Informatie over de plaats van het werk in het geheel van het Nederlands gereformeerd piëtisme
“Fonteyne, Tegens de sonde…” is een traktaat dat uit twee nieuwjaarspredikatiën bestaat. Het
werk begint met een voorrede. De eerste preek behandelt de besnijdenis van de
Heere Christus op de achtste dag na Zijn geboorte (Luk. 2:21): de historie van
de besnijdenis van onze Zaligmaker Jezus Christus. De tweede preek behandelt de
troostrijke Naam Jezus. Om tot de plaats binnen het geheel van het Nederlands
gereformeerd piëtisme te komen, is hieronder een definitie van “piëtisme” te
lezen.
De Nadere Reformatie is
die beweging binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerk in de zeventiende en
achttiende eeuw, die in reactie op de verflauwing van of een gebrek aan levend
geloof de persoonlijke geloofsbeleving en godsvrucht centraal stelde en van
hieruit inhoudelijke en procedurele reformatieprogramma's opstelde, bij de bevoegde kerkelijke, politieke en
maatschappelijke organen indiende en/of in aansluiting hierbij zelf een verdere
hervorming van kerk, samenleving en staat in woord en daad nastreefde.[1]
Als
men deze definitie van piëtisme hanteert, blijkt “Fonteyne, Tegens de sonde…” in
zijn geheel binnen de traditie van het piëtisme te passen. Johannes
Beeltsnijder snijdt vaak de persoonlijke geloofsbeleving aan. Wij dienen volgens Beeltsnijder de Heere Jezus
lief te hebben, want degene die Hem niet liefheeft, is vervloekt. Dan komt
Beeltsnijder met een opwekking, namelijk om de grote en onuitsprekelijke liefde
van Christus tot ons als arme afgeweken zondaars met behoorlijke wederliefde te
ontmoeten, nadat wij zijn bekeerd tot de Herder en de Toeziener van onze zielen.
Hier wijst Johannes Beeltsnijder op de noodzaak van wederliefde tot Christus. Beeltsnijder
haalt de bekering verschillende keren aan, waarbij hij sterk benadrukt dat je de bekering niet moet uitstellen, aangezien Gods eniggeboren Zoon Zich op de achtste dag
heeft laten besnijden. Voorin in het werk van Beeltsnijder staat dat zijn traktaat uitgegeven is
volgens de laatste Nationale Synode te Dordrecht.
Beeltsnijder
geeft in zijn werk (op pagina 56) aan
dat er al meer over de erenaam Jezus Christus geschreven is. Het betreft “Het
Lof Jesu Christi”, geschreven door Rudolphus Petri. Over deze Rudolphus Petri
wordt vermeld dat hij predikant was in de gemeente te Amsterdam. Het genoemde
boekwerk behandelt ook de erenaam Jezus Christus. Rudolphus Petri en de meeste
andere auteurs die over de besnijdenis en de naamgeving van Jezus preken, doen
dat vaak wel op ongeveer dezelfde wijze als Johannes Beeltsnijder. Beeltsnijder
legt sterke nadruk op de toepassing van het heil en de weerlegging van
dwalingen. Dit geldt voor velen in de tijd van Beeltsnijder of kort
daarvoor. De Reformatie was namelijk nog niet zolang ontwikkeld, en het
kernpunt van de Reformatie was het onder controle krijgen van de ware leer en
in de Nadere Reformatie het verwerven van het heil. Latere werken over deze
thema’s hebben dikwijls wel een andere vormgeving dan “Fonteyne, Tegens de
sonde…”. Men is vaak niet zo krachtig meer in het verwerpen van dwalingen. Dit
omdat men anders niet meer verdraagzaam was ten opzichte van andere
geloofsgemeenschappen.
[In december a.s. volgt deel 3 van mijn artikelenserie “Boekonderzoek: Johannem Beltsnider, Fonteyne, Tegens de Sonde ende onreynigheyt voor alle ware Christenen geopent; in de Leere ende Troostrijcke Name Iesu …, Amsteldam 1657”.]
[In december a.s. volgt deel 3 van mijn artikelenserie “Boekonderzoek: Johannem Beltsnider, Fonteyne, Tegens de Sonde ende onreynigheyt voor alle ware Christenen geopent; in de Leere ende Troostrijcke Name Iesu …, Amsteldam 1657”.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten