In mijn persoonlijk Bijbellezen ben ik nu in het bijzonder aan
het lezen in de Psalmen. Veel Psalmen zijn geschreven door en/of gaan over
David.
Meerdere Psalmen gaan over David, die op de vlucht is voor zijn
vijanden (zie de eerste bijgevoegde foto bij dit bericht, vanuit de “Bijbel met
uitleg”, p. 471). Zo heeft David Psalm 52 geschreven n.a.v. het verraad van
Doëg de Edomiet (zie 1 Samuël 22:9-19), Psalm 54 n.a.v. het verraad van de
Zifieten (zie 1 Samuël 23:19; 26:1), Psalm 55 n.a.v. een verrader onder Davids
kennissen (mogelijk Achitofel, zie 2 Samuël 15:31), Psalm 56 schreef David toen
de Filistijnen hem gepakt hadden en hij ternauwernood van hen wist te ontkomen
omdat hij zich ging gedragen als een dwaas (zie 1 Samuël 21:10-15), Psalm 57
n.a.v. Saul die op jacht was naar David en waarbij David zich schuilhield in
een spelonk (zie 1 Samuël 22:1 en 24:3), Psalm 59 n.a.v. de boden die Saul naar
Davids huis had gestuurd om David te doden (zie 1 Samuël 19:11), Psalm 60
n.a.v. Davids gevecht tegen de Syriërs en toen Joab terugkwam nadat hij 12.000
Edomieten in het Zoutdal verslagen had (mogelijk gaat 2 Samuël 8:13 over
dezelfde geschiedenis, maar daar lezen we over 18.000 Edomieten en over David
die hen versloeg) en Psalm 63 gaat over David die in de woestijn van Juda was,
op de vlucht voor zijn vijanden. In de woestijn van Juda: dit kan de vlucht
voor Saul zijn geweest (zie 1 Samuël 22:5; 23:14-15; 24:2).
David moet voortdurend op de vlucht voor Saul, de koning van
Israël. Hij vlucht van hot naar her om aan de wrede Saul te ontkomen (zie de
eerste bijgevoegde foto bij dit bericht, vanuit de “Bijbel met uitleg”, p.
475). De aanleiding hiervoor is de jaloersheid van Saul. David wint aan
populariteit onder het volk Israël. Op een dag, als David en zijn manschappen
terugkomen van het verslaan van de Filistijnen, trekken de vrouwen uit de
steden van de Israël met gezang en reidans Saul tegemoet met muziek, terwijl ze
zingen: "Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!"
(zie 1 Sam. 18:6-7). Saul is daarover zo verbolgen dat hij David probeert te
doden. David speelt elke dag op de harp. Saul probeert hem met een speer aan de
wand te spietsen, maar het mislukt. Saul bespreekt met al zijn dienaren en met
zijn zoon Jonathan om David te doden. Jonathan is echter bevriend met David.
Saul stuurt boden naar het huis van David om David te bewaken en om hem te
doden. Maar Davids vrouw Michal laat David door een venster naar beneden,
waarna David op de vlucht slaat (zie 1 Sam. 19:12). David vlucht naar Samuël in
Rama. Dit wordt aan Saul geboodschapt. Hij stuurt boden om David te halen, maar
het lukt hen niet David mee te nemen. Ook Saul zelf lukt het niet.
Als David naar Nob vlucht, komt hij bij de priester Achimelech,
een achterkleinzoon van Eli (zie 1 Sam. 21:1). Eén van de knechten van Saul,
Doëg de Edomiet, merkt dit op. Hij verraadt David aan Saul. David vlucht
vervolgens weer. Van Achimelech krijgt hij het zwaard van Goliath mee, dat in
de tabernakel werd bewaard. David komt bij Achis, de koning van Gath (zie 1
Sam. 21:10). De knechten van Achis herkennen hem. Werd er immers niet gezongen:
"Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?"
David wordt dan erg bang. Hij gaat zich dan als een krankzinnige gedragen.
Vervolgens gelooft Achis niet dat hij David is. David vlucht verder en komt in
de grot van Adullam (zie 1 Sam. 22), waarnaar ook zijn broers en het hele huis
van zijn vader komen. Daarnaast komen ongeveer 400 mannen bij David die gebukt
gaan onder het beleid van Saul. Vervolgens zegt de profeet Gad tegen David dat
hij naar het land van Juda moet gaan. Saul klaagt Achimelech aan, omdat die
David geholpen heeft. Achimelech verdedigt David en zegt dat David hem (Saul)
als zijn (Sauls) schoonzoon – Michal is een dochter van Saul – altijd trouw is
geweest. Saul beveelt echter dat Achimelech en zijn hele huisgezin gedood
moeten worden. Doëg vermoordt 85 priesters en vervolgens vermoordt hij iedereen
in de stad Nob. Alleen Abjathar, een zoon van Achimelech, weet aan het bloedbad
te ontkomen en vlucht naar David.
Even later trekt David naar de woestijn Zif en krijgt daar
bezoek van Jonathan (zie 1 Sam. 23:14-28). De Zifieten gaan naar Saul in Gibea
en ze verraden David aan Saul. Als David de woestijn Maon intrekt, lukt het
Saul om David en zijn mannen te omsingelen. Op dat ogenblik komt een bode naar
Saul en roept hem op om te komen, want de Filistijnen zijn Israël
binnengevallen. Daarop staakt Saul zijn strijd tegen David en hij gaat de
Filistijnen tegemoet. De plaats waar dit gebeurt, is men Sela-Machlekôth gaan
noemen.
David trekt vandaar op en komt in de rotsvestingen van Engédi
(zie 1 Sam. 24:1). Dat geeft men Saul te kennen. Saul neemt 3000 mannen uit
geheel Israël om David en zijn mannen op te zoeken. Als Saul een spelonk
binnengaat om zijn behoefte te doen, zeggen de mannen van David dat de HEERE
zegt dat Hij Davids vijand in Davids hand geeft. David staat op en snijdt
stilletjes een stukje van Sauls mantel af. David wil Saul echter niet doden,
omdat Saul de gezalfde van de HEERE is. Als Saul de spelonk verlaat, spreekt
David Saul aan. David geeft Saul aan dat hij (Saul) zich te veel laat
beïnvloeden door mensen. Ook zegt David dat hij hem (Saul) bewust niet heeft
gedood. Saul heeft vervolgens berouw en erkent dat David de nieuwe koning van
Israël wordt.
Dit berouw van Saul is echter van korte duur. David houdt zich
schuil op de heuvel Hachila; en de Zifieten (uit Juda, dezelfde stam als
David!) verraden hem opnieuw bij Saul (zie 1 Sam. 26:1). Saul trekt er opnieuw
op uit met 3000 mannen om David te doden. Als Saul ligt te slapen, neemt David
Sauls waterkruik en speer mee, die hij laat zien aan Sauls generaal Abner als
bewijs dat hij Saul bewust niet heeft gedood. Saul komt opnieuw tot inkeer.
David prijst de HEERE en wenst dat de HEERE hem (David) verlost uit alle nood.
David zegt dat hij één van deze dagen zal omkomen door Sauls
hand (zie 1 Sam. 27:1). Hij zoekt zijn toevlucht bij de Filistijnen, Israëls
vijanden bij uitstek. Hij gaat naar koning Achis, de koning van Gath, waar hij
al eens eerder bij geweest is. Als Saul dit hoort, gaat hij David niet
achterna. Achis geeft David Ziklag als woonplaats. Achis denkt in David een
goede bondgenoot gevonden te hebben in de strijd tegen Israël.
Als de Filistijnen zich in Sunem legeren en Saul het leger van
de Filistijnen ziet, wordt hij bang (zie 1 Sam. 28:5). Sauls knechten zeggen
dat er in Endor een vrouw is met een waarzeggende geest. Saul gaat naar die
vrouw. Hij vraagt aan haar om Samuël te laten verschijnen. Samuël zegt dat de
HEERE van Saul geweken is, de HEERE het koninkrijk aan David gegeven heeft en
Saul Amalek ten onrechte niet uitgeroeid heeft. Na dit bericht wordt Saul bang
en er is geen kracht meer in hem.
In het laatste hoofdstuk van 1 Samuël (hoofdstuk 31) lezen we
over het sterven van Saul. Op het gebergte Gilboa verliest Israël de slag met
de Filistijnen. Jonathan, Abinadab en Malchisua, drie zonen van Saul, worden
door de Filistijnen gedood. Saul wordt door de Filistijnen omsingeld. Saul kan
geen kant meer op en zegt dat hij niet door deze onbesnedenen (de Filistijnen)
gedood wil worden. Zijn wapendrager weigert Sauls verzoek en daarom maakt Saul
zelf een einde aan zijn eigen leven. Zijn wapendrager maakt vervolgens ook een
einde aan zijn eigen leven. De inwoners van Jabes in Gilead halen de lichamen
van Saul en van zijn zonen midden in de nacht van de muur van Beth-San en
verbranden deze lichamen. De beenderen worden onder het geboomte bij Jabes
begraven. De inwoners van Jabes vasten zeven dagen vanwege de dood van Saul en
van zijn zonen.
Machiel Lock
juli 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten