zaterdag 5 september 2020

Bijbelboeken Spreuken, Prediker en Hooglied

Inmiddels ben ik tijdens mijn persoonlijke Bijbelstudie al volop in Jesaja aan het lezen. Tussen de Psalmen en Jesaja bevinden zich de Bijbelboeken Spreuken, Prediker en Hooglied.

In het Bijbelboek Spreuken komen meerdere onderwerpen aan de orde. De kern is wel: “De vreze des HEEREN is het beginsel van de wijsheid”, zoals we lezen in 1:7a en 9:10a. In hoofdstuk 1 lezen we ook over de opperste Wijsheid. Deze Wijsheid keurt het gedrag van de dwazen, die de wijsheid haten, af. Het Hebreeuwse woord dat in 1:20 voor “Wijsheid” staat, חָכְמֹות, komt in Spreuken naast 1:20 nog in twee verzen voor: 9:1 en 24:7, verder in Psalm 49:4. Maar in het Hebreeuws is er woord dat er veel op lijkt, namelijk חָכְמָה, dat ook “wijsheid” betekent. Dit komt aanzienlijk meer voor in de Hebreeuwse Bijbel, namelijk 149 keer, waarvan in Spreuken de meeste keer (39 keer), gevolgd door Prediker (28 keer). 

Onder andere in Spreuken 9:10 komen we dit woord tegen, in een absoluut kernvers van Spreuken. Al in 1:2 lezen we dit woord. De Spreuken van Salomo, de zoon van David, hebben immers als doel om wijsheid en vermaning te kennen, om de woorden van inzicht te begrijpen. Verder komen we חָכְמָה tegen in 1:7, 2:2, 2:6, 2:10, 3:13, 3:19, 4:5, 4:7 (2x), 4:11, 5:1, 7:4, 8:1, 8:11, 8:12, 9:10, 10:13, 10:23, 10:31, 11:2, 13:10, 14:6, 14:8, 14:33, 15:33, 16:16, 17:16, 17:24, 18:4, 21:30, 23:23, 24:3, 24:14, 28:26, 29:3, 29:15, 30:3, 31:26. Ik noem ook gelijk de verzen waar dit woord in Prediker voorkomt: 1:13, 1:16 (2x), 1:17, 1:18, 2:3, 2:9, 2:12, 2:13, 2:21, 2:26, 7:10, 7:11, 7:12 (2x), 7:19, 7:23, 7:25, 8:1, 8:16, 9:10, 9:13, 9:15, 9:16 (2x), 9:18, 10:1 en 10:10. Als ik de genoemde teksten uit Spreuken lees, dan valt mij op dat de verstandige mensen wijsheid betrachten. Aan wijsheid wordt in veel teksten in Spreuken “verstand” gekoppeld. Feitelijk is dat natuurlijk de bedoeling van heel Spreuken. Een voorbeeld hiervan is Spreuken 17:24, waar de ogen van de dwaas tegenover die van de verstandige worden gesteld. Voor het woord “dwaas” staat in het Hebreeuws כְּסִיל, dat 70 keer voorkomt in de Hebreeuwse Bijbel, waarvan 3 keer in de Psalmen, 49 keer in Spreuken en 18 keer in Prediker. Onder andere in Spreuken 3:35 komt het woord “dwaas” voor, hier in het meervoud, gesteld tegenover “wijzen”. Wijzen zullen eer erven, maar dwazen nemen schande op zich. Voor het woord “wijzen” staat hier in het Hebreeuws חָכָם. Dit woord komt 138 keer voor in de Hebreeuwse Bijbel, waarvan verreweg de meeste keren in Spreuken (47x) en Prediker (21x). Daaruit kunnen we zeker stellen dat de tegenstelling tussen verstandigheid/wijsheid tegenover dwaasheid een absoluut kernthema is in Spreuken en Prediker. 

