vrijdag 31 juli 2020

Aantekeningen bij Mattheüs 16:18-19

Afgelopen zaterdag was ik in de Sint-Petrus’ Bandenkerk te Venray. In deze kerk is een beeld te vinden dat Petrus moet voorstellen, met in zijn linkerhand een boek en in zijn rechterhand sleutels. Het laatste verwijst naar Mattheüs 16:18-19, waar we onder andere lezen dat Jezus tegen Petrus zegt dat Hij (Jezus) de sleutels van het Koninkrijk der hemelen aan Petrus zal geven. Dit is één van de teksten – ik denk de belangrijkste – waarop de Rooms-Katholieke Kerk het pausdom baseert. In het boek “Het instituut Rooms-Katholieke Kerk. Compleet overzicht”, geschreven door voormalig KRO-secretaris Hans Wortelboer, staat op p. 348: “Zijn [Petrus] van Jezus van Nazareth ontvangen opdracht, zoals vermeld in het evangelie van Mattheüs, zijn optreden vanaf de start van de Kerk in Jerusalem, zoals door de evangelist Lukas beschreven in de Handelingen van de Apostelen, en zijn wederwaardigheden in Rome volgens enkele vroegchristelijke geschiedschrijvers, maakten dat Petrus in de Rooms-Katholieke Kerk beschouwd wordt als de eerste onder de apostelen en als zodanig als de eerste paus, … .”

Nieuwtestamenticus dr. Jakob van Bruggen merkt op dat er over Mattheüs 16:18 in de westerse kerkgeschiedenis in de 19e en de 20e eeuw overeenstemming gegroeid is op twee punten:
1.      Het gaat hier niet over de belijdenis, maar over de belijder (Petrus);
2.      Het gaat hier over Petrus (en de andere leerlingen), niet over latere opvolgers.

Nu geef ik een samenvatting van wat Van Bruggen over Mattheüs 16:18-19 schrijft.

In vers 18 spreekt Jezus over het bouwen van een Vergadering op een rotsbodem. Deze rots kan moeilijk met de gehele belijdende gemeente worden vereenzelvigd. Ook verhindert de concrete aanspraak (“u bent”, “op deze rots” en “Ik zal u geven”) de woorden van Jezus te abstraheren tot de belijdenis als fundament voor alle belijders. Indien de Vergadering zelf voor een deel fundering blijft, dan moeten er door de eeuwen heen steeds opnieuw pausen als opvolgers van Petrus het fundament vormen. Van Bruggen verklaart dat Jezus niet zegt dat Hij op deze Petrus Zijn gemeente bouwt, maar op deze rotsbodem (petra). Wel komt de steen uit de rots voort en is deze van hetzelfde materiaal. De steen komt uit de hemel gevallen: de hemelse Vader alleen heeft een openbaring gegeven. Dankzij die wederbarende openbaring is Simon met de anderen een volhardende gelovige. Als begenadigd belijder is Simon werkelijk een steenblok van God. Op dit materiaal, op deze rots, bouwt Jezus Zijn gemeente. Simon mag individueel heten naar wat alle leerlingen samen zijn: de rots waarop Jezus bouwt. Het fundament waarop Jezus zijn Vergadering bouwt, wordt dus gevormd door de leerlingen die de openbaring ontvangen: Simon is daar één van. Vers 19 geeft volgens Van Bruggen aan op welke wijze Jezus op het fundament van de leerlingen een gemeente zal gaan vergaderen. Daartoe zal Hij hun de sleutels tot de poorten van het hemelrijk uitreiken: hun instructies voor het binnengaan zullen dan bindend zijn voor alle mensen en door hun aanwijzing zullen velen behouden worden tot een Vergadering op deze rots van leerlingen die uit het goede materiaal zijn gevormd (belijdend dankzij de openbaring van de hemelse Vader).

Wat ik mooi vind aan de uitleg van Van Bruggen is dat hij Petrus niet centraal stelt alsof het in de kerk om Petrus draait. Christus is de Hoofd van de kerk. Dat erkent als goed is iedere kerk. Petrus is één van degenen die Jezus Christus als de Zaligmaker belijden. Jezus bouwt Zijn gemeente op al Zijn volgelingen. Met deze uitleg hoeven we aan Petrus naast zijn apostelschap niet een nog hoger ambt toe te kennen. Dat neemt niet weg dat Petrus in zijn naam letterlijk mag heten naar wat alle volgelingen van Christus samen zijn: de rots (petra) waarop Jezus bouwt (er is geen betekenisverschil tussen Πέτρος (Petrus) en πέτρα (petra): rots, steen). Op deze uitleg sluiten in hoofdlijnen ook andere Bijbelverklaarders aan, ik geef enkele citaten:

