Omdat ik nu de deeltijdopleiding Godsdienst Pastoraal Werk aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) volg, lijkt het me goed om iets te schrijven over het pastoraat, maar ook over de geestelijke verzorging, omdat ik van november tot en met halverwege april jongstleden stage heb gelopen bij een geestelijk verzorger.
Allereerst het punt: is er verschil tussen 1) geestelijke verzorging en 2) pastoraat? Veel geestelijk verzorgers treffen in hun werkveld gesprekspartners aan die openstaan voor de Bijbel. Dat is doorgaans zeker het geval in een christelijk
verpleeghuis. Tijdens de stageperiode hebben de betreffende
geestelijk verzorger en ik uitvoerig over het beroepsveld van de geestelijke
verzorging gesproken. De betreffende geestelijk verzorger sprak over het verschil tussen 1) geestelijke
verzorging en 2) pastoraat, maar ook wel over de overeenkomsten hierin. Hij zei dat in het geval van geestelijke verzorging de gesprekspartner
de gespreksthema’s bepaalt, terwijl in het geval van het pastoraat in ieder
geval altijd de Bijbel een plaats heeft, ook als de gesprekspartner dat niet
wil. In de praktijk komt het er dan dus op neer dat de geestelijk verzorger wel
aan de gesprekspartner vraagt of hij/zij het goed vindt dat er een gedeelte uit de
Bijbel gelezen wordt, maar als het antwoord “nee” is, dan gebeurt het ook niet.
Als christen heb ik wel moeite met dit uitgangspunt. Want ook als personen niet
over de Bijbel willen spreken, is het goed om die personen toch het onschatbare
belang van geloof en bekering voor te houden, en dan gaat het uiteraard om
bekering tot de God van de Bijbel. In 2 Korinthe 5:11 lezen we bijvoorbeeld
over het ontzag voor de Heere, dat aanleiding geeft om mensen te overtuigen om
ook het christelijk geloof aan te hangen. Zo ging dat toch tijdens alle
zendingsreizen van Paulus. Paulus en zijn medebroeders zijn in behoorlijk wat
plaatsen geweest om mensen te overtuigen / te bewegen tot het christelijk
geloof. We lezen hier heel wat voorbeelden van in het Bijbelboek Handelingen en
in de brieven van Paulus.
Globaal kunnen we stellen dat geestelijke verzorging wat ruimer is dan pastoraat. Tijdens de colleges van CHE-docent Nico van der Voet heb ik dit ook zo begrepen. Ook in een individueel gesprek met hem op de CHE. Daarnaast heb ik grote delen gelezen van het boek “Nieuw handboek geestelijke verzorging” (3e druk (2015); 1e druk (2006)), een boek dat onder eindredactie staat van Jaap Doolaard. In hoofdstuk 4 van dat boek, getiteld “Over opleiding en competentie”, geschreven door mw. drs. D.E. Mooij-Kemp, staat dat door de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) het beroep van geestelijk verzorger gekenmerkt wordt door twee kwaliteiten: “De ambtshalve kwaliteit verwijst naar het op basis van opleiding en identiteitsbinding kunnen functioneren in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van een levensbeschouwelijk of religieus genootschap. De professionele kwaliteit verwijst naar de voor de beroepsuitoefening vereiste sociaal-wetenschappelijke, en theologische of levensbeschouwelijke kennis en naar het geheel van methodieken en vaardigheden die nodig zijn voor de patiënten en bewoners en voor het verdere functioneren als geestelijk verzorger in de zorginstelling.”[1] En hierbij geldt dus: “De verbinding van beide kwaliteiten in de persoon van de geestelijk verzorger maakt hem of haar competent voor de geestelijke verzorging van álle cliënten van een zorginstelling.”[2] Het gaat dus om alle cliënten. Daar kunnen dus ook cliënten bij zijn die niet christelijk zijn en/of cliënten die niet openstaan voor de Bijbelse boodschap. Gelet op de zienswijze van de VGVZ op geestelijke verzorging is geestelijke verzorging niet per se verzorging met de Bijbel als grondslag. Maar voor ik hier verder op doorga, wil ik eerst iets schrijven over pastoraat.
Globaal kunnen we stellen dat geestelijke verzorging wat ruimer is dan pastoraat. Tijdens de colleges van CHE-docent Nico van der Voet heb ik dit ook zo begrepen. Ook in een individueel gesprek met hem op de CHE. Daarnaast heb ik grote delen gelezen van het boek “Nieuw handboek geestelijke verzorging” (3e druk (2015); 1e druk (2006)), een boek dat onder eindredactie staat van Jaap Doolaard. In hoofdstuk 4 van dat boek, getiteld “Over opleiding en competentie”, geschreven door mw. drs. D.E. Mooij-Kemp, staat dat door de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) het beroep van geestelijk verzorger gekenmerkt wordt door twee kwaliteiten: “De ambtshalve kwaliteit verwijst naar het op basis van opleiding en identiteitsbinding kunnen functioneren in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van een levensbeschouwelijk of religieus genootschap. De professionele kwaliteit verwijst naar de voor de beroepsuitoefening vereiste sociaal-wetenschappelijke, en theologische of levensbeschouwelijke kennis en naar het geheel van methodieken en vaardigheden die nodig zijn voor de patiënten en bewoners en voor het verdere functioneren als geestelijk verzorger in de zorginstelling.”[1] En hierbij geldt dus: “De verbinding van beide kwaliteiten in de persoon van de geestelijk verzorger maakt hem of haar competent voor de geestelijke verzorging van álle cliënten van een zorginstelling.”[2] Het gaat dus om alle cliënten. Daar kunnen dus ook cliënten bij zijn die niet christelijk zijn en/of cliënten die niet openstaan voor de Bijbelse boodschap. Gelet op de zienswijze van de VGVZ op geestelijke verzorging is geestelijke verzorging niet per se verzorging met de Bijbel als grondslag. Maar voor ik hier verder op doorga, wil ik eerst iets schrijven over pastoraat.
Hierbij moet ik natuurlijk ook iets schrijven over “pastoraat” in het
algemeen. Enkele jaren geleden heb ik het boek “Liefdevol oog en open oor. Handboek
pastoraat in de christelijke gemeente” (4e druk (2010); 1e
druk: 1999), dat onder redactie staat van dr. H.C. van der Meulen, gelezen. Ik
kan me nog herinneren dat hierin verschillende stromingen van pastoraat worden
beschreven. Ik heb het boek er weer even bij gepakt en in hoofdstuk 1 gaat dr.
Van der Meulen, voormalig docent Praktische Theologie aan de Protestantse
Theologische Universiteit, in op de verschillende stromingen binnen de
pastorale theologie.
·
Zo is er het kerugmatische pastoraat.[3]
De vader hiervan is de Zwitserse theoloog E. Thurneysen (1888-1974). Hij heeft
als uitgangspunt dat het Woord, dat zondags tot de gemeente als geheel komt en
dat als inhoud de vergeving dankzij Jezus Christus heeft, in de zielzorg aan de
enkeling persoonlijk wil worden gebracht.[4]
Thurneysen zegt ook wel dat de zielzorg gebruik kan maken van de psychologie,
als een hulpwetenschap, die het onderzoeken van het innerlijk leven van de mens
dient.[5]
Ook moet de zielzorg luisteren naar wat psychiatrie en psychotherapie inzake
het door ziekte bedreigde en gestoorde leven kunnen vertellen.[6]
Maar in haar mensvisie laat de zielzorg zich uiteindelijk leiden door het
evangelie der genade.[7]
· Er is ook het therapeutisch pastoraat.[8]
De voornaamste vertegenwoordiger van deze richting is de Amerikaan Seward
Hiltner (1909-1984) en deze richting heeft duidelijk verschillen met het
kerugmatische pastoraat.[9]
Niet het onderscheid en de afstand tussen God en de mens wordt benadrukt, maar
juist de nadruk op de verbinding van God en mens.[10]
In het therapeutisch pastoraat wordt het uitgangspunt genomen in het eigene van de
mens en zijn gevoelsleven.[11]
·
Bij het charismatisch pastoraat horen tot de
kern twee thema’s: genezing en bevrijding.[12]
“Genezing” slaat op lichamelijke en op innerlijk genezing, waarbij de arts
bewust of onbewust een dienaar van Christus is.[13]
“Bevrijding” heeft betrekking op de greep van de kwade machten.[14]
In het charismatisch pastoraat wordt een belangrijke plaats ingeruimd voor
gebed, handoplegging, loflied, zegening en zalving, dit alles in het vertrouwen
van de concrete werkzaamheid van de Heilige Geest.[15]
Er wordt bovendien sterke nadruk gelegd op de rijkdom aan charisma (= gaven),
die de verhoogde Christus door de Geest aan Zijn gemeente schenkt.[16]
·
Bij het hermeneutisch pastoraat moet niet de verkondiging
en ook niet de psychologie eenzijdig de toon aangeven, maar theologie en
psychologie moeten als gelijkwaardige partners met elkaar in gesprek zijn.[17]
Volgens de vader van het hermeneutisch pastoraat, Charles V. Gerkin, speelt
pastorale zorg zich af tussen enerzijds het verhaal van de christelijke
gemeente en haar traditie en anderzijds de bijzondere levensverhalen van de
mensen.[18]
Er zijn uit al deze vormen van pastoraat wel goede dingen te halen.
Het is ook duidelijk dat in al deze vormen van pastoraat duidelijk de Bijbel
een bepaalde plaats inneemt. Dat hoeft dus niet het geval te zijn bij
geestelijke verzorging. Ik denk dat het therapeutisch pastoraat wel het beste
aansluit bij de omschrijving die mijn (nu dus voormalige) stagebegeleider van geestelijke
verzorging gaf: “Pastoraat komt op vanuit God, maar geestelijke verzorging
vanuit de mens.” Bij therapeutisch pastoraat wordt dus ook het gevoel van de
mens als uitgangspunt genomen. Belangrijk verschil is wel dat de verbinding
tussen God (= de christelijke God) en mens in een pastoraal gesprek ter sprake komt.
Dat hoeft dus niet zo te zijn in de geestelijke verzorging. Toch is het dus wel
zo dat als een geestelijk verzorger in een (protestants-)christelijke
instelling werkt, de kans groter is dat cliënten openstaan voor een woord uit
de Bijbel. Er wordt toch ook wel verschillend over geestelijke verzorging
gedacht. Een andere geestelijk verzorger die ik in maart jl. sprak, gaf aan het
absoluut niet eens te zijn met het uitgangspunt dat geestelijke verzorging
opkomt vanuit de mens. Hij werkt ook in een christelijk verpleeghuis. Bij cliënten
die niet over de Bijbel willen spreken, gaat hij niet op bezoek. Dit vindt de
geestelijk verzorger bij wie ik stage heb gelopen, verwerpelijk. Zelf vind ik
dit lastig. Enerzijds kan ik me voorstellen dat je niet bij zo iemand op bezoek
gaat, want de Bijbel dichtlaten, is nogal wat. We leren de Heere in het
bijzonder kennen door Zijn Woord te lezen. De Heere Jezus zegt immers (Joh.
5:39, HSV): “U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor eeuwig leven te
hebben, en die zijn het die van Mij getuigen.” Anderzijds is er ook het
argument dat ik van de geestelijk verzorger bij wie ik stage heb gelopen en van een geestelijk verzorger die ik afgelopen april sprak en bij wie ik mogelijk nog
stage ga lopen, dat het aan je eigen houding als goed is te zien dat je een
christen bent. Alleen al door de vraag “Vindt u het goed als ik een gedeelte
uit de Bijbel lees?” te stellen, is al een teken dat je de Bijbel hoog acht.
Dat moet ik toch ook zeker zeggen.
Zelf vind ik het lastig om me aan te sluiten bij een van de vier beschreven vormen van de pastorale theologie. Er zijn van al deze stromingen voordelen, maar ook nadelen aan te wijzen. Wel kan ik me goed vinden in de definitie die dr. H.C. van der Meulen geeft van “pastoraat”: pastoraat is het onder de hoede van de Goede Herder, in
gehoorzaamheid aan Zijn Woord en in de kracht van de Heilige Geest binnen en
vanuit de charismatische gemeente van Jezus Christus via ontmoeting, gesprek en
ritueel omzien naar mensen op hun levens- en geloofsweg binnen de context van
de samenleving.”[19] Twee
zaken vallen mij hierin vooral op: gehoorzaamheid aan Gods Woord en de kracht
van de Heilige Geest. God vraagt inderdaad gehoorzaamheid van ons – denk
bijvoorbeeld aan de Tien Geboden en de hoofdsom hiervan – en Gods kracht in ons
leven is weliswaar onverdiend, maar onmisbaar als het gaat om het praktische
leven van alle dag, maar zeker ook in het geestelijk leven (zie bijvoorbeeld
Joh. 3:5).
Machiel Lock
[1] Jaap
Doolaard (eindredactie), Nieuw handboek
geestelijke verzorging, Kampen: Kok, 2015 (3e druk, 1e
druk: 2006), p. 132
[2] Jaap
Doolaard (eindredactie), Nieuw handboek
geestelijke verzorging, p. 132
[3] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor. Handboek pastoraat in de christelijke gemeente, Zoetermeer:
Boekencentrum, 2010 (4e druk; 1e druk: 1999), p. 11
[4] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor, p. 12
[5] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor, p. 13
[6] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor, p. 13
[7] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor, p. 13
[8] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor, p. 13
[9] H.C. van
der Meulen (redactie), Liefdevol oog en
open oor, p. 13
[10] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 14
[11] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 14
[12] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 17
[13] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 17
[14] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 17
[15] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 17
[16] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 17
[17] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 18
[18] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 18
[19] H.C.
van der Meulen (redactie), Liefdevol oog
en open oor, p. 20
Geen opmerkingen:
Een reactie posten