Als aanhef in Spreuken staat “De spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël.” (Spreuken 1:1)  Salomo’s naam wordt ook genoemd in 10:1 en 25:1. In het laatstgenoemde vers staat dat ook dit spreuken van Salomo zijn, die de mannen van Hizkia, de koning van Juda, overgeschreven hebben. Hizkia regeerde van 715-686 v.Chr., terwijl Salomo als koning van Israël – het rijk was nog niet gescheurd –  regeerde van 972-932 v.Chr, ruim 2 eeuwen eerder dus. Hizkia was een godvrezende koning, die recht deed in de ogen van de HEERE, in overeenstemming met alles wat zijn vader David had gedaan (zie 2 Koningen 18:3). Onder koning Hosea van Israël (een tijdgenoot van Hizkia, was niet de profeet Hosea) werd het volk Israël in ballingschap gevoerd door de Assyriërs, terwijl Hizkia dankzij Gods hulp aan deze ballingschap wist te ontkomen. Na dit uitstapje ga ik in mijn betoog weer terug naar Salomo en zijn spreuken. Volgens 1 Koningen 4:32 sprak Salomo 3000 spreuken en 1005 liederen. In Spreuken 22:17 en 24:23 lezen we over “de spreuken van de wijzen”. Wie deze wijzen precies waren, staat er niet bij vermeld. Wel is duidelijk dat ze in dezelfde geest spraken als die van Salomo. In 22:17-24:34 lezen we de woorden van deze wijzen. Verder worden in Spreuken nog twee spreukenschrijvers genoemd: Agur (30:1) en Lemuël (31:1). Veel verklaringen zeggen dat het niet bekend is wie dat waren. Ze spraken beiden in ieder geval wijze woorden. Agur bidt om twee dingen voordat hij sterft: doe ijdelheid en leugentaal ver van mij weg, en geef mij geen armoede of rijkdom (30:8). Bij rijkdom schuilt het gevaar dat hij God zal gaan verloochenen en bij armoede schuilt het gevaar dat hij gaat stelen. Beide gevaren zijn een aantasting van Gods Naam. Het gaat er juist om dat God verheerlijkt moet worden. Wie wijs en verstandig is, die doet dat.

Prediker is geschreven door de Prediker, de zoon van David en de koning in Jeruzalem (zie 1:1). Mogelijk is deze Prediker Salomo, maar dat is niet helemaal zeker. De naam Salomo lezen we nergens in Prediker. Wel ligt het voor de hand dat het Salomo was. Prediker omschrijft zichzelf als iemand die wijsheid heeft vergroot en vermeerderd, meer dan allen die vòòr hem geweest zijn in Jeruzalem (zie 1:16) en als iemand die grote dingen tot stand heeft gebracht – o.a. bouwen van huizen, planten van wijngaarden, aanleggen van tuinen, verwerven van slaven en slavinnen, vergaren van zilver en goud, zorgen voor zangers (zie 2:4-8). Hij werd groter en nam toe, meer dan allen die vòòr hij in Jeruzalem geweest zijn (zie 2:9). Deze zaken passen precies in de situatie van Salomo: God gaf hem een wijs en verstandig hart, meer dan allen die vòòr hem geweest zijn en na hem komen zullen, en God gaf hem ook rijkdom, waar hij niet om gevraagd had (zie 1 Koningen 3:11-13). In ieder geval was de schrijver van het boek Prediker een wijsheidsleraar. De eerste woorden van Prediker na de aanhef zijn: “IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.” (Statenvertaling GBS-editie). In het Hebreeuws staat voor “ijdelheid” het woord הֶבֶל . Dit woord komt 73 keer voor in de Hebreeuwse Bijbel, waarvan verreweg de meeste keren in het Bijbelboek Prediker (38x). In Prediker komen we het tegen in 1:2 (5x), 1:14, 2:1, 2:11, 2:15, 2:17, 2:19, 2:21, 2:23, 2:26, 3:19, 4:4, 4:7, 4:8, 4:16, 5:6, 5:9, 6:2, 6:4, 6:9, 6:11, 6:12, 7:6, 7:15, 8:10, 8:14 (2x), 9:9 (2x), 11:8, 11:10 en 12:8 (3x). Het woord הֶבֶל is enigszins lastig te vertalen. De Herziene Statenvertaling kiest voor “vluchtigheid”, de Nieuwe Bijbelvertaling voor “lucht en leegte” en de NBG’51 kiest net als de Statenvertaling voor “ijdelheid”. De NICOT geeft als vertaling “zinloosheid van zinloosheid” (of meer traditioneel “ijdelheid van ijdelheden”, is nu problematisch omdat het voornamelijk wordt gebruikt als verwijzing naar zelfvertrouwen”). De WBC schrijft dat het woord הֶבֶל op verschillende manieren kan worden vertaald: met zinloos, absurd, nutteloos, etc.. Matthew Henry legt de passage “ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid” uit Prediker 1:2 m.i. mooi uit: “Het was geen nieuwe tekst; zijn vader had meer dan eens in dezelfde zin gesproken. De waarheid, die hier uitgesproken wordt, is: dat alles ijdelheid is, alles, behalve of buiten God, en beschouwd als afgezonderd van Hem, het al van deze wereld, alle wereldlijke bezigheden en genietingen, het al, dat in de wereld is, zie 1 Johannes 2:16, alles wat aangenaam is aan onze zinnen en onze verbeelding streelt in deze tegenwoordige staat, genoegen verschaft aan onszelf, of ons roem bezorgt bij anderen.” (vertaling dr. H. Bavinck, ik heb het iets overgezet naar hedendaags Nederlands). Er zijn naast “ijdelheid” nog meer kernthema’s in Prediker, zie de bijgevoegde kopie vanuit de HSV-Studiebijbel, pp. 1082-1083. Toen ik Prediker las, viel het me wel op dat hij regelmatig aan elkaar tegengestelde beweringen doet. Prediker legt erop toe met wijsheid te onderzoeken (zie 1:13), maar later vraagt hij zich af wat de wijze vóór heeft op de dwaas (zie 6:8). In 2:2 noemt hij het lachen dwaasheid en vraagt hij zich (retorisch) af wat het gevolg is van blijdschap, terwijl hij in 3:12 o.a. stelt dat er voor de mensenkinderen niets beters is dan zich te verblijden. In 4:2 prijst hij de doden boven de levenden, terwijl hij in 9:4 schrijft dat de levenden hoop hebben. In 8:15 prijst hij de blijheid, omdat de mens onder de zon het beste kan eten, drinken en zich verblijden, terwijl hij in 11:9 schrijft dat God de in de dagen van de jeugd gedane blijheid en de vrolijkheid in het gericht brengt. Ik moet het nog verder uitzoeken, maar het is in ieder geval duidelijk dat we de teksten in hun context moeten lezen. Dan hoeft er geen (directe) tegenstelling tussen de teksten te zijn. 

Hooglied beschrijft de liefde tussen een man (de bruidegom) en een vrouw (de bruid). In de Bijbel met uitleg, p. 1021, staat: "De liefde tussen man en vrouw is in Hooglied een beeld van de liefde tussen Christus en Zijn bruidsgemeente". Deze opvatting is gangbaar vanuit het geheel van de Bijbel. In Efeze 5:22-33 schrijft Paulus over het huwelijksleven. Zoals de man het hoofd is van de vrouw, zo is Christus het Hoofd van de gemeente. En zoals Christus de gemeente liefheeft, zo dient de man zijn vrouw lief te hebben. Christus heeft Zijn gemeente lief, en de ware gelovigen hebben Christus lief. Als we Hooglied zo lezen, gaat het volgens de HSV-Studiebijbel om de allegorische exegese: de beschrijving van de liefde tussen God en Zijn volk en in het verlengde hiervan de liefde tussen Christus en Zijn bruid (Zijn bruid = hetzij de kerk, hetzij de individuele gelovige). Toch is dit niet de enige mogelijke uitleg. Ik noem nog een andere. Hooglied kan ook gezien worden als een bundel liefdesliederen. De HSV-Studiebijbel noemt dit de anthologische exegese. In Hooglied wordt het verlangen van de liefde gevierd. Persoonlijk voeg ik hieraan toe dat de liefde inderdaad de juiste basis voor het huwelijk is (lees opnieuw Efeze 5:22-33). Voor de beide exegeses valt dus wat te zeggen. Er zijn ook schaduwkanten aan de beide verklaringen, waar de HSV-Studiebijbel op wijst: de allegorische kan tekortdoen aan Gods goede scheppingswerk, zoals dat o.a. tot uiting komt in de liefde binnen het huwelijk; de anthologische kan tekortdoen aan de samenhang die er wel degelijk is in Hooglied: de liefde tussen de man en de vrouw is te volgen van het verlangen tot elkaar tot aan het huwelijk toe, en de titel 'Hooglied' duidt op het 'allermooiste lied' en dus niet op een verzameling losse liederen. In het Hebreeuws heet 'Hooglied' letterlijk: "het Lied der liederen" (Hooglied 1:1). Persoonlijk pleit ik het meest voor de allegorische exegese, wel valt er tegelijkertijd meer van Hooglied te leren: liefde in het huwelijk is een gave van God. Naast de hoofdpersonen de Bruidegom en de bruid komen er in Hooglied nog meerdere personen voor.

Momenteel ben ik tijdens mijn persoonlijke Bijbelstudie in Jesaja aan het lezen. Vandaag las ik de hoofdstukken 55, 56 en 57. Zodra ik aan het einde gekomen ben en Jeremia ga bestuderen, hoop ik iets over het Bijbelboek Jesaja te schrijven.

Graag wens ik u voor morgen een goede zondag toe.

Machiel Lock


Geen opmerkingen:

Een reactie posten