Johannes Calvijn: De naam “rots” wordt toegepast op Simon afzonderlijk, en aan andere gelovigen, omdat ze gebouwd zijn op het geloof in Christus, en door een heilige toestemming samengevoegd zijn tot een geestelijk gebouw, opdat God in het midden van hen kan wonen (zie Ezechiël 43:7). In vers 19 begint Christus te spreken over het openbaar ambt, dat is van het apostelschap, dat Hij waardig acht met een dubbele titel. Ten eerste zegt Hij dat de predikers van het Evangelie als het ware dragers van het Koninkrijk der hemelen zijn, omdat zij Zijn sleutels dragen; en ten tweede voegt Hij eraan toe dat ze zijn bekleed met een macht van binden en losmaken, dat in de hemel wordt bekrachtigd. Christus spreekt Petrus alleen aan: dat doet Hij, omdat Petrus alleen, in de naam van allen, beleden heeft dat Christus de Zoon van God is, en tot hem alleen is de toespraak gericht, die evenzeer geldt voor de rest. Calvijn erkent dat tussen de twee Griekse woorden Πέτρος (Petrus) en πέτρα (petra) geen betekenisverschil is behalve dat de eerste tot het Attisch behoort en de tweede tot het gewone dialect. Maar Mattheüs heeft het geslacht van het zelfstandig naamwoord opzettelijk veranderd, om een andere zaak duidelijk te maken.

Matthew Henry: Petrus heeft in de naam van de kerk Christus beleden, en tot hem (Petrus) wordt dus de belofte, die bestemd is voor de kerk, gericht. Men verliest er niets bij, door volvaardig Christus te belijden, want zij die Hem aldus eren, zullen door Hem geëerd worden. Bij gelegenheid van deze grote belijdenis van Petrus over Christus, die de hulde en trouwbelofte is van de kerk, tekende Christus deze koninklijke en goddelijke oorkonde, waardoor zij, de kerk, Hem wordt ingelijfd. Zodanig is de gemeenschap tussen Christus en de kerk, de Bruidegom en de bruid. Van het begin af heeft God een kerk in de wereld gehad, en zij is gebouwd op de rots van het beloofde Zaad, zie Genesis 3:15.

New International Commentary on the New Testament: Petrus moet een “rots” zijn. En een belangrijke functie van een rots, zoals Matth. 7:24-27 er ons aan heeft herinnerd, is om een ​​stevig fundament voor een gebouw te bieden. Dus op deze rots zal Jezus Zijn kerk bouwen en die zal voor altijd veilig zijn. Door de bekende LXX-term ἐκκλησία (ekklēsia) te gebruiken om de gemeenschap te beschrijven die zal voortkomen uit Jezus’ bediening, ontwikkelt Mattheüs een belangrijk typologisch thema van de continuïteit van het volk van God in het Oude en het Nieuwe Testament, maar het drukt niets uit van de formele, hiërarchische structuren die ons woord "kerkelijk" nu heeft. Er is sprake van goddelijke leiding om Petrus in staat te stellen om te handelen in overeenstemming met Gods vastgestelde doel.

Baker Exegetical Commentary on the New Testament: Petrus’ besef van de ware identiteit van Jezus te midden van verwarring onder de bevolking (zie Matth. 16:14) is niet te danken aan menselijke genialiteit, maar aan goddelijke openbaring (zie Matth. 11:25-27; 13:10-17; Joh. 6:63,65). Jezus gaat verder met het uitspreken van de fundamentele autoriteit van Petrus in de kerk, die Jezus zal bouwen. Het woord ἐκκλησία (ekklēsia) komt in de evangeliën alleen hier en in 18:17 voor. Het heeft hier een meer globale betekenis (vergelijk met Hand. 20:28; 1 ​​Kor. 12:28; Ef. 1:22; 5:25; Hebr. 12:23) en in Matth. 18:17 een meer lokale betekenis (vergelijk met Hand. 8:1; 14:23; 1 Kor. 1:2; Openb. 1:4). Jezus verbindt de kerk met het Koninkrijk door de sleutels van het Koninkrijk aan Petrus te geven, de fundamentele apostel van de kerk. Dit geeft aan dat de kerk de aardse vertegenwoordiging van het Koninkrijk is.

Word Biblical Commentary: De uitgebreide betekenis van de leer die tot Petrus wordt gesproken valt samen met wat er in de vroege geschiedenis van de kerk gebeurde volgens het Bijbelboek Handelingen. Petrus en de apostelen waren de verkondigers van het evangelie en ze waren van vitaal belang bij elke nieuwe fase van vooruitgang bij het overwinnen van traditionele barrières. En hoewel Paulus uiteindelijk de “apostel van de heidenen” zou worden, was het door de prediking van Petrus dat het evangelie voor het eerst tot de heidenen kwam (Handelingen 10). Het is vooral hier, in een belangrijk keerpunt van de geschiedenis van de kerk, dat Petrus het meest voorbeeldig gebruik maakt van de “sleutels” en van zijn gezag om te “los te laten”.

Machiel Lock
Giessenburg, juli 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten