zaterdag 29 september 2018

Boekonderzoek: Johannem Beltsnider, Fonteyne, Tegens de Sonde ende onreynigheyt voor alle ware Christenen geopent; in de Leere ende Troostrijcke Name Iesu …, Amsteldam 1657 (2)


Informatie over de plaats van het werk in het geheel van het Nederlands gereformeerd piëtisme

“Fonteyne, Tegens de sonde…” is een traktaat dat uit twee nieuwjaarspredikatiën bestaat. Het werk begint met een voorrede. De eerste preek behandelt de besnijdenis van de Heere Christus op de achtste dag na Zijn geboorte (Luk. 2:21): de historie van de besnijdenis van onze Zaligmaker Jezus Christus. De tweede preek behandelt de troostrijke Naam Jezus. Om tot de plaats binnen het geheel van het Nederlands gereformeerd piëtisme te komen, is hieronder een definitie van piëtisme te lezen.

De Nadere Reformatie is die beweging binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerk in de zeventiende en achttiende eeuw, die in reactie op de verflauwing van of een gebrek aan levend geloof de persoonlijke geloofsbeleving en godsvrucht centraal stelde en van hieruit inhoudelijke en procedurele reformatieprogramma's opstelde, bij de bevoegde kerkelijke, politieke en maatschappelijke organen indiende en/of in aansluiting hierbij zelf een verdere hervorming van kerk, samenleving en staat in woord en daad nastreefde.[1]

Als men deze definitie van piëtisme hanteert, blijkt “Fonteyne, Tegens de sonde…” in zijn geheel binnen de traditie van het piëtisme te passen. Johannes Beeltsnijder snijdt vaak de persoonlijke geloofsbeleving aan. Wij dienen volgens Beeltsnijder de Heere Jezus lief te hebben, want degene die Hem niet liefheeft, is vervloekt. Dan komt Beeltsnijder met een opwekking, namelijk om de grote en onuitsprekelijke liefde van Christus tot ons als arme afgeweken zondaars met behoorlijke wederliefde te ontmoeten, nadat wij zijn bekeerd tot de Herder en de Toeziener van onze zielen. Hier wijst Johannes Beeltsnijder op de noodzaak van wederliefde tot Christus. Beeltsnijder haalt de bekering verschillende keren aan, waarbij hij sterk benadrukt dat je de bekering niet moet uitstellen, aangezien Gods eniggeboren Zoon Zich op de achtste dag heeft laten besnijden. Voorin in het werk van Beeltsnijder staat dat zijn traktaat uitgegeven is volgens de laatste Nationale Synode te Dordrecht.
Beeltsnijder geeft in zijn werk (op pagina 56) aan dat er al meer over de erenaam Jezus Christus geschreven is. Het betreft “Het Lof Jesu Christi”, geschreven door Rudolphus Petri. Over deze Rudolphus Petri wordt vermeld dat hij predikant was in de gemeente te Amsterdam. Het genoemde boekwerk behandelt ook de erenaam Jezus Christus. Rudolphus Petri en de meeste andere auteurs die over de besnijdenis en de naamgeving van Jezus preken, doen dat vaak wel op ongeveer dezelfde wijze als Johannes Beeltsnijder. Beeltsnijder legt sterke nadruk op de toepassing van het heil en de weerlegging van dwalingen. Dit geldt voor velen in de tijd van Beeltsnijder of kort daarvoor. De Reformatie was namelijk nog niet zolang ontwikkeld, en het kernpunt van de Reformatie was het onder controle krijgen van de ware leer en in de Nadere Reformatie het verwerven van het heil. Latere werken over deze thema’s hebben dikwijls wel een andere vormgeving dan “Fonteyne, Tegens de sonde…”. Men is vaak niet zo krachtig meer in het verwerpen van dwalingen. Dit omdat men anders niet meer verdraagzaam was ten opzichte van andere geloofsgemeenschappen.

[In december a.s. volgt deel 3 van mijn artikelenserie “Boekonderzoek: Johannem Beltsnider, Fonteyne, Tegens de Sonde ende onreynigheyt voor alle ware Christenen geopent; in de Leere ende Troostrijcke Name Iesu …, Amsteldam 1657”.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten