In december jl. schreef ik over de begrippen “geloof” en “bekering”. Onlosmakelijk hieraan verbonden zijn de begrippen “rechtvaardiging” en “heiliging”. Romeinen 5:1 is een bekende tekst, waaruit duidelijk blijkt dat het geloof en de rechtvaardiging aan elkaar verbonden zijn (ik citeer uit de HSV): “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.” Dat de heiliging aan de rechtvaardiging verbonden is, blijkt duidelijk uit het volgende hoofdstuk (Romeinen 6), daarin maakt Paulus duidelijk dat wie gestorven is aan de zonde, niet in de zonde blijft leven.
In de “Beknopte
gereformeerde dogmatiek” behandelen dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema de
thema’s “rechtvaardiging” en “heiliging” direct na “Geloof en bekering” in
hetzelfde hoofdstuk (XII: “De leer van het heil”).
Het
onderstaande stuk beschrijf ik met behulp van wat meerdere theologen over de “rechtvaardiging”
geschreven hebben. Achter “ML” zet ik mijn persoonlijke opmerkingen.
Een aantal
punten uit de “Beknopte gereformeerde dogmatiek” over de rechtvaardiging:
·
Rom. 3:26: de zondaar wordt gerechtvaardigd uit
het geloof in Jezus. Rom. 3:28: “door het geloof”, tegenover die uit de (werken
van de) wet. [ML: we worden gerechtvaardigd zonder de werken van de wet.]
·
Jezus Christus is de grond van de rechtvaardiging.
·
Rom. 4:25: Christus is overgeleverd om onze
overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging. Er is dus geen rechtvaardiging
buiten de relatie met Jezus Christus om.
·
Rom. 3:24: de rechtvaardiging geschiedt uit genade,
door de verlossing in Christus Jezus.
·
Rom. 5:9-10: we worden gerechtvaardigd door het
bloed van Christus. De rechtvaardiging sluit de verzoening in zich: de
opheffing van de verhouding van vijandschap.
·
Opmerkelijk is de parallel tussen “gerechtvaardigd
door het bloed van Christus” en “gerechtvaardigd door het geloof”. [ML: in Rom.
5:9 wordt ἐν gebruikt, dat vertaald kan worden met “door”.] In het geloof zijn
we betrokken op Christus, Die Zijn bloed voor ons heeft gestort.
·
Rom. 8:33-34: “Rechtvaardigen” betekent: “rechtvaardig
verklaren”, dat is het tegendeel van schuldig verklaren. Zie ook Matth. 12:37
en Rom. 5:16,18.
·
Rom. 5:1: degenen die rechtvaardig worden verklaard,
hadden het oordeel verdiend. De rechtvaardiging is dus een geschenk. Zij brengt
met de verandering van staat (rechtvaardig i.p.v. schuldig) ook een positieve
verhouding tot God mee. Paulus karakteriseert deze nieuwe verhouding tot God
als “vrede”.
·
“Rechtvaardigen” in de brieven van Paulus
betekent altijd: “Rechtvaardig verklaren door het toerekenen van de door
Christus met Zijn offer verworven gerechtigheid”.
·
Rom. 4:5-6: “rechtvaardigen” staat gelijk met en
bestaat altijd in: het rekenen tot gerechtigheid.
·
Rom. 4:5-8: de rechtvaardiging omvat de vergeving
van de zonden.
·
Rom. 8:17: wat God met het levensverbond beoogt,
wordt in de rechtvaardiging het deel van een zondaar. Het leven wordt hem
geschonken, het kindschap wordt hem toegekend, d.w.z. hij is een erfgenaam van
het eeuwige leven geworden.
·
Teksten uit het Oude Testament over “rechtvaardiging”:
Ps. 69:28,29; Jes. 45:25, wellicht ook Jes. 1:18, verder boetepsalmen als 32
(OT-verwoording van 1 Joh. 1:9), 130 en 143. Hierin wordt de naam van Christus
nog niet genoemd. Wel is het Jezus Zelf, Die de rechtvaardiging van de goddeloze
verkondigt. In Jes. 53:10-12 wordt Gods rechtvaardiging in verband gebracht met
de lijdende Knecht des HEEREN.
·
In het OT wordt vaak over Gods gerechtigheid gesproken.
Deze gerechtigheid kan een straffende gerechtigheid zijn, maar wordt ook ter
sprake gebracht als pleitgrond in het gebed om hulp en redding. Gods heil wordt
aangekondigd als Zijn gerechtigheid (zie Jes. 46:13). De messiaanse Koning zal
de armen in gerechtigheid richten (zie Jes. 11:1-5). In de uitdrukking “Gods
gerechtigheid” ligt dan al het heil in Christus opgesloten, zoals Hij dat krachtens
Zijn recht mensen toezegt en deelachtig maakt.
· Romeinen 3:28 en Jakobus 2:24 zijn dikwijls als niet met elkaar te verenigen tegenstellingen besproken. Beiden verwijzen naar Abraham: Paulus voor de rechtvaardiging zonder werken, dus alleen uit het geloof, Jakobus voor de rechtvaardiging uit geloof én werken. [ML: Puur woordelijk gezien spreken Paulus en Jakobus inderdaad verschillend, zie Rom. 4:1-3 en Jak. 2:23-24. We moeten echter letten op de “Sitz im Leben” in Romeinen, die verschilt met die in Jakobus, zo schrijft dr. L. Floor in “Jakobus. Brief van een broeder”: Paulus richt zich tot de judaïsten die meenden dat gerechtigheid door strenge wetsonderhouding te verwerven is, Jakobus maakt duidelijk dat een zondige levenspraktijk niet kan samengaan met het geloof.] Paulus strijdt tegen het nomisme dat op de werken vertrouwt. Paulus weet echter ook wel dat geloof niet alleen blijft, maar in de liefde werkt en zich openbaart (zie Gal. 5:6), in de vrucht van de Geest (zie Gal. 5:22). Jakobus maakt duidelijk dat het levende geloof vrucht draagt.
Dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi schrijven in de “Christelijke dogmatiek” dat de wijze waarop wij dankzij Christus deelkrijgen aan de gerechtigheid van God blijkens Romeinen 4 die van de toerekening is. Zij schrijven dat Luther zegt dat de gelovige rechtvaardig is vanwege Gods belofte van vrijspraak die hij gelovig aanvaardt, maar de gelovige blijft in zichzelf een zondaar: “simul iustus ac peccator”: “tegelijkertijd rechtvaardige en zondaar”. Luther en Calvijn zien het zo, dat wie eenmaal gerechtvaardigd is door het geloof, als vanzelf gaat streven naar het goede. In dit verband spreekt Calvijn van een “tweevoudige genade” (duplex gratia): wij worden door Christus gerechtvaardigd en door de Heilige Geest geheiligd (zie Institutie, III.11.1). Calvijn laat de wedergeboorte aan de rechtvaardiging voorafgaan, omdat het geloof waardoor wij de gerechtigheid in Gods barmhartigheid genadig verkrijgen, niet vrij van goede werken kan zijn. Volgens de rooms-katholieke theologie worden we niet gerechtvaardigd door alleen het geloof, maar ook door onze goede werken. [ML: Hiervoor is iets te zeggen vanuit Jakobus 2:14-26. Punt is alleen: de werken zijn niet te danken aan onze eigen prestaties, maar zijn vruchten van het geloof. In Efeze 2:10 maakt Paulus ook duidelijk dat wij in Christus Jezus geschapen zijn om goede werken te doen. Door het geloof worden we zalig, maar dat geloof is de gave van God. We worden gerechtvaardigd door het geloof, maar dat geloof brengt altijd goede werken voort.]
Herman Bavinck schrijft in zijn “Gereformeerde dogmatiek” dat het geloof in God, Die wonderen doet, Die de doden levend maakt, Die de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren, en die de goddeloze rechtvaardigt. Er is met de rechtvaardiging nog een andere weldaad verbonden, schrijft Bavinck: de toekenning van het recht op het eeuwige leven, oftewel de aanneming tot kinderen, door Paulus direct naast de verlossing van de wet genoemd, zie Gal. 4:5.
De volgende
keer hoop ik het thema “heiliging” te behandelen.
Machiel Lock
februari 2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten