond helaas geen tijd voor.)

Enkele inleidende vragen:
-         Vraag 1 (n.a.v. vers 1): Waarom was de steen van het graf afgenomen?
-        Vraag 2 (n.a.v. vers 9): Waar staat het in de Bijbel dat Jezus uit de doden zou opstaan?
-        Vraag 3 (n.a.v. vers 17): Over welke (toen nog) toekomstige gebeurtenis spreekt Jezus hier?

Johannes 20 beschrijft gebeurtenissen van de Paaszondag, die plaatsvinden in de morgen (verzen 1-18) en in de avond (verzen 19-29) (in de verzen 30 en 31 lezen we de conclusie).[1] Deze twee gedeelten kunnen dan elk opnieuw verdeeld worden in twee delen: 1 (morgen) a. de ontdekking van het lege graf (verzen 1-10) en b. de verschijning van Jezus aan Maria Magdalena (verzen 11-18); 2 (avond) a. de verschijning van Jezus aan de discipelen (verzen 19-23) en b. aan Thomas, die er de vorige keer niet bij was (verzen 24-29).[2]

In vers 1 lezen we dat Maria Magdalena op de eerste dag van de week vroeg in de morgen, als het nog donker is, naar het graf gaat waarin Jezus lag, en ze ziet dat de steen van het graf is weggenomen. Velen denken aan de mogelijkheid dat Maria Magdalena denkt dat het lichaam van Jezus gestolen is, maar het ligt meer voor de hand dat ze denkt dat Jezus ergens anders opnieuw begraven is.[3] Zij gaat naar Simon Petrus en naar de andere discipel, die Jezus liefheeft – dat is Johannes, en zij zegt tegen hen: “Ze hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet waar zij Hem neergelegd hebben.” Let wel: ze zegt: “wij weten niet”. Meervoud dus. Terwijl we hier alleen over Maria Magdalena lezen die zag dat de steen van het graf is weggenomen. We herkennen hierin de synoptische gedeelten van de meerdere vrouwen bij het graf.[4] In Mattheüs en in Markus lezen we namelijk over nog een andere Maria: de moeder van Jakobus, die samen met Maria Magdalena naar het graf ging. Maar met “wij” kan Maria Magdalena ook bedoelen: zijzelf, en Petrus en Johannes.[5] Petrus en Johannes lopen naar het graf, Johannes loopt sneller. Johannes ziet de doeken liggen, maar gaat het graf niet in, terwijl Simon Petrus dat wel doet. Simon Petrus ziet de zweetdoek, die op het hoofd van Jezus lag, opgerold op een andere plaats liggen. Ook Johannes gaat nu toch het graf in. We lezen dat zij de Schrift (= de Bijbel) nog niet kennen, waarin staat dat Jezus uit de doden zal opstaan. We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan Psalm 16, die we zojuist hebben gezongen. Petrus haalt deze tekst aan tijdens Pinksteren vlak na de uitstorting van de Heilige Geest: de gezalfde van God zal niet aan het dodenrijk worden overgelaten en zijn lichaam zal niet bederven.[6] Jezus Christus is wel een hele bijzondere “Gezalfde”. Hij is de eniggeboren Zoon van God. De Naam “Christus” betekent “Gezalfde”. Calvijn noemt meerdere teksten waaruit blijkt dat de opstanding van Jezus al van tevoren is voorzegd in de Bijbel: Jesaja 55:3, Psalm 16:10, Psalm 110:1, Jesaja 53:8.[7]

De discipelen gaan weer naar huis. Maria Magdalena is opnieuw bij het graf.[8] Zij huilt buiten bij het graf en terwijl zij huilt, buigt zij voorover in het graf, en ze ziet twee engelen zitten, één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen heeft. Dat één engel aan het hoofdeinde zit en een andere engel aan het voeteneinde, is bijzonder. Het is een getuigenis van het feit dat God Zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus uit het graf heeft weggenomen voor iets wat nog moet volgen.[9] De engelen zeggen nog niet gelijk tegen Maria Magdalena dat Jezus is opgestaan.[10] Maria Magdalena zegt dat Jezus is weggenomen en ze geeft aan dat ze niet weet waar het lichaam van Jezus nu is. Ze draait zich om en ziet Jezus staan, alleen ze weet niet dat het Jezus is. Ze denkt dat het de tuinman is, maar als Jezus tegen haar zegt: “Maria!”, herkent ze Hem wel. Jezus maakt Maria Magdalena bekend dat Hij (Jezus) zal opvaren naar Zijn Vader, die ook de Vader is van Maria Magdalena, en naar Zijn God, die ook de God is van Maria Magdalena. Hiermee bedoelt Jezus de hemelvaart[11], die vlak hierna zal volgen. Deze reis naar de hemel maakt Hij alleen, daarom mag Maria Magdalena Hem niet vasthouden.[12] Maria zegt vervolgens tegen de discipelen dat ze Jezus gezien heeft en dat Hij dit tegen haar gezegd heeft. Aan de avond van de dag staat Jezus in het midden van de discipelen en wenst hen vrede toe. Jezus laat hen Zijn handen en Zijn zij zien. Dit is ook een duidelijke belijdenis in de kerk geworden: de Gekruisigde is de opgestane Heere, en de opgestane Heere is de Gekruisigde, de Verlosser van vlees en bloed, Wiens dood en opstanding de zaligheid bereiken voor de gehele wereld.[13] De discipelen worden blij als ze Jezus zien. Jezus wenst hen opnieuw vrede, Hij zegt dat zoals de Vader Hem gezonden heeft, zo zendt Hij (Jezus) ook hen (de discipelen). Hij blaast op hen en zegt tegen hen: “Ontvang de Heilige Geest.” Jezus maakt duidelijk dat als de discipelen iemands zonden vergeven, deze zonden vergeven worden, en als de discipelen iemands zonden toerekenen, dan blijven de zonden aan diegene toegerekend.

In het volgende gedeelte lezen we over Thomas, één van de discipelen van Jezus. Dit gedeelte hebben we tijdens de Schriftlezing niet gelezen. Jullie kennen deze geschiedenis wel, denk ik. Thomas was er namelijk niet bij toen Jezus bij de andere discipelen kwam, de geschiedenis die we zojuist hebben besproken. Een week later is hij er wel bij en dan komt Jezus opnieuw bij Zijn discipelen. Thomas gelooft het eerst niet dat Jezus opgestaan is, maar zodra hij Jezus ziet, gelooft hij het wel.

Wij kunnen het haast niet voorstellen dat een mens opstaat uit de dood. Dan lijkt het in de eerste plaats niet waargebeurd te zijn dat Jezus is opgestaan. Wij hebben het niet gezien. Toch zijn er wel velen die Hem gezien hebben nadat Hij gestorven en opgestaan is. Na de twaalf discipelen is Hij aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk verschenen, zie 1 Korinthe 15:6. Jezus is opgestaan om te vervullen wat er in de Bijbel geschreven staat en om terug te gaan naar Zijn Vader in de hemel. Jezus is niet zomaar een mens, Hij is de eniggeboren Zoon van God. Jezus heeft de dood overwonnen. De opstanding van Jezus betekent ook iets voor ons persoonlijk, als we de Bijbel aanvaarden als Gods Woord. We kunnen hiervan bijvoorbeeld lezen in Zondag 17 van de Heidelbergse Catechismus.


Verwerking n.a.v. een artikel uit het Reformatorisch Dagblad van 26 maart 2016 (voor de oudste groepen)

Artikel (zie de volgende pagina)


Sluiting

Dankgebed



[1] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, Grand Rapids, Michigan: Zondervan, p. 367
[2] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 367
[3] P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, Kampen: J.H. Kok, p. 386
[4] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 368
[5] P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 386
[6] P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 388
[7] John Calvin, Commentary on John – Volume 2, Grand Rapids, MI: Christian Classics Ethereal Library, p. 222
[8] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 374
[9] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 374
[10] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 374
[11] P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 392
[12] P.H.R. van Houwelingen, Commentaar op het Nieuwe Testament. Johannes, Het evangelie van het Woord, p. 392
[13] G.R. Beasley-Murray, Word Biblical Commentary. Volume 36: John, p. 379

Geen opmerkingen:

Een reactie posten