Woord vooraf
Johannes
Beeltsnijder was een belangrijk predikant. Op godsdienstig gebied leefde hij in een hectische tijd.
Dat blijkt wel wanneer u zijn boek “Fonteyne, Tegens de sonde…” leest. Het was
voornamelijk een strijd op het gebied van de ware godsdienstige leer en inmiddels
niet minder van de bevinding van het heil. Mijn verslag dat u nu leest, bevat een onderzoek naar Beeltsnijders werk “Fonteyne, Tegens de sonde...”. Door het
lezen van dit verslag krijgt u een goed beeld van Beeltsnijders gedachtegoed
op godsdienstig gebied. Als u het echte werk “Fonteyne, tegens de sonde…”
leest, krijgt u geestelijk voedsel over de besnijdenis en over de naamgeving
van Jezus Christus. Dat Beeltsnijder in dit werk interessante gegevens beschrijft,
blijkt al uit het lezen van mijn onderzoek. Ik wens u daarin veel plezier.
Machiel Lock
Giessenburg, augustus 2018
Informatie over de auteur
Johannes
Beeltsnijder leefde van 1603 tot rond 1683. Hij studeerde theologie in
Franeker. Beeltsnijder stond van 1630 tot aan zijn emeritaat in 1678 als
gereformeerd predikant in Beilen. Hij genoot bekendheid door de publicatie van
een zestiental prekenbundels en een catechismusverklaring. De predikant schreef als één van de weinige Drenten boeken.[1]
Johannes was de
zoon van Gerrit Beeltsnijder en Wijna Steenbergen uit Epe. Eén van zijn broers
was koperslager, eerst in Amsterdam, later in Kampen. Eén van zijn zussen was
getrouwd met Theunis Daams, die in 1632 raad van Deventer werd. Een andere zus trouwde met een Schultinck uit Steenwijk; de Schultincks bekleedden eveneens
openbare functies.
Dominee
Beeltsnijder trouwde met Elisabeth Bert. Een dochter uit dit huwelijk,
Wijnanda, trouwde met Emmerik van Rossum, schulte van Rolde. Een andere dochter
trouwde met de predikant Willem Hofstede, sinds 1677 hulppredikant bij zijn
schoonvader en na diens overlijden zijn opvolger. Een zoon Johannes werd
predikant. Een andere zoon, Bartholomeus, trouwde met Sophia Stich uit Meppel.
Zijn zoon Quirinus Beeltsnijder studeerde rechten en werd landschrijver van
Drenthe.
Johannes
Beeltsnijder had nog het vrij gebruik van de pastorie en het daarbij gelegen land
bestaande uit ‘hoff, gaerdens, lynlant en waerdeel’. Daar stond tegenover dat
hij evenals de andere Drentse predikanten verplicht was uit de pastoriegoederen
bij te dragen tot het onderhoud van de koster en schoolmeester en dat het innen
van de rogge, de haver en de andere inkomsten in natura niet altijd zonder
strubbelingen verliep.[2]
Informatie over het oeuvre van de auteur
en de plaats van het boek daarin
Werken
van Johannes Beeltsnijder
- Anathomie, Dat is:
Ontledinge des Christelijcken Cathechismis
- Belijdenis
Predicatie (Rom 7, 24v.)
- Euthanasia, Dat is,
De Salighe Sterf-konst der Kinderen Godts (6 predicatien over 2 T., 4,
6-8)
- De geluckige
uytkomst van de Gekroonden Stephanus (3 predicatien over Hand. 7,59v.)
- Het oprechte Gelove
en ware Voorbereydinge van den Ouden Simeon (Luk. 2, 29vv.)
- ’t Saligh Afsterven
van de jongen Sone Jerobeams (6 predicatien)
- De vrye opene Fonteyne, tegens de sonde ende
onreynigheyt voor alle ware christenen geopent, in de leere ende troostrijcke
name Iesu.
- De ware Christelijcke
Huys-sorge (4 predicatien over Mt. 6,33).
Uit
het oeuvre van Johannes Beeltsnijder blijkt dat hij veel geschreven heeft over
de zaligheid oftewel de gelukzaligheid, die men alleen door het geloof in Jezus
Christus en Dien gekruisigd kan beërven. In God is de hoogste zaligheid des
mensen gelegen. Uit vier van de acht genoemde werken is dit uit de titel op te
maken. Ook bij “Het oprechte Gelove en ware Voorbereydinge van den Ouden
Simeon”. Hierbij denk ik aan de woorden van de oude Simeon: “Want mijn ogen
hebben Uw zaligheid gezien”. Ook in “Fonteyne, Tegens de sonde…” stelt hij de zaligheid des mensen centraal. Dat wordt in de
Voorrede al meteen duidelijk: “Dat den Leerlinck, een zondigh Christen mensche
mooghen weder vereeniget worden met God door den Middelaer, ende gheraecken tot
de ghenietinge van de Zalige ghemeynschap met Gode hier in dezen leven in
ghenade, ende nae dezen leven in eeuwighe glorie. In deze Zalighe ghemeynschap
met Gode daer in is de hooghste gheluckzaligheydt des menschen gelegen.” Daarom
past het bestudeerde werk geheel in zijn oeuvre. Uit de genoemde punten blijkt
ook dat Johannes Beeltsnijder veel predikatiën in zijn oeuvre heeft. Dit geldt
ook voor “Fonteyne, Tegens de sonde…”. Dit werk bevat namelijk ook twee
predikatiën. Hij geeft dit onder de noemer van traktaat uit.
[2] http://www.dbnl.org/tekst/groe023pred01_01/groe023pred01_01_0008.htm,
o.a. Ibidem, 127; Kymmell, ‘Johannes Beeltsnijder’, 9-13, 30, 37-38.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten