donderdag 2 juli 2020

Davids vlucht voor Saul

In mijn persoonlijk Bijbellezen ben ik nu in het bijzonder aan het lezen in de Psalmen. Veel Psalmen zijn geschreven door en/of gaan over David.

Meerdere Psalmen gaan over David, die op de vlucht is voor zijn vijanden (zie de eerste bijgevoegde foto bij dit bericht, vanuit de “Bijbel met uitleg”, p. 471). Zo heeft David Psalm 52 geschreven n.a.v. het verraad van Doëg de Edomiet (zie 1 Samuël 22:9-19), Psalm 54 n.a.v. het verraad van de Zifieten (zie 1 Samuël 23:19; 26:1), Psalm 55 n.a.v. een verrader onder Davids kennissen (mogelijk Achitofel, zie 2 Samuël 15:31), Psalm 56 schreef David toen de Filistijnen hem gepakt hadden en hij ternauwernood van hen wist te ontkomen omdat hij zich ging gedragen als een dwaas (zie 1 Samuël 21:10-15), Psalm 57 n.a.v. Saul die op jacht was naar David en waarbij David zich schuilhield in een spelonk (zie 1 Samuël 22:1 en 24:3), Psalm 59 n.a.v. de boden die Saul naar Davids huis had gestuurd om David te doden (zie 1 Samuël 19:11), Psalm 60 n.a.v. Davids gevecht tegen de Syriërs en toen Joab terugkwam nadat hij 12.000 Edomieten in het Zoutdal verslagen had (mogelijk gaat 2 Samuël 8:13 over dezelfde geschiedenis, maar daar lezen we over 18.000 Edomieten en over David die hen versloeg) en Psalm 63 gaat over David die in de woestijn van Juda was, op de vlucht voor zijn vijanden. In de woestijn van Juda: dit kan de vlucht voor Saul zijn geweest (zie 1 Samuël 22:5; 23:14-15; 24:2).

David moet voortdurend op de vlucht voor Saul, de koning van Israël. Hij vlucht van hot naar her om aan de wrede Saul te ontkomen (zie de eerste bijgevoegde foto bij dit bericht, vanuit de “Bijbel met uitleg”, p. 475). De aanleiding hiervoor is de jaloersheid van Saul. David wint aan populariteit onder het volk Israël. Op een dag, als David en zijn manschappen terugkomen van het verslaan van de Filistijnen, trekken de vrouwen uit de steden van de Israël met gezang en reidans Saul tegemoet met muziek, terwijl ze zingen: "Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!" (zie 1 Sam. 18:6-7). Saul is daarover zo verbolgen dat hij David probeert te doden. David speelt elke dag op de harp. Saul probeert hem met een speer aan de wand te spietsen, maar het mislukt. Saul bespreekt met al zijn dienaren en met zijn zoon Jonathan om David te doden. Jonathan is echter bevriend met David. Saul stuurt boden naar het huis van David om David te bewaken en om hem te doden. Maar Davids vrouw Michal laat David door een venster naar beneden, waarna David op de vlucht slaat (zie 1 Sam. 19:12). David vlucht naar Samuël in Rama. Dit wordt aan Saul geboodschapt. Hij stuurt boden om David te halen, maar het lukt hen niet David mee te nemen. Ook Saul zelf lukt het niet.

Als David naar Nob vlucht, komt hij bij de priester Achimelech, een achterkleinzoon van Eli (zie 1 Sam. 21:1). Eén van de knechten van Saul, Doëg de Edomiet, merkt dit op. Hij verraadt David aan Saul. David vlucht vervolgens weer. Van Achimelech krijgt hij het zwaard van Goliath mee, dat in de tabernakel werd bewaard. David komt bij Achis, de koning van Gath (zie 1 Sam. 21:10). De knechten van Achis herkennen hem. Werd er immers niet gezongen: "Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?" David wordt dan erg bang. Hij gaat zich dan als een krankzinnige gedragen. Vervolgens gelooft Achis niet dat hij David is. David vlucht verder en komt in de grot van Adullam (zie 1 Sam. 22), waarnaar ook zijn broers en het hele huis van zijn vader komen. Daarnaast komen ongeveer 400 mannen bij David die gebukt gaan onder het beleid van Saul. Vervolgens zegt de profeet Gad tegen David dat hij naar het land van Juda moet gaan. Saul klaagt Achimelech aan, omdat die David geholpen heeft. Achimelech verdedigt David en zegt dat David hem (Saul) als zijn (Sauls) schoonzoon – Michal is een dochter van Saul – altijd trouw is geweest. Saul beveelt echter dat Achimelech en zijn hele huisgezin gedood moeten worden. Doëg vermoordt 85 priesters en vervolgens vermoordt hij iedereen in de stad Nob. Alleen Abjathar, een zoon van Achimelech, weet aan het bloedbad te ontkomen en vlucht naar David.

