zaterdag 20 juni 2020

Watersnoodramp 1953

Momenteel ben ik bezig met het lezen van een boek waar ik nog wel een week de tijd voor nodig heb om het uit te lezen. Daarom op deze zaterdag aandacht voor een boek dat ik eerder dit jaar heb gelezen. Dit boek gaat over "de Zeeuwse watersnoodramp" van februari 1953. De titel van het boek is: "Het water en de herinnering. De Zeeuwse watersnoodramp 1953-1993". Het boek is in 1993 geschreven door Selma Leydesdorff (1949). Zij is (of was) hoogleraar-directeur van het Belle van Zuylen Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Op de achterkant van het boek staat o.a.: "Door de gevolgde methode van 'oral history' is dit boek tegelijkertijd een herbezinning over de betekenis van herinneringen voor de omgang met het verleden."

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werd Nederland getroffen door een zo grote ramp, dat zij als de "Watersnoodramp" de geschiedenis in zou gaan: grote delen van Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland werden door de zee overspoeld (p. 23). Het boek beperkt zich tot Zeeland en het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. Op een aantal plaatsen in Brabant is een minstens zo groot aantal slachtoffers door de ramp gevallen (p. 21).

Leydesdorff schrijft dat de vloedgolf onverwachts kwam: de springvloed ging samen met een hevige noordwesterstorm, die het water van de Noordzee opstuwde in de richting van het Kanaal (p. 36). "In Zeeland woonden in die tijd rond de 273.690 mensen, van wie er 118.699 getroffen werden. Op Goeree-Overflakkee woonden 33.922 mensen van wie er 30.885 direct zo zwaar getroffen werden, dat hun huis onder water kwam. Er stierven 1835 mensen, onder wie 873 Zeeuwen. Het aantal getroffenen is veel groter. Want veel meer mensen zaten dagenlang opgesloten op een dak, angstig dat het huis onder hen zou instorten, of op een andere droge plek. Soms werden ze op wonderbaarlijke wijze gered. Velen verloren hun huis of zagen hun spulletjes besmeurd door modder en verzilt terug. Precieze aantallen zijn niet bekend, maar voor de evacués wordt het totale aantal van 72.000 genoemd, waarvan 22.570 uit de provincie Zeeland. Wanneer we naar deze ervaringen kijken en dan de slachtoffers tellen, dan gaat het om een Zeeuwse ramp. Geen provincie is in haar geheel zo zwaar getroffen. Relatief veel Zeeuwen woonden in een eigen huis, en dat maakte de subjectieve ervaring van verwoesting voor hen alleen maar erger" (pp. 36-37) Dat zijn hoge aantallen. Het bepaalt ons bij de broosheid van het leven. Door een natuurramp kan er plotseling een einde aan het leven komen. Overigens kan er in het geval van de Watersnoodramp van 1953 mijns inziens niet specifiek over een "Zeeuwse ramp" gesproken worden. Inderdaad is de provincie Zeeland het meest getroffen door deze ramp. Maar ook in met name de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant heeft de ramp veel slachtoffers gemaakt.

Terug naar de gevolgen van de Watersnoodramp. De Tweede Wereldoorlog was nog maar net (ca. 8 jaar) achter de rug, toen de Watersnoodramp zich voltrok. "De ramp verstoorde het alom heersende beeld van rechtlijnige evolutie, de culturele uiting van de na-oorlogse economische wederopbouw, die in de subjectieve beleving verweven was met een veel algemener idee van vooruitgang." (p. 37)

Het grootste deel van het boek van Selma Leydesdorff bestaat uit getuigenissen van getroffenen van de Watersnoodramp. Het is indrukwekkend om deze te lezen. De mensen die getroffen werden door de ramp en die nog in leven zijn, kunnen zich de ramp nog goed herinneren. Op de foto’s heb ik een mooi getuigenis van een toenmalige inwoner van Kortgene opgenomen (foto’s vanuit het boek, pagina’s 105 t/m 107). Hij was het oudste kind in een gezin met drie kinderen en het enige gezinslid die de ramp heeft overleefd. Toen het water over de zolder van hun huis ging, sprong hij uit het raam. Hij belandde in een straatje waar het ondiep was. Hij kwam uiteindelijk bij de molen terecht, waar een grote groep drenkelingen zat te wachten. Hij heeft de ramp dus wonderbaarlijk overleefd.
Veel overlevenden van de Watersnoodramp moesten evacueren. Evacueren betekende alles achterlaten, zonder te weten of men terug zou kunnen komen, en niemand wist hoe de boel dan zou worden aangetroffen (p. 163).

Aan het slot van haar boek "Het water en de herinnering. De Zeeuwse watersnoodramp 1953-1993" schrijft Selma Leydesdorff (over haar boek): “Dit boek kent geen conclusie, het biedt geen antwoord op de vraag wat de herinnering precies is, en ook niet op de vraag wat haar invloed is op de beleving van de huidige tijd. Wel is duidelijk dat de herinnering van de Zeeuwse eilandbewoners een eigen karakter heeft en dat ze, als we haar serieus nemen, knaagt aan het collectieve Nederlands gevoel over veiligheid. Veiligheid is nu eenmaal een illusie, ook die welke ontstaan is met de Deltawerken, want: ‘Je bent nooit ergens veilig. Of het nu water is of vuur of een atoombom of een weet ik het welke soort ziekte er ooit kan komen: waar is een mens veilig?’ (p. 252)

Om deze vraag te beantwoorden: echt veilig zijn we, om het met een regel van een lied te zeggen: in Jezus’ armen. Misschien lijkt dat wel te gemakkelijk gezegd. Maar het is voor iedereen duidelijk dat ons leven aan een zijden draadje hangt. Dat zien we nu ook met het coronavirus. En dan mogen er middelen gebruikt worden om ziektes en rampen zoveel mogen te bestrijden. Daar is niets mis mee. Maar garanties kunnen ons die middelen niet geven. Jezus biedt ons de garantie dat degenen die in Hem geloven, het eeuwige leven hebben (zie Johannes 6:47).

Machiel Lock

Geen opmerkingen:

Een reactie posten