Even later trekt David naar de woestijn Zif en krijgt daar bezoek van Jonathan (zie 1 Sam. 23:14-28). De Zifieten gaan naar Saul in Gibea en ze verraden David aan Saul. Als David de woestijn Maon intrekt, lukt het Saul om David en zijn mannen te omsingelen. Op dat ogenblik komt een bode naar Saul en roept hem op om te komen, want de Filistijnen zijn Israël binnengevallen. Daarop staakt Saul zijn strijd tegen David en hij gaat de Filistijnen tegemoet. De plaats waar dit gebeurt, is men Sela-Machlekôth gaan noemen.

David trekt vandaar op en komt in de rotsvestingen van Engédi (zie 1 Sam. 24:1). Dat geeft men Saul te kennen. Saul neemt 3000 mannen uit geheel Israël om David en zijn mannen op te zoeken. Als Saul een spelonk binnengaat om zijn behoefte te doen, zeggen de mannen van David dat de HEERE zegt dat Hij Davids vijand in Davids hand geeft. David staat op en snijdt stilletjes een stukje van Sauls mantel af. David wil Saul echter niet doden, omdat Saul de gezalfde van de HEERE is. Als Saul de spelonk verlaat, spreekt David Saul aan. David geeft Saul aan dat hij (Saul) zich te veel laat beïnvloeden door mensen. Ook zegt David dat hij hem (Saul) bewust niet heeft gedood. Saul heeft vervolgens berouw en erkent dat David de nieuwe koning van Israël wordt.

Dit berouw van Saul is echter van korte duur. David houdt zich schuil op de heuvel Hachila; en de Zifieten (uit Juda, dezelfde stam als David!) verraden hem opnieuw bij Saul (zie 1 Sam. 26:1). Saul trekt er opnieuw op uit met 3000 mannen om David te doden. Als Saul ligt te slapen, neemt David Sauls waterkruik en speer mee, die hij laat zien aan Sauls generaal Abner als bewijs dat hij Saul bewust niet heeft gedood. Saul komt opnieuw tot inkeer. David prijst de HEERE en wenst dat de HEERE hem (David) verlost uit alle nood.

David zegt dat hij één van deze dagen zal omkomen door Sauls hand (zie 1 Sam. 27:1). Hij zoekt zijn toevlucht bij de Filistijnen, Israëls vijanden bij uitstek. Hij gaat naar koning Achis, de koning van Gath, waar hij al eens eerder bij geweest is. Als Saul dit hoort, gaat hij David niet achterna. Achis geeft David Ziklag als woonplaats. Achis denkt in David een goede bondgenoot gevonden te hebben in de strijd tegen Israël.

Als de Filistijnen zich in Sunem legeren en Saul het leger van de Filistijnen ziet, wordt hij bang (zie 1 Sam. 28:5). Sauls knechten zeggen dat er in Endor een vrouw is met een waarzeggende geest. Saul gaat naar die vrouw. Hij vraagt aan haar om Samuël te laten verschijnen. Samuël zegt dat de HEERE van Saul geweken is, de HEERE het koninkrijk aan David gegeven heeft en Saul Amalek ten onrechte niet uitgeroeid heeft. Na dit bericht wordt Saul bang en er is geen kracht meer in hem.

In het laatste hoofdstuk van 1 Samuël (hoofdstuk 31) lezen we over het sterven van Saul. Op het gebergte Gilboa verliest Israël de slag met de Filistijnen. Jonathan, Abinadab en Malchisua, drie zonen van Saul, worden door de Filistijnen gedood. Saul wordt door de Filistijnen omsingeld. Saul kan geen kant meer op en zegt dat hij niet door deze onbesnedenen (de Filistijnen) gedood wil worden. Zijn wapendrager weigert Sauls verzoek en daarom maakt Saul zelf een einde aan zijn eigen leven. Zijn wapendrager maakt vervolgens ook een einde aan zijn eigen leven. De inwoners van Jabes in Gilead halen de lichamen van Saul en van zijn zonen midden in de nacht van de muur van Beth-San en verbranden deze lichamen. De beenderen worden onder het geboomte bij Jabes begraven. De inwoners van Jabes vasten zeven dagen vanwege de dood van Saul en van zijn zonen.

Machiel Lock
juli